ESP Lancia Thema 2013 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2013, Model line: Thema, Model: Lancia Thema 2013Pages: 380, PDF Size: 3.9 MB
Page 55 of 380

Naargelang de ernst en de aard van de
botsing kan het opblaasmechanisme
van de zijairbag aan de zijde van de
botsing geactiveerd worden, waar-
door een hoeveelheid niet-giftig gas
vrijkomt. De geactiveerde aanvul-
lende zijairbag in de stoel komt via de
stoelnaad naar buiten in de ruimte
tussen de inzittende en het portier. De
aanvullende zijairbags in de stoelen
worden volledig opgeblazen in onge-
veer 10 milliseconden. De zijairbag
beweegt zo snel en krachtig dat deze
letsel kan veroorzaken wanneer de in-
zittende niet goed in de stoel zit, of
wanneer zich voorwerpen bevinden in
de ruimte waar de airbag wordt opge-
blazen. Dat geldt vooral voor kinde-
ren.
Opblaasmodules voor
aanvullende gordijn-zijairbags
Tijdens aanrijdingen waarbij de bot-
sing beperkt blijft tot een bepaalde
zone aan de zijkant van de auto, zal de
controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden mogelijk de aanvul-
lende gordijn-zijairbags opblazen. Dit
is afhankelijk van de kracht en de
aard van de botsing. In deze gevallenblaast de controller van het beveili-
gingssysteem voor inzittenden alleen
de gordijn-zijairbag op aan de zijde
van de botsing.
Een grote hoeveelheid niet-giftig gas
wordt gegeneerd om de gordijn-
zijairbag op te blazen. De gordijn-
zijairbag drukt de buitenrand van de
hemelbekleding opzij en bedekt het
zijraam. De airbag wordt in circa 30
milliseconden opgeblazen (ongeveer
een kwart van de tijd die nodig is om
met de ogen te knipperen). Dit ge-
beurt met zoveel kracht dat letsel kan
worden veroorzaakt als de inzittende
niet correct op de stoel zit en/of de
veiligheidsgordel niet op de juiste
wijze draagt, of wanneer zich voor-
werpen bevinden in de ruimte waarin
de airbag wordt opgeblazen. Dat geldt
vooral voor kinderen. De gordijn-
zijairbag heeft na het opblazen slechts
een dikte van circa 9 cm.
Omdat airbagsensoren de vertraging
van het voertuig in de loop van de tijd
meten, zijn de snelheid van het voer-
tuig en de schade op zichzelf geen
goede indicatoren voor de noodzaak
van het wel of niet opblazen van een
airbag.
OPMERKING: Wanneer het voer-
tuig over de kop slaat, kunnen de
gordelspanners en/of de aanvul-
lende zijairbags in de voorstoelen
en de extra gordijn-zijairbags
worden geactiveerd aan beide zij-
den van de auto.
Sensoren voor frontale en
zijdelingse botsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen
kunnen de botsingsensoren de con-
troller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden helpen bij het bepa-
len van de juiste reactie op de botsin-
gen.
Uitgebreid
ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opbla-
zen van de airbags zal de controller
van het beveiligingssysteem voor in-
zittenden, als het communicatienet-
werk en de voeding intact blijven en
49
Page 56 of 380

afhankelijk van de aard van de bot-
sing, bepalen of het uitgebreide onge-
lukkenresponssysteem de volgende
functies uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motorafsluiten.
De waarschuwingsknipperlichten inschakelen zo lang de accu energie
heeft of het contact wordt afgezet.
De interieurverlichting inschakelen zolang de accu werkt of totdat de
contactsleutel wordt verwijderd.
De portieren automatisch ontgren- delen.
Om de functies van het uitgebreide
ongelukkenresponssysteem na een in-
cident te resetten, moet u de contact-
schakelaar van de stand IGN ON in de
stand IGN OFF zetten.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde
frontairbags is zodanig uitgevoerd,
dat deze airbags na het opblazen on-
middellijk leeglopen. OPMERKING: De front- en/of
zijairbags worden niet bij alle bot-
singen opgeblazen. Dit houdt ech-
ter niet in dat het airbagsysteem
niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags
worden opgeblazen, kan zich het vol-
gende voordoen:
Het nylon van de airbag kan soms
schaafwonden en/of een rode huid
veroorzaken bij de bestuurder en de
voorpassagier tijdens het opblazen
van de airbags. De schaafwonden
lijken op de wonden die u oploopt als
u zich schaaft aan een touw, de
vloerbedekking of op de vloer van
een gymnastiekzaal. Deze schaaf-
wonden worden niet veroorzaakt
door contact met chemische stoffen.
De schaafwonden zijn niet blijvend
en genezen normaal gesproken snel.
Als uw schaafwonden echter na en-
kele dagen nog niet zijn genezen of
als u last hebt van blaren, raadpleeg
dan onmiddellijk een arts.Wanneer de airbags leeglopen ziet u
mogelijk zwevende stofdeeltjes die op rook lijken. Dit stof is een nor-
maal bijproduct van het activerings-
proces voor het niet-giftige opblaas-
gas. Deze zwevende stofdeeltjes
kunnen de huid, ogen, neus of keel
irriteren. Spoel met koud water als u
last hebt van geïrriteerde ogen of
huid. Zorg voor frisse lucht bij neus-
of keelirritaties. Raadpleeg uw huis-
arts als de irritatie blijvend is. Als
deze deeltjes op uw kleding terecht-
komen, volg dan de gebruikelijke
wasvoorschriften van de kledingfa-
brikant om de kleding te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags
zijn geactiveerd. Als u dan opnieuw
bij een aanrijding betrokken raakt,
zullen de airbags geen enkele bescher-
ming bieden.WAARSCHUWING!
Eenmaal geactiveerde airbags en
gordelspanners hebben geen enkel
effect bij een volgende aanrijding.
Laat de airbags, gordelspanners en
het oprolmechanisme van de veilig-
heidsgordels voorin onmiddellijk
vervangen door een erkende dealer.
(Vervolgd)
50
Page 58 of 380

OPMERKING: Als de snelheids-
meter, toerenteller of andere me-
ters voor motorfuncties niet wer-
ken, is het mogelijk dat ook de
controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden niet werkt.
De airbags zijn dan mogelijk niet
gereed om u te beschermen. Con-
troleer onmiddellijk de zekering-
houder op doorgeslagen zekerin-
gen. Raadpleeg het etiket aan de
binnenkant van het deksel van de
zekeringhouder voor de juiste air-
bagzekeringen. Laat uw erkende
dealer controleren of de zekering
nog goed is.
Event Data Recorder (EDR)
Deze auto is uitgerust met een Event
Data Recoder (EDR). De belangrijk-
ste taak van de EDR is het registreren
van gegevens die duidelijk maken hoe
een voertuigsysteem zich heeft gedra-
gen bij aanrijdingen of bijna-
aanrijdingen, zoals de activering vanairbags of een botsing tegen een ob-
stakel. De EDR is ontworpen om kort-
stondig, meestal 30 seconden of kor-
ter, gegevens te registreren die
verband houden met de dynamiek en
veiligheidssystemen van de auto. De
EDR in deze auto is ontworpen om
gegevens te registreren die onder meer
antwoord geven op de volgende vra-
gen:
Hoe hebben diverse systemen in uw
auto zich gedragen?
Waren de veiligheidsgordels van de bestuurder en passagier
vastgegespt?
Hoe ver (indien van toepassing) trapte de bestuurder het gas- en/of
rempedaal in?
Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen aan
een beter inzicht in de omstandighe-
den waaronder botsingen en letsel
ontstaan. OPMERKING: De EDR-gegevens
worden uitsluitend bij werkelijke
ongevalsituaties. Onder normale
rijomstandigheden registreert de
EDR geen gegevens en er worden
geen persoonlijke gegevens, zoals
naam, geslacht, leeftijd en onge-
vallocatie geregistreerd. Het is
echter wel mogelijk dat anderen,
bijvoorbeeld de politie, de EDR-
gegevens combineren met de per-
soonsgegevens die standaard wor-
den opgevraagd na ongevallen.
Voor het uitlezen van de geregis-
treerde EDR-gegevens is toegang tot
de auto of de EDR en speciale appa-
ratuur nodig. Naast de fabrikant van
de auto kunnen ook anderen die over
deze speciale apparatuur beschikken,
zoals de politie, de EDR-gegevens le-
zen indien zij toegang hebben tot de
auto of de EDR.
52
Page 59 of 380

KINDERZITJES
Iedereen in uw auto moet altijd een
veiligheidsgordel dragen, ook baby's
en kinderen.
Kinderen van 12 jaar en jonger moe-
ten altijd goed vastgegespt op de ach-
terbank zitten. Statistieken tonen aan
dat kinderen beter beschermd zijn
wanneer ze op de achterbank zijn
vastgegespt en niet op de voorstoelen.
WAARSCHUWING!
“Zeer gevaarlijk! Plaats nooit eenkinderzitje tegen de rijrichting in
op een stoel die is beveiligd door
een frontairbag!” Lees ook de in-
formatiestickers op de zonneklep
en het portiersluitvlak.
Bij een aanrijding kan een niet- vastgegespt kind of zelfs een baby
als een projectiel naar voren wor-
den geslingerd. Bij een aanrijding
kan zo veel kracht nodig zijn om
een baby op uw schoot te houden
dat u het kind onmogelijk kunt
vasthouden, hoe sterk u ook bent.
De baby en andere inzittenden
kunnen zo ernstig gewond raken.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Voor elk kind in uw auto moet u
het bijbehorende kinderzitje ge-
bruiken, overeenkomend met de
grootte van het kind.
Er zijn verschillende typen kinderzit-
jes in verschillende maten verkrijg-
baar, van zitjes voor baby’s tot oudere
kinderen die bijna groot genoeg zijn
om een veiligheidsgordel voor volwas-
senen te dragen. Lees altijd de hand-
leiding van het kinderzitje om te con-
troleren of het geschikt is voor het
kind. Gebruik het juiste kinderzitje
voor het kind.
53
Page 64 of 380

aanschaf te controleren of het kin-
derzitje goed te bevestigen is in de
auto waarin u het gaat gebruiken.
Het kinderzitje moet geschikt zijn voor het gewicht en de lengte van
het kind. Controleer de sticker op
het zitje en let op de limieten voor
gewicht en lengte.
Volg nauwkeurig de instructies van de fabrikant wanneer u een kinder-
zitje installeert. Als u het zitje niet
op de juiste wijze installeert, func-
tioneert het mogelijk niet wanneer
dat nodig is.
Gesp het kind in het zitje vast vol- gens de aanwijzingen van de fabri-
kant van het zitje.WAARSCHUWING!Wanneer u het baby- of kinderzitje
niet gebruikt, zet dit dan vast met de
veiligheidsgordel of verwijder het uit
de auto. Laat het zitje nooit los in de
auto liggen. Bij een noodstop of aan-
rijding kan het zitje de inzittenden of
de rugleuningen van de stoelen raken
en ernstig letsel veroorzaken.
ISOFIX — Bevestigingssysteem
voor kinderzitjes
De achterbank van uw auto is uitge-
rust met het zogeheten ISOFIX-
bevestigingssysteem voor kinderzit-
jes. Met het ISOFIX-systeem kunnen
kinderzitjes worden geïnstalleerd
zonder gebruik te maken van de au-
togordels. Hierbij wordt het kinder-
zitje aan de auto bevestigd met anker-
punten onder en bevestigingsbanden
boven.
Tegenwoordig zijn ISOFIX-
compatibele kinderzitjes verkrijg-
baar. Aangezien de introductie van de
lage verankeringspunten enkele jaren
zal vergen, zullen kinderzitjes met be-
vestigingen voor dergelijke veranke-
ringspunten voorlopig ook voorzie-
ningen hebben voor bevestiging met
behulp van de veiligheidsgordels.
Kinderzitjes voorzien van bevesti-
gingsbanden en haken voor bevesti-
ging aan de bovenste ankerbanden
zijn al langere tijd leverbaar. Een
groot aantal fabrikanten van kinder-
zitjes levert inmiddels voor sommige
oudere typen kinderzitjes een
uitbreidings- of aanpassingsset met bevestigingsbanden. Maak gebruik
van alle beschikbare bevestigings-
middelen om het kinderzitje stevig in
de auto te bevestigen.
Alle drie de zitplaatsen op de achter-
bank hebben lage verankeringspun-
ten die geschikt zijn voor ISOFIX-
compatibele kinderzitjes. Zorg bij het
bevestigen van twee ISOFIX-
compatibele kinderzitjes dat ze nooit
een laag verankeringspunt delen. Als
u kinderzitjes op aangrenzende zit-
plaatsen installeert of als uw kinder-
zitjes niet ISOFIX-compatibel zijn,
bevestig de zitjes dan met de veilig-
heidsgordels.
ISOFIX-ankerpunten
58
Page 66 of 380

WAARSCHUWING!
Als een bevestigingsband verkeerd
is vastgemaakt, zal het kind het
hoofd misschien te veel kunnen be-
wegen en kan het kind letsel oplo-
pen. Gebruik alleen de ankerpun-
ten direct achter het kinderzitje om
de bovenste bevestigingsband van
het kinderzitje vast te maken.
OPMERKING:
Voorkom dat de bevestigings- band in de opening tussen de
rugleuningen van de achterbank
verdwijnt wanneer u de band
strak trekt.
Wanneer u het ISOFIX- bevestigingssysteem gebruikt om een kinderzitje te installe-
ren, moet u ervoor zorgen dat
alle veiligheidsgordels die op
dat moment niet worden ge-
bruikt, buiten het bereik van
kinderen worden gehouden. Het
is raadzaam voordat het kinder-
zitje wordt aangebracht de vei-
ligheidsgordel achter het zitje
om vast te gespen, buiten bereik
van het kind. Als de vastgegespte
veiligheidsgordel in de weg zit
bij de installatie van het kinder-
zitje, leidt u de veiligheidsgordel
door de gordelopening van het
kinderzitje en gespt u deze ver-
volgens vast, in plaats van de
veiligheidsgordel achter het zitje
te leiden. Hierdoor blijft de vei-
ligheidsgordel buiten bereik van
een nieuwsgierig kind. Wijs alle
kinderen in de auto erop dat een
veiligheidsgordel geen speel-
goed is, en dat ze er niet mee
mogen spelen. Laat kinderen
nooit zonder begeleiding achter
in de auto.
WAARSCHUWING!
Onjuiste bevestiging aan de
ISOFIX-ankerpunten kan ertoe lei-
den dat het kinderzitje niet goed
functioneert. Het kind kan daar-
door ernstig of zelfs dodelijk letsel
oplopen. Volg daarom bij de beves-
tiging van een kinderzitje nauw-
keurig de aanwijzingen van de fa-
brikant.
Kinderzitjes installeren met de
veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels op de passa-
gierszitplaatsen achterin zijn voorzien
van een automatisch blokkerend op-
rolmechanisme, dat wordt gebruikt
voor het bevestigen van een kinder-
zitje. Bij deze gordeltypen kan het
heupgedeelte van de gordel stevig
rond het kinderzitje worden getrok-
ken, zodat geen borgklem gebruikt
hoeft te worden. Het automatisch
blokkerend oprolmechanisme produ-
ceert een ratelend geluid als u de gor-
del helemaal uit het oprolmechanisme
trekt en vervolgens de gordel laat te-
rugrollen. Raadpleeg de paragraaf
"Automatische blokkeerfunctie" voor
Laagste stand verstelbare hoofdsteun
60
Page 67 of 380

meer informatie over het automatisch
blokkerend oprolmechanisme. In on-
derstaande tabel worden de zitplaat-
sen vermeld met een automatisch
blokkerend oprolmechanisme (ALR)
of een geschakelde gordelspanner.
Be-
stuur-
derMid-
den
Passa-
gier
Eerste
rij N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Tweede
rij ALR ALR ALR
N.v.t. — Niet van toepassing
ALR — Automatisch blokkerend oprolmechanisme
Kinderzitje met een automatisch
blokkerend oprolmechanisme instal-
leren:
1. Voor de installatie van een kinder-
zitje met automatisch blokkerend op-
rolmechanisme trekt u voldoende gor-
delband uit het oprolmechanisme om
deze door de gordelopening van het
kinderzitje te kunnen leiden. Schuif
de gesp in de gespsluiting totdat u een 'klik' hoort. Trek daarna de hele gor-
delband uit het oprolmechanisme en
laat de gordel vervolgens terugrollen
in het mechanisme. Terwijl de gordel
wordt opgerold hoort u een ratelge-
luid. Dit geeft aan dat de automati-
sche blokkeerfunctie is geactiveerd.
2. Trek daarna aan eventuele slappe
delen van de gordel om het heupge-
deelte rond het kinderzitje strak te
trekken. Veiligheidsgordels gaan in de
loop van de van losser zitten. Daarom
dient u de gordel af en toe te contro-
leren en, indien nodig, aan te trekken.
Op de achterbank is het soms lastig
om de driepuntsgordel strak om het
kinderzitje aan te trekken, doordat
de gesp of de gespsluiting zich te
dicht bij de gordelopening op het
zitje bevindt. Maak dan de gesp los
uit de gespsluiting en draai het korte
gordelgedeelte aan de sluitingzijde
enkele keren rond om dit gedeelte
korter te maken. Zet de gesp weer
vast in de gespsluiting, met de ont-
grendelknop naar buiten gericht.Als u de gordel nog steeds niet kunt
aantrekken of als door trekken en duwen aan het kinderzitje de gordel
loskomt, maak dan de gesp los uit de
sluiting. Draai vervolgens de gesp-
sluiting om en steek de gesp opnieuw
in de sluiting. Als het kinderzitje dan
nog steeds niet stevig is vastgezet,
probeer dan een andere zitpositie.
Een bevestigingsband van een kinder-
zitje bevestigen:
1.
Draai de afdekking om het anker-
punt vrij te maken achter de zitplaats
waarop u het kinderzitje wilt plaatsen.Vastmaken van de bevestigingsband1 — Afdekking A — Haak van bevestigingsband
3 — Bevesti-
gingsband B — Ankerpunt
voor bevesti-
gingsband
61
Page 68 of 380

2. Leid de bevestigingsband volgens
de kortste weg vanaf het ankerpunt
naar het kinderzitje.
3. Maak haak van de bevestigings-
band (A) van het kinderzitje vast aan
het ankerpunt (B) en trek de band
strak overeenkomstig de instructies
van de fabrikant van het kinderzitje.
OPMERKING: Voorkom dat de
bevestigingsband in de opening
tussen de rugleuningen van de
achterbank verdwijnt wanneer u
de band strak trekt.WAARSCHUWING!
Als een bevestigingsband verkeerd
is vastgemaakt, zal het kind het
hoofd misschien te veel kunnen be-
wegen en kan het kind letsel oplo-
pen. Gebruik alleen de ankerpun-
ten direct achter het kinderzitje om
de bovenste bevestigingsband van
het kinderzitje vast te maken.
Vervoer van huisdieren
Een huisdier kan letsel oplopen als
een frontairbag wordt opgeblazen.
Een niet-aangelijnd huisdier kan bij een noodstop of aanrijding als een
projectiel door de auto worden geslin-
gerd en letsel oplopen of een passagier
verwonden.
Huisdieren moeten aangelijnd meerij-
den op de achterbank of in een speci-
ale reismand die is bevestigd met de
veiligheidsgordels.
AANBEVELINGEN VOOR
INRIJDEN
De motor en aandrijflijn (overbren-
ging en as) van uw auto vereisen geen
lange inrijperiode.
Rijd de eerste 500 km rustig. Na de
eerste 100 km kunt u het beste een
snelheid tot 80 à 90 km/u aanhouden.
Terwijl u met constante snelheid rijdt,
draagt nu en dan kort accelereren met
plankgas, binnen de grenzen van de
geldende verkeersregels, bij aan een
goed inrijdproces. Accelereren met
plankgas in een lage versnelling kan
schadelijk zijn en moet worden ver-
meden.
De motorolie die in de fabriek in de
motor is aangebracht, is een energie-
besparend smeermiddel van een hoge
kwaliteit. Houd bij het verversen van
de olie rekening met de het te ver-
wachten klimaat waarin de auto
wordt gebruikt. Raadpleeg de para-
graaf "Onderhoudsprocedures" in het
hoofdstuk "Onderhoud van uw auto"
voor de aanbevolen viscositeit en
kwaliteitsklassen. GEBRUIK NOOIT
NIET-REINIGENDE OF ONVER-
MENGDE MINERALE OLIËN.
Een nieuwe motor verbruikt tijdens
de eerste paar duizend kilometers mo-
gelijk iets meer olie. Dat is bij het
inrijden normaal en duidt niet op een
probleem.
Aanvullende vereisten voor
een dieselmotor
Vermijd bij de eerste 1500 km zware
belastingen, zoals bijvoorbeeld rijden
met volgas. Blijf onder 2/3 van het
maximale toelaatbare toerental voor
iedere versnelling. Schakel op het
juiste moment. Schakel niet terug om
af te remmen op de motor.
62
Page 71 of 380

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Controleer regelmatig of de mat- ten nog correct zijn bevestigd.
Matten die zijn verwijderd om te
worden gereinigd, moeten altijd
op de juiste wijze opnieuw wor-
den geplaatst en vastgemaakt.
Voorkom te allen tijde dat er tij- dens het rijden voorwerpen kun-
nen vallen in de voetruimte van
de bestuurder. Deze voorwerpen
kunnen beklemd raken onder het
rem- en gaspedaal, waardoor u de
controle over de auto verliest.
Bevestigingspunten moeten, in- dien nodig, op de juiste wijze wor-
den aangebracht als deze niet af
fabriek aanwezig zijn.
Als de vloermatten niet op de juiste
wijze worden geplaatst of beves-
tigd, kan de beweging van het rem-
en gaspedaal worden belemmerd,
waardoor u de controle over de auto
verliest. Veiligheidscontroles buiten
de auto
Banden
Controleer de banden op overmatige
of ongelijkmatige slijtage. Controleer
de banden op stenen, spijkers, glas of
andere voorwerpen die in het loop-
vlak of de wang vast zijn blijven zit-
ten. Controleer het loopvlak op sne-
den en scheuren. Controleer de
wangen op sneden, scheuren en bob-
bels. Controleer of de wielmoeren ste-
vig zijn aangedraaid. Controleer de
bandenspanning (met inbegrip van
het reservewiel) wanneer de banden
koud zijn.
Verlichting
Laat iemand de werking van de rem-
en buitenverlichting controleren ter-
wijl u in de auto de verlichting be-
dient. Controleer de controlelampjes
voor de richtingaanwijzers en het
grootlicht op het instrumentenpaneel. Portiersloten
Controleer of de portieren goed slui-
ten en worden vergrendeld.
Vloeistoflekkage
Kijk na een nacht parkeren onder de
auto. Controleer op brandstof-,
koelvloeistof-, olie- of andere vloei-
stoflekkage. Ook als u een benzine-
lucht ruikt of lekkage van brandstof
of rem- of stuurbekrachtigingsvloei-
stof (2500/3500) vermoedt, moet di-
rect de oorzaak worden opgespoord
en verholpen.
65
Page 74 of 380

BEDRIJFSMODI . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .82
UCONNECT™ PHONE (8.4/8.4N) . . . . . . . . . . . . . .83
UCONNECT TOUCH™ 8.4/8.4 Nav . . . . . . . . . . .83
BEDIENING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .85
FUNCTIES TELEFOONGESPREKKEN . . . . . . . .92
FUNCTIES VAN UCONNECT™ PHONE . . . . . . .95
GEAVANCEERDE TELEFOONVERBINDINGEN . . .98 WAT U MOET WETEN OVER UCONNECT™PHONE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .98
ALGEMENE INFORMATIE . . . . . . . . . . . . . . . .104
SPRAAKHERKENNING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .104
Uconnect Touch™ 8.4/8.4 Nav . . . . . . . . . . . . .104
Spraakbedieningsopdrachten van Uconnect™ . . .105 Structuur gesproken opdrachten . . . . . . . . . . .106
STOELEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .117
ELEKTRISCH VERSTELBARE STOELEN . . . .117
ELEKTRISCHE LENDENSTEUN (voor bepaaldeuitvoeringen/landen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .119
STOELVERWARMING (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .119
STOELVENTILATIE (voor bepaalde uitvoeringen/ landen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .121
HOOFDSTEUNEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .122
NEERKLAPBARE ACHTERBANK . . . . . . . . . .123
GEHEUGENSTOEL (voor bepaalde uitvoeringen/ landen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .123
GEHEUGENFUNCTIE PROGRAMMEREN . . . . .124
68