lock Lancia Thema 2014 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2014, Model line: Thema, Model: Lancia Thema 2014Pages: 380, PDF Size: 3.73 MB
Page 18 of 380

UW SLEUTELS
Uw auto werkt met een startcontact
zonder sleutel. Dit systeem bestaat uit
een sleutelhouder met afstandsbedie-
ning en Keyless Ignition Node (KIN).
Functie Keyless Enter-N-Go™
Deze auto is uitgerust met de functie
Keyless Enter-N-Go™ (raadpleeg de
paragraaf "Keyless Enter-N-Go™" in
het hoofdstuk "Uw auto" voor meer
informatie hierover).
KEYLESS IGNITION NODE
(KIN) (Starten zonder
sleutel)
Met deze functie kan de bestuurder de
contactschakelaar bedienen door op
een knop te drukken, zolang de af-
standsbediening zich in het passa-
gierscompartiment bevindt.
Keyless Ignition Node (KIN) kan in
vier standen worden gezet. Drie van
deze standen worden aangeduid door
een label en door een lampje dat gaat
branden wanneer de stand is gekozen.
Deze drie standen zijn LOCK/OFF,ACC en ON/RUN. De vierde stand is
START. Tijdens het starten gaat het
lampje RUN branden.
OPMERKING: Wanneer de con-
tactschakelaar na het indrukken
van een toets niet reageert, is de
batterij van de afstandsbediening
(sleutelhouder) mogelijk bijna
leeg of leeg. Als dit het geval is, kan
de contactschakelaar ook op een
andere manier worden bediend.
Druk de voorzijde (zijde tegenover
de noodsleutel) van de sleutelhou-
der tegen de knop ENGINE
START/STOP om de contactscha-
kelaar te bedienen.
SLEUTELHOUDER
De sleutelhouder bevat ook de af-
standsbediening en de noodsleutel,
die in de achterzijde van de sleutel-
houder is ondergebracht.
Met de noodsleutel kunnen de portieren
worden geopend wanneer de accu van
de auto of de batterij van de sleutelhou-
der leeg is. Met de noodsleutel kan ook
het handschoenenkastje worden afge-
sloten. U kunt de noodsleutel bij u hou-
den als iemand anders de auto voor u
parkeert.
U verwijdert de noodsleutel uit de sleu-
telhouder door de mechanische ver-
grendeling aan de achterzijde van de
houder met uw duim opzij te schuiven
en de sleutel vervolgens met uw andere
hand uit de houder te trekken.
Keyless Ignition Node (KIN)
1 — LOCK/OFF
2 — ACC (ACCESSOIRESTAND)
3 — ON/RUN
Mechanische vergrendeling aan de
achterzijde van de sleutelhouder
12
Page 21 of 380

van uw auto. Een blanco sleutelhou-
der is een exemplaar dat niet eerder is
geprogrammeerd.
OPMERKING: Als de Sentry
Key® startonderbreker moet wor-
den gerepareerd, dient u alle sleu-
telhouders van de auto mee te
brengen naar de erkende dealer.
SLEUTELS LATEN
PROGRAMMEREN
Sleutelhouders of afstandsbedienin-
gen kunnen worden geprogrammeerd
door een erkende dealer.
ALGEMENE INFORMATIE
Sentry Key® werkt op een draaggolf-
frequentie van 433,92 MHz. De Sen-
try Key® startonderbreker wordt ge-
bruikt in de volgende Europese
landen waarvoor richtlijn 1999/5/EG
geldt: België, Croatië, Denemarken,
Duitsland, Finland, Frankrijk, Grie-
kenland, Hongarije, Ierland, Italië,
Luxemburg, Nederland, Noorwegen,
Oostenrijk, Polen, Portugal, Roeme-
nië, Rusland, Slovenië, Spanje, Tsje-
chië, het Verenigd Koninkrijk, Zwe-
den en Zwitserland.De werking moet voldoen aan de vol-
gende voorwaarden:
De apparatuur mag geen schade-
lijke interferentie veroorzaken.
De apparatuur moet eventuele ont- vangen interferentie tolereren, ook
interferentie die mogelijk een onge-
wenste werking veroorzaakt.
ALARMSYSTEEM
Het alarmsysteem bewaakt de portie-
ren, de motorkap en de bagageruimte
tegen ongeoorloofd openen en de Start/
Stop-knop van Keyless Enter-N-Go™
tegen onbevoegd gebruik. Als het
alarmsysteem is ingeschakeld, zijn de
schakelaars van de portiersloten en het
kofferdeksel in het interieur uitgescha-
keld. Wanneer het alarm afgaat, geeft
het alarmsysteem de volgende geluids-
en lichtsignalen: de claxon klinkt, de
parkeerlichten en/of richtingaanwij-
zers knipperen en het controlelampje
van het beveiligingssysteem in de in-
strumentengroep knippert.
ALARM OPNIEUW
INSCHAKELEN
Als het alarm afgaat en er geen actie
wordt ondernomen om het alarm te
uit te schakelen, schakelt het alarm-
systeem de claxon na 29 seconden uit.
Na nog eens 31 seconden worden ook
alle lichtsignalen uitgeschakeld,
waarna het alarmsysteem zichzelf
weer activeert.
ALARM INSCHAKELEN
Volg deze stappen om het alarmsys-
teem in te schakelen:
1. Zorg ervoor dat de contactschake-
laar in de stand "OFF" staat. (Raad-
pleeg de paragraaf "Startprocedures"
in het hoofdstuk "Starten en rijden"
voor meer informatie hierover.)
2. Sluit de auto op een van de vol-
gende manieren af:
op LOCK op de schakelaar
voor de centrale portiervergrendeling
in het interieur terwijl de bestuurders-
en/of passagiersportier is geopend.
15
Page 22 of 380

op de vergrendelknop op de
Passive Entry-portiergreep aan de
buitenzijde, terwijl een geldige sleu-
telhouder zich ook aan buitenzijde
bevindt (raadpleeg de paragraaf
"Keyless Enter-N-Go™" in het
hoofdstuk "Uw auto" voor meer in-
formatie hierover).
Druk op vergrendelknop op de af-
standsbediening.
3.
Sluit eventuele geopende portieren.
ALARM UITSCHAKELEN
Het alarmsysteem kan op de volgende
manieren worden uitgeschakeld:
Druk op de ontgrendelknop op deafstandsbediening.
Pak de Passive Entry Unlock- portiergreep vast (raadpleeg de pa-
ragraaf "Keyless Enter-N-Go™" in
het hoofdstuk "Uw auto" voor meer
informatie hierover).
Draai de contactschakelaar uit de stand OFF. Druk hiertoe op de
Start/Stop-knop van Keyless Enter-N-Go™ (hiertoe dient mini-
maal één geldige sleutelhouder in
de auto aanwezig te zijn).
OPMERKING:
Het alarmsysteem kan niet wor- den in- of uitgeschakeld via de
slotcilinder van het bestuur-
dersportier of de bagageruimte-
knop op de afstandsbediening.
Als het alarmsysteem is geacti- veerd, kunt u de portieren niet
ontgrendelen met de schake-
laars voor de centrale portier-
vergrendeling in het interieur.
Het alarmsysteem is bedoeld om uw
auto te beveiligen, maar er zijn om-
standigheden die een ongewenst
alarm veroorzaken. Als een van de
eerder beschreven procedures voor
het inschakelen van het alarm is uit-
gevoerd, zal het alarmsysteem worden
ingeschakeld, ongeacht of u zich in de
auto bevindt. Wanneer u dan in de
auto blijft zitten en vervolgens een
portier opent, gaat het alarm af. Als
deze situatie zich voordoet, schakel
dan het alarmsysteem uit. Wanneer het alarmsysteem is geacti-
veerd en de accu wordt losgekoppeld,
blijft het alarmsysteem actief nadat
de accu weer is aangesloten; de bui-
tenlampen knipperen en de claxon
geeft een geluidsignaal. Als deze situ-
atie zich voordoet, schakel dan het
alarmsysteem uit.
PREMIUM
BEVEILIGINGSSYSTEEM
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Het Premium beveiligingssysteem be-
waakt de portieren, motorkapver-
grendeling en achterklep van de auto
tegen toegang door onbevoegden en
de contactschakelaar tegen onbe-
voegd gebruik. Het systeem maakt te-
vens gebruik van een inbraaksensor
met dubbele functie en een voertuig-
kantelsensor. De inbraaksensor be-
waakt tegen beweging in het interieur
van de auto. De voertuigkantelsensor
bewaakt de auto tegen kantelbewe-
gingen (wegslepen, wielen verwijde-
ren, veerbootvervoer, enz.).
16
Page 23 of 380

Wanneer het beveiligingssysteem af-
gaat, gaan de koplampen branden,
klinkt het alarm en knipperen de rich-
tingaanwijzers en zijknipperlichten
gedurende 29 seconden. De verlich-
ting blijft vervolgens nog 5 seconden
knipperen. Het systeem herhaalt deze
procedure bij maximaal 8 inbraakpo-
gingen in alle standen (portier open,
beweging, motorkap open, etc.),
voordat het systeem weer moet wor-
den geactiveerd. Aan het einde van
elke activeringsgebeurtenis knippe-
ren de lichten gedurende 26 seconden.
ALARM INSCHAKELEN
Volg deze stappen voor het inschake-
len van het alarmsysteem:
1. Zorg ervoor dat de contactschake-
laar in de stand "OFF" staat. (Raad-
pleeg de paragraaf "Startprocedures"
in het hoofdstuk "Starten en rijden"
voor meer informatie hierover.)
2. Sluit de auto op een van de vol-
gende manieren af:
Druk op LOCK op de schakelaar
voor de centrale portiervergrendelingin het interieur terwijl de bestuurders-
en/of passagiersportier is geopend.
Druk op de vergrendelknop op de
Passive Entry-portiergreep aan de
buitenzijde, terwijl een geldige sleu-
telhouder zich ook aan buitenzijde
bevindt (raadpleeg de paragraaf
"Keyless Enter-N-Go™" in het
hoofdstuk "Uw auto" voor meer in-
formatie hierover).
Druk op vergrendelknop op de af-
standsbediening.
3. Sluit eventuele geopende portie-
ren.
OPMERKING:
Nadat het alarmsysteem is inge-
schakeld, blijft het ingeschakeld
totdat u het uitschakelt door een
van de beschreven uitschakel-
methoden te volgen. Als de elek-
trische voeding wegvalt nadat
het alarmsysteem is ingescha-
keld, moet u het systeem uit-
schakelen nadat de voeding is
hersteld om te voorkomen dat
het alarm afgaat. De ultrasone inbraaksensor (be-
wegingsdetector) bewaakt uw
auto actief elke keer wanneer u
het alarmsysteem inschakelt.
Indien gewenst kan de ultrasone
sensor en de voertuigkantelsen-
sor worden uitgeschakeld wan-
neer het alarmsysteem wordt in-
geschakeld. Om dit te doen,
drukt u drie keer op de vergren-
delknop van de afstandsbedie-
ning binnen 5 seconden nadat
het systeem is ingeschakeld (ter-
wijl het controlelampje van
alarmsysteem snel knippert).ALARM UITSCHAKELEN
Het alarmsysteem kan op de volgende
manieren worden uitgeschakeld:
Druk op de ontgrendelknop op deafstandsbediening.
Pak de Passive Entry Unlock- portiergreep vast, terwijl er zich
ook een sleutelhouder aan de bui-
tenzijde bevindt (raadpleeg
"Keyless Enter-N-Go™" in "Uw
auto" voor meer informatie
hierover).
17
Page 25 of 380

hoeft de afstandsbediening niet op de
auto te richten om het systeem te ac-
tiveren.
OPMERKING: Vanaf een rijsnel-
heid van 8 km/u reageert het sys-
teem op geen enkele knop van geen
enkele afstandsbediening meer.
PORTIEREN
ONTGRENDELEN
Druk eenmaal kort op de ontgrendel-
knop op de afstandsbediening om het
portier aan de bestuurderszijde te
ontgrendelen of druk tweemaal bin-
nen vijf seconden om alle portieren te
ontgrendelen. De richtingaanwijzers
knipperen om aan te geven dat hetontgrendelsignaal is ontvangen. Ook
de instapverlichting wordt ingescha-
keld.
Als de auto is uitgerust met Passive
Entry, raadpleeg dan de paragraaf
"Keyless Enter-N-Go™" in het
hoofdstuk "Uw auto" voor meer in-
formatie hierover.
1st Press of Key Fob Unlocks
(Ontgrendelen door eenmaal te
drukken op de sleutelhouder)
U kunt het afstandsbedieningssys-
teem zodanig programmeren dat na
één keer drukken op de ontgrendel-
knop van de afstandsbediening uit-
sluitend het bestuurdersportier of alle
portieren worden ontgrendeld. Als u
de huidige instelling wilt wijzigen,
raadpleegt u voor meer informatie de
paragraaf "Uconnect® instellingen"
in het hoofdstuk "Het instrumenten-
paneel".
Flash Headlights With Lock
(Knipperen bij vergrendelen)
Met deze functie knipperen de rich-
tingaanwijzers wanneer u de portie-
ren vergrendelt of ontgrendelt met deafstandsbediening. U kunt deze func-
tie in- en uitschakelen. Als u de hui-
dige instelling wilt wijzigen, raad-
pleegt u voor meer informatie de
paragraaf "Uconnect® instellingen"
in het hoofdstuk "Het instrumenten-
paneel".
Headlight Illumination on
Approach (Koplampen
inschakelen bij nadering)
Met deze functie worden de koplam-
pen ingeschakeld zodra u de portieren
ontgrendelt met de afstandsbedie-
ning. De koplampen blijven vervol-
gens maximaal 90 seconden branden.
De tijd van deze functie kan worden
geprogrammeerd bij auto's met
Uconnect®. Als u de huidige instel-
ling wilt wijzigen, raadpleegt u voor
meer informatie de paragraaf
"Uconnect® instellingen" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpa-
neel".
Sleutelhouder met afstandsbediening
19
Page 31 of 380

Ontgrendelen vanaf de bestuur-
derszijde
Houd een geldige afstandsbediening
met Passive Entry binnen 1,5 m van
de handgreep van het bestuurderspor-
tier en pak deze handgreep vast om
het bestuurdersportier automatisch te
ontgrendelen. De vergrendelknop aan
de binnenzijde van het portier komt
omhoog wanneer het portier wordt
ontgrendeld.OPMERKING: Als "alle portieren
ontgrendelen met eerste druk op
de ontgrendelknop" is geprogram-
meerd, worden alle portieren ont-
grendeld wanneer u de handgreep
van het bestuurdersportier vast-
pakt. Raadpleeg de paragraaf
"Uconnect® instellingen" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpa-
neel" voor meer informatie over de
keuze tussen "bestuurdersportier
ontgrendelen met eerste druk op
de ontgrendelknop" en "alle por-
tieren ontgrendelen met eerste
druk op de ontgrendelknop".
Ontgrendelen vanaf de passagiers-
zijde
Houd een geldige afstandsbediening
met Passive Entry binnen 1,5 m van
de handgreep van de passagierspor-
tier en pak de handgreep van het
voorste passagiersportier vast om alle
vier de portieren automatisch te ont-
grendelen. De vergrendelknop aan de
binnenzijde van het portier komt om-
hoog wanneer het portier wordt ont-
grendeld.OPMERKING: Alle portieren
worden ontgrendeld wanneer de
handgreep van het voorste passa-
giersportier wordt vastgepakt, on-
geacht de voorkeursinstelling van
de portierontgrendeling ("Unlock
Driver Door 1st press" (bestuur-
dersportier ontgrendelen met één
druk op de ontgrendelknop) of
"Unlock All Doors On 1st Press"
(alle portieren ontgrendelen met
één druk op de ontgrendelknop)).
Voorkomen dat de afstandsbedie-
ning met Passive Entry per onge-
luk in de auto wordt ingesloten
Om te voorkomen dat een afstandsbe-
diening met Passive Entry per onge-
luk wordt ingesloten in de auto, is het
Passive Entry-systeem uitgerust met
een automatische portierontgrende-
lingsfunctie, die in werking treedt
wanneer de contactschakelaar in de
stand OFF staat.
Als een van de autoportieren is ge-
opend en de schakelaar in het
bekledingspaneel wordt bediend om
Pak de portiergreep vast om te
ontgrendelen
25
Page 45 of 380

ACTIEF
MOTORKAPSYSTEEM
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Het actieve motorkapsysteem is be-
doeld om de bescherming van voet-
gangers te verhogen door de motor-
kap van de auto omhoog te laten
springen bij een aanrijding van een
voetganger of object. Het systeem
wordt automatisch geactiveerd wan-
neer de auto binnen een gespecifi-
ceerd snelheidsbereik rijdt. Het sys-
teem moet een verscheidenheid aan
voetgangers kunnen detecteren,
waardoor het ook mogelijk is dat an-
dere aangereden objecten het actieve
motorkapsysteem in werking stellen.
Sensoren en regeleenheden voor
activering
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden bepaalt of de
actuatoren moeten worden geacti-
veerd bij een frontale aanrijding. Op
basis van de signalen van de bot-
singsensoren bepaalt de controllervan het beveiligingssysteem voor in-
zittenden wanneer de actuatoren ge-
activeerd worden. De botsingsensoren
bevinden zich bij de voorbumper.
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden bewaakt de ge-
reedheid van de elektronische onder-
delen van het actieve
motorkapsysteem wanneer de con-
tactschakelaar in de stand START of
ON/RUN staat. Als de sleutel zich in
de stand LOCK, in de stand ACC, of
buiten het contact bevindt, is het ac-
tieve motorkapsysteem niet ingescha-
keld en zal de actieve motorkap niet
geactiveerd worden.
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden beschikt over
een reservevoeding, waardoor de ac-
tuatoren ook geactiveerd kunnen wor-
den wanneer de accu leeg is of is los-
gekoppeld.
Onderhoud van actief
motorkapsysteem
Als de controller van het beveiligings-
systeem voor inzittenden de actieve
motorkap heeft geactiveerd of een
storing in een van de onderdelen vanhet systeem detecteert, licht het waar-
schuwingslampje voor het airbagsys-
teem op en verschijnt (voor bepaalde
uitvoeringen/landen) het bericht
"SERVICE ACTIVE HOOD" (onder-
houd actieve motorkap noodzakelijk)
op het scherm van het elektronische
voertuiginformatiecentrum (EVIC).
Een enkel geluidssignaal klinkt als
het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem gaat branden na de
eerste keer starten. De module bevat
ook diagnosefuncties die het waar-
schuwingslampje voor het airbagsys-
teem laten branden wanneer een sto-
ring wordt geconstateerd die het
actieve motorkapsysteem zou kunnen
beïnvloeden. De diagnose meldt even-
eens de aard van het defect. Raad-
pleeg uw erkende dealer als het waar-
schuwingslampje voor het
airbagsysteem brandt of als het be-
richt "SERVICE ACTIVE HOOD"
(onderhoud actieve motorkap nood-
zakelijk) op het scherm van het elek-
tronische voertuiginformatiecentrum
(EVIC) wordt weergegeven.
Als de actieve motorkap geactiveerd
is, dient u de auto door een erkende
39
Page 143 of 380

INTERIEURVERLICHTING
De interieurverlichting wordt inge-
schakeld wanneer een portier wordt
geopend.
Om te voorkomen dat de accu leeg
raakt, wordt de interieurverlichting 10
minuten nadat u de contactschakelaar
in de stand LOCK hebt gezet automa-
tisch uitgeschakeld. Dit gebeurt als de
interieurverlichting handmatig werd
ingeschakeld of als een portier is ge-
opend. Dit geldt ook voor de verlichting
in het handschoenenkastje, maar niet
voor de verlichting in de bagageruimte.
Als u de interieurverlichting weer wilt
inschakelen, zet u de contactschakelaar
in de stand ON of bedient u de schake-
laar van de interieurverlichting.
Dimschakelaars
De dimschakelaar maakt deel uit van
de koplampschakelaar en bevindt
zich aan de linkerzijde van het instru-
mentenpaneel.Wanneer u bij ingeschakelde parkeer-
lichten of koplampen de linker dim-
schakelaar naar boven draait, neemt
de intensiteit van de verlichting van
het instrumentenpaneel en de beker-
houders toe.
Schakelaar voor sfeerverlichting
Draai de rechter dimschakelaar naar
boven of beneden om de intensiteitvan de portiergreepverlichting en de
sfeerverlichting in de dakconsole te
verhogen of te verlagen.
Interieurverlichting aan
Draai de linker dimschakelaar hele-
maal omhoog naar de tweede klik-
stand om de interieurverlichting in te
schakelen. Als de dimschakelaar in
deze stand staat, blijft de interieurver-
lichting ingeschakeld.
Interieurverlichting uit
Draai de linker dimschakelaar naar
de uit-stand (laagste stand). De inte-
rieurverlichting blijft nu uit wanneer
een portier wordt geopend.
Dimschakelaars
Dimmer instrumentenpaneel
Dimschakelaar voor portiergreep-/
sfeerverlichting
137
Page 176 of 380

OPMERKING: Als de zonwering
is gesloten wanneer de schakelaar
wordt ingedrukt, zal de zonwering
automatisch tot halverwege ope-
nen, voordat het zonnedak in de
ventilatiestand beweegt.
KLEMBEVEILIGING
Deze functie zorgt ervoor dat obsta-
kels in de opening van het zonnedak
worden gedetecteerd bij gebruik van
de functie Snel sluiten. Als een obsta-
kel in de baan van het zonnedak
wordt gedetecteerd, trekt het zonne-
dak zich automatisch terug. Verwijder
het obstakel als dit gebeurt. Druk ver-
volgens de schakelaar kort naar voren
om het zonnedak snel te sluiten.
OPMERKING: Wanneer drie op-
eenvolgende pogingen om het zon-
nedak te sluiten zijn onderbroken
door de obstakeldetectie, wordt de
vierde poging uitgevoerd als een
handmatige sluiting met uitge-
schakelde klembeveiliging.
WINDGERUIS
Windgeruis kan worden beschreven
als het gevoel van druk op de oren,
vergelijkbaar met het geluid van een
helikopter. U ervaart dit windgeruis
mogelijk wanneer de ramen zijn ge-
opend of wanneer het zonnedak (voor
bepaalde uitvoeringen/landen) geheel
of gedeeltelijk is geopend. Dit is een
normaal verschijnsel, dat tot een mi-
nimum kan worden beperkt. Als u last
heeft van windgeruis bij geopende
achterramen, open dan ook de voor-
ramen om het effect te verminderen.
Wanneer sprake is van windgeruis bij
geopend zonnedak, verstel dan de
zonnedakopening of open een raam
om het effect tot een minimum te be-
perken.
ONDERHOUD VAN
ZONNEDAK
Gebruik voor het reinigen van het
glaspaneel uitsluitend niet-schurende
schoonmaakmiddelen en een zachte
doek.
WERKING BIJ UITGE-
SCHAKELD CONTACT
Bij auto's die niet zijn voorzien van
het elektronische voertuiginformatie-
centrum (EVIC), blijft de schakelaar
van het elektrisch bediende zonnedak
45 seconden lang actief nadat de con-
tactschakelaar in de stand LOCK is
gezet. Door het openen van een voor-
portier wordt deze functie uitgescha-
keld.
OPMERKING:
Bij auto's die zijn voorzien vanEVIC, blijft de schakelaar van
het elektrisch bediende zonne-
dak tot ongeveer tien minuten
lang actief nadat de contact-
schakelaar in de stand LOCK is
gezet. Door het openen van een
voorportier wordt deze functie
uitgeschakeld.
170
Page 211 of 380

Fuel Saver Display (brandstofbespa-
ringsscherm) tot een vinkje naast de
instelling verschijnt, dat aangeeft dat
de instelling is gekozen. Kies de
schermtoets met de pijl naar links om
naar het vorige menu terug te keren.
Clock (klok)
Nadat u de schermtoets Clock (klok)
hebt gekozen, zijn de volgende instel-
lingen mogelijk.
Sync Time With GPS (tijd syn-
chroniseren met GPS) (voor be-
paalde uitvoeringen/landen)
In dit scherm kunt u de tijd automa-
tisch door de radio laten instellen.
Kies, om de gesynchroniseerde tijds-
instelling te wijzigen de schermtoets
"Sync Time with GPS" (tijd synchro-
niseren met GPS) tot een vinkje naast
de instelling verschijnt, wat aangeeft
dat de instelling is gekozen. Kies de
schermtoets met de pijl naar links om
naar het vorige menu terug te keren.
Set Time Hours (Uren instellen)
In dit scherm kunt u de uren instellen.
De schermtoets "Sync Time with
GPS" (tijd synchroniseren met GPS)mag niet zijn geselecteerd. Kies de
schermtoetsen + of - om het getal van
de uren te verhogen of te verlagen.
Nadat de instelling is voltooid, kiest u
de schermtoets met de pijl naar links
om naar het vorige menu terug te
keren of kiest u de schermtoets X om
het instellingenscherm te sluiten.
Set Time Minutes (Minuten in-
stellen)
In dit scherm kunt u de minuten in-
stellen. De schermtoets "Sync Time
with GPS" (tijd synchroniseren met
GPS) mag niet zijn geselecteerd. Kies
de schermtoetsen + of - om het getal
van de minuten te verhogen of te ver-
lagen. Nadat de instelling is voltooid,
kiest u de schermtoets met de pijl naar
links om naar het vorige menu terug
te keren of kiest u de schermtoets X
om het instellingenscherm te sluiten.
Time Format (Tijdnotatie)
In dit scherm kunt u de notatie van de
weergegeven tijd veranderen. Kies de
schermtoets "Time Format" (tijdno-
tatie) tot een vinkje naast 12-uurs of
24-uurs notatie verschijnt, wat aan-
geeft dat de instelling is gekozen. Kiesde schermtoets met de pijl naar links
om naar het vorige menu terug te
keren.
Show Time in Status Bar (Tijd
in statusbalk weergeven)
In dit scherm kunt u de digitale klok
in de statusbalk in- of uitschakelen.
Om de status van de tijdsaanduiding
te veranderen, kiest u de schermtoets
Show Time in Status Bar (tijd weerge-
ven in statusbalk) tot een vinkje naast
de instelling verschijnt, wat aangeeft
dat de instelling is gekozen. Kies de
schermtoets met de pijl naar links om
naar het vorige menu terug te keren.
Safety / Assistance
(veiligheid/hulp)
Nadat u de schermtoets Safety / As-
sistance (veiligheid/hulp) hebt geko-
zen, zijn de volgende instellingen mo-
gelijk.
Front Collision Sensitivity (ge-
voeligheid FCW) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
De functie Front Collision Warning
(FCW) kan worden ingesteld op Far
205