reset Lancia Thema 2014 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2014, Model line: Thema, Model: Lancia Thema 2014Pages: 380, PDF Size: 3.73 MB
Page 35 of 380

eerste drukpunt en houdt u de
schakelaar vast om het raam
handmatig te sluiten.
WAARSCHUWING!
De obstakeldetectie wordt uitge-
schakeld wanneer het raam bijna
gesloten is. Zorg dat alle eventuele
objecten uit de raamopening zijn
verwijderd voordat u het raam
sluit.
Automatische sluitfunctie resetten
Als de automatische sluitfunctie niet
meer werkt, moet de functie mogelijk
worden gereset. De automatische
sluitfunctie resetten:
1. Controleer of het portier volledig is
gesloten.
2. Trek de raamschakelaar omhoog
tot het raam volledig gesloten is en
houd de schakelaar vervolgens nog
twee seconden langer vast.
3. Duw de raamschakelaar helemaal
omlaag tot het raam volledig geopend
is en houd de schakelaar vervolgens
nog twee seconden langer vast. Raamblokkeerschakelaar
Met de raamblokkeerschakelaar in
het bekledingspaneel van de bestuur-
derportier kunt u de raambediening
van de achterportieren en de zonwe-
ring achter (voor bepaalde
uitvoeringen/landen) blokkeren. Om
de bediening van de ramen en de zon-
wering achter te blokkeren drukt u
kort op de raamblokkeerschakelaar
(zodat deze in de ingedrukte stand
wordt gezet). Om de bediening van de
ramen en de zonwering achter in te
schakelen drukt u opnieuw kort op de
raamblokkeerschakelaar (zodat deze
niet langer in de ingedrukte stand
staat).
WINDGERUIS
Windgeruis kan worden beschreven
als het gevoel van druk op de oren,
vergelijkbaar met het geluid van een
helikopter. U ervaart dit windgeruis
mogelijk wanneer de ramen zijn ge-
opend of wanneer het zonnedak (voor
bepaalde uitvoeringen/landen) geheel
of gedeeltelijk is geopend. Dit is een
normaal verschijnsel, dat tot een mi-
nimum kan worden beperkt. Als u last
heeft van windgeruis bij geopende
achterramen, open dan ook de voor-
ramen om het effect te verminderen.
Wanneer sprake is van windgeruis bij
geopend zonnedak, verstel dan de
zonnedakopening om het effect tot
een minimum te beperken.
Raamblokkeerschakelaar
29
Page 55 of 380

letsel kan veroorzaken wanneer de in-
zittende niet goed in de stoel zit, of
wanneer zich voorwerpen bevinden in
de ruimte waar de airbag wordt opge-
blazen. Dat geldt vooral voor kinde-
ren.
Opblaasmodules voor
aanvullende gordijn-zijairbags
Tijdens aanrijdingen waarbij de bot-
sing beperkt blijft tot een bepaalde
zone aan de zijkant van de auto, zal de
controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden mogelijk de aanvul-
lende gordijn-zijairbags opblazen. Dit
is afhankelijk van de kracht en de
aard van de botsing. In deze gevallen
blaast de controller van het beveili-
gingssysteem voor inzittenden alleen
de gordijn-zijairbag op aan de zijde
van de botsing.
Een grote hoeveelheid niet-giftig gas
wordt gegenereerd om de gordijn-
zijairbag op te blazen. De gordijn-
zijairbag drukt de buitenrand van de
hemelbekleding opzij en bedekt het
zijraam. De airbag wordt in circa 30
milliseconden opgeblazen (ongeveer
een kwart van de tijd die nodig is ommet de ogen te knipperen). Dit ge-
beurt met zoveel kracht dat letsel kan
worden veroorzaakt als de inzittende
niet correct op de stoel zit en/of de
veiligheidsgordel niet op de juiste
wijze draagt, of wanneer zich voor-
werpen bevinden in de ruimte waarin
de airbag wordt opgeblazen. Dat geldt
vooral voor kinderen. De gordijn-
zijairbag heeft na het opblazen slechts
een dikte van circa 9 cm.
Omdat airbagsensoren de vertraging
van het voertuig in de loop van de tijd
meten, zijn de snelheid van het voer-
tuig en de schade op zichzelf geen
goede indicatoren voor de noodzaak
van het wel of niet opblazen van een
airbag.
Sensoren voor frontale en
zijdelingse botsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen
kunnen de botsingsensoren de con-
troller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden helpen bij het bepa-
len van de juiste reactie op de botsin-
gen.
Uitgebreid
ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opbla-
zen van de airbags zal de controller
van het beveiligingssysteem voor in-
zittenden, als het communicatienet-
werk en de voeding intact blijven en
afhankelijk van de aard van de bot-
sing, bepalen of het uitgebreide onge-
lukkenresponssysteem de volgende
functies uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motor
afsluiten.
De waarschuwingsknipperlichten inschakelen zo lang de accu energie
heeft of het contact wordt afgezet.
De interieurverlichting inschakelen zolang de accu werkt of totdat de
contactsleutel wordt verwijderd.
De portieren automatisch ontgren- delen.
Om de functies van het uitgebreide
ongelukkenresponssysteem na een in-
cident te resetten, moet u de contact-
schakelaar van de stand IGN ON in de
stand IGN OFF zetten.
49
Page 204 of 380

als het aanbevolen schakelpunt is be-
reikt. Deze indicatie waarschuwt de
bestuurder dat hij door te schakelen
het brandstofverbruik kan verminde-
ren.
Wanneer het controlelampje voor op-
schakelen (+) wordt getoond op het
display, adviseert de GSI de bestuur-
der een hogere versnelling in te scha-
kelen.
Wanneer het controlelampje voor te-
rugschakelen (-) wordt getoond op
het display, adviseert de GSI de be-
stuurder een lagere versnelling in te
schakelen.Het GSI-controlelampje in het EVIC
blijft branden totdat de bestuurder
schakelt, of de rijomstandigheden te-
rugkeren naar een situatie waar het
schakelen niet nodig is om het brand-
stofverbruik te verbeteren.
OLIEVERVERSING
VEREIST
Uw auto is uitgerust met een indicator
voor olieverversing. Het bericht "Oil
change due"(olie verversen) knippert
ongeveer 10 seconden in het EVIC-
scherm na één geluidsignaal om de
volgende oliebeurt aan te geven. De
indicator voor olieverversing is geba-
seerd op de belasting van de motor,wat betekent dat de periodieke olie-
beurten afhankelijk zijn van uw per-
soonlijke rijstijl.
Als dit bericht niet wordt gereset, ver-
schijnt dit bericht telkens wanneer u
de contactschakelaar in de stand ON/
RUN zet. Om het bericht tijdelijk uit
te schakelen, drukt u kort op de knop
BACK (terug). Raadpleeg uw
LANCIA dealer om de indicator voor
olieverversing te laten resetten.
BERICHTEN ROETFILTER
DIESELMOTOR (DPF)
Uitlaatsysteem — regeneratie nu
vereist. In omstandigheden waarbij
alleen zeer korte ritten met lage
snelheid worden gemaakt, of ritten
waarbij alleen met lage snelheid
wordt gereden, bereiken de motor
en het uitlaatgasnabehandelings-
systeem nooit de vereiste omstan-
digheden om de opgevangen roet-
deeltjes te verwijderen. Als dit zich
voordoet, wordt het bericht "Ex-
haust System Regeneration Re-
quired Now" (regeneratie van het
uitlaatsysteem nu vereist) weerge-
geven in het EVIC. Door met uw
GSI-controlelampje opschakelen (+)
GSI-controlelampje terugschakelen
(-)
198
Page 205 of 380

auto op snelweg te rijden gedu-
rende tenminste 30 minuten ver-
helpt u het probleem in het roetfil-
tersysteem doordat de opgevangen
roetdeeltjes nu worden verwijderd,
zodat de normale bedrijfsstand van
het systeem wordt hersteld.
Exhaust Service Require — See Dealer Now (onderhoud uitlaat
noodzakelijk - bezoek dealer). Het
motorvermogen wordt beperkt om
permanente schade aan het nabe-
handelingssysteem te voorkomen.
Als deze omstandigheid zich voor-
doet, dient u uw auto voor onder-
houd naar uw plaatselijke erkende
dealer brengen.
BRANDSTOFVERBRUIK
Druk kort op de OMHOOG- of
OMLAAG-knop totdat de optie "Fuel
Economy" (brandstofverbruik) is ge-
markeerd. Druk op de selectieknop
zodat op het volgende scherm het vol-
gende wordt weergegeven:
Average Fuel Economy (Gemiddeldbrandstofverbruik)
Bereik tot lege tank Huidig verbruik in liters per
100 km (l/100km)
Gemiddeld brandstofverbruik /
ECO-modus (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Geeft het gemiddelde brandstofver-
bruik sinds de laatste reset weer. Wan-
neer het brandstofverbruik wordt ge-
reset, worden op het scherm
gedurende twee seconden het bericht
"RESET" of streepjes weergegeven.
De historische gegevens worden dan
gewist en het nieuwe gemiddelde
wordt berekend op basis van het laat-
ste gemiddelde brandstofverbruik
van voor de reset.
Druk op selectieknop om het gemid-
delde brandstofverbruik te resetten. Druk op de knop BACK (terug) om
terug te gaan naar het hoofdmenu.
In het onderste gedeelte van het
EVIC-scherm bevindt zich het picto-
gram ECO. Dit pictogram verschijnt
wanneer Multi-Displacement System
(MDS) (uitvoeringen/landen) de mo-
tor op vier cilinders laat rijden, of
wanneer u zuinig rijdt.
Met deze functie kunt u controleren of
u zuinig rijdt. U kunt het ook gebrui-
ken om uw rijstijl aan te passen om
brandstof te besparen.
Bereik tot lege tank
Geeft de geschatte afstand weer die
nog kan worden afgelegd met de
brandstof die in de tank aanwezig is.
Deze geschatte afstand wordt bepaald
door een gewogen gemiddelde van het
huidige en gemiddelde brandstofver-
bruik in relatie tot het huidige brand-
stofpeil in de tank. Het bereik tot lege
tank kan niet worden gereset met de
selectieknop.
Brandstofverbruik
199
Page 206 of 380

OPMERKING: Aanmerkelijke
veranderingen in de rijstijl of de
belading van de auto zullen een
groot effect hebben op de afstand
die de auto kan afleggen, ongeacht
het getoonde bereik tot lege tank.
Als het bereik tot lege tank lager is
dan de geschatte rijafstand van
50 km, verandert het scherm en ver-
schijnt het bericht "LOW FUEL"
(laag brandstofpeil). Dit bericht
wordt continu getoond totdat brand-
stoftank leeg is. Het bericht "LOW
FUEL" (laag brandstofpeil) ver-
dwijnt en er verschijnt een nieuw be-
reik tot lege tank nadat voldoende
brandstof is getankt. Druk op de knop
BACK (terug) om terug te gaan naar
het hoofdmenu.
Liter per 100 km (l/100km)
De functie Liter per 100km (l/
100km) toont het huidige brandstof-
verbruik in een diagram onder het
bereik tot lege tank. Deze functie kan
niet worden gereset. Druk op de knop
BACK (terug) om terug te gaan naar
het hoofdmenu.CRUISECONTROL
Druk kort op de toets OMHOOG- of
OMLAAG-knop totdat "ACC" (adap-
tieve cruisecontrol, voor bepaalde
uitvoeringen/landen) of "Cruise"
(cruisecontrol) is gemarkeerd in het
EVIC. Ook de status van (adaptieve)
cruisecontrol wordt in de menuregel
getoond. Druk kort op de selectieknop
om de volgende informatie te tonen:
Bij bepaalde uitvoeringen/landenmet adaptieve cruisecontrol (ACC)
worden een of meer berichten ge-
toond die de actuele status van een
functie weergeven wanneer de be-
stuurder de functiestatus wijzigt of
de volgomstandigheden verande-
ren. Als ACC is ingeschakeld en een
waarschuwing of andere functie
zichtbaar is in het EVIC-
hoofdscherm, wordt de ACC-status
weergegeven op de plaats van de
EVIC-kilometerteller.
Bij auto's met normale cruisecon- trol worden een of meer berichten
getoond die de actuele status van
een functie weergeven wanneer de
bestuurder de functiestatus wijzigt of de omstandigheden veranderen.
Als de cruisecontrol is ingeschakeld
en een waarschuwing of andere
functie zichtbaar is in het EVIC-
hoofdscherm, wordt de status van
de cruisecontrol weergegeven op de
plaats van de EVIC-kilometerteller.
Druk kort op de knop BACK (terug)
om terug te gaan naar het hoofdmenu.
VOERTUIGSNELHEID
Druk kort op de OMHOOG- of
OMLAAG-knop totdat de optie "Ve-
hicle Speed" (voertuigsnelheid) is ge-
markeerd. Druk op de selectieknop
om een digitale weergave te zien van
de huidige snelheid in km/u of mpu.
Door nogmaals op selectieknop te
drukken, verandert de maateenheid
van km/u in mpu of omgekeerd. Druk
op de knop BACK (terug) om terug te
keren naar het hoofdmenu.
OPMERKING: Als u de maateen-
heid wijzigt in het menu "Vehicle
Speed" (voertuigsnelheid), veran-
dert de maateenheid niet in het
EVIC.
200
Page 207 of 380

RITINFORMATIE
Druk kort op de OMHOOG- of
OMLAAG-knop totdat de optie "Trip
Info" (ritinformatie) is gemarkeerd.
Druk kort op de selectieknop om de
volgende ritinformatie te tonen in het
volgende scherm:
TripA(RitA)
TripB(RitB)
Elapsed Time (Verstreken tijd)
Druk op de OMHOOG-/OMLAAG-
knop om door alle functies van de
tripcomputer te bladeren of druk op
de knop BACK (terug) om terug te
keren naar het hoofdmenu.
In de tripfunctiemodus wordt de vol-
gende informatie weergegeven:
TripA(RitA)
Toont de totale afstand voor Trip A
die werd afgelegd sinds de laatste re-
set.
TripB(RitB)
Toont de totale afstand voor Trip B die
werd afgelegd sinds de laatste reset.Elapsed Time (Verstreken tijd)
Toont de totale reistijd die is verstre-
ken sinds de laatste reset. De verstre-
ken tijd neemt toe wanneer het con-
tact in de stand ON/RUN staat.
Ritinformatie resetten
Om een van deze drie ritinformatie-
functies te resetten, selecteert u de
functie die u wilt resetten met de
OMHOOG- of OMLAAG-knop. Druk
op de selectieknop totdat de functie
het getal nul weergeeft.
BANDENSPANNING
Druk kort op de OMHOOG- of
OMLAAG-knop totdat de optie "Tire
BAR" (bandenspanning) is gemar-
keerd. Als u kort op de selectieknop
drukt, wordt het volgende weergege-
ven:
Als de spanning van alle banden
goed is, wordt een voertuigpicto-
gram getoond waarin in iedere
hoek de bandenspanning wordt
aangegeven. Wanneer de bandenspanning van
een of meer banden te laag is, wordt
het bericht "Inflate to XXX" (ban-
den oppompen tot XXX) weergege-
ven met het voertuigpictogram en
worden de bandenspanningswaar-
den weergegeven in iedere hoek van
het pictogram.
Als het bandenspanningscontrole- systeem onderhoud vereist, wordt
het bericht "Service Tire Pressure
System" (onderhoud bandenspan-
ningscontrolesysteem noodzake-
lijk) weergegeven.
De bandenspannings dient slechts als
indicator en kan niet worden gereset.
Druk kort op de knop BACK (terug)
om terug te gaan naar het hoofdmenu.
201
Page 219 of 380

Kompas kalibreren
Kies de schermtoets Calibration (ka-
libratie) om deze instelling te wijzi-
gen. Het kompas is zelfijkend, zodat u
het niet handmatig hoeft te resetten.
Wanneer het voertuig nieuw is, geeft
het kompas mogelijk onjuiste waar-
den weer totdat het kompas is gekali-
breerd. U kunt ook het kompas kali-
breren door op de schermtoets ON
(Aan) te drukken en één of meerdere
keren in een cirkel van 360° te rijden,
in een gebied zonder grote metalen
voorwerpen. Het kompas werkt dan
normaal.
Audio
Nadat u de schermtoets Audio hebt
gekozen, zijn de volgende instellingen
mogelijk.
Balans links/rechts - voor/achter
In dit scherm kunt u de balans links/
rechts (Balance) en de balans voor/
achter (Fade) instellen. Equalizer
In dit scherm kunt u Bass (bas), Mid
(middentonen) en Treble (hoge to-
nen) instellen. Pas de instellingen aan
met de schermtoetsen + en – of door
een punt te kiezen op de schaal tussen
de schermtoetsen + en –. Kies vervol-
gens de schermtoets met de pijl naar
links.
OPMERKING: Met Bass/Mid/
Treble kunt u door eenvoudig uw
vinger naar boven/beneden te
schuiven de instelling wijzigen. U
kunt ook direct op de gewenste in-
stelling drukken.
Snelheidsafhankelijke volumere-
geling
Deze functie past het volume aan de
voertuigsnelheid aan. Als u de snel-
heidsafhankelijke volumeregeling
wilt wijzigen, kiest u de schermtoets
Off (uit), 1, 2 of 3. Kies vervolgens de
schermtoets met de pijl naar links.
Music Info Cleanup (Muziekin-
formatie opruimen) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Deze functie helpt u bij het organise-
ren van muziekbestanden voor een
optimale muzieknavigatie. Kies de
schermtoets Music Info Cleanup (mu-
ziekinformatie opruimen) en selecteer
vervolgens On (aan) of Off (uit). Kies
ten slotte de schermtoets met de pijl
naar links.
Surround Sound (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Met deze functie wordt een ruimte-
lijke surround sound gesimuleerd.
Kies de schermtoets Surround Sound
en selecteer vervolgens On (aan) of
Off (uit). Kies ten slotte de scherm-
toets met de pijl naar links.
Phone/Bluetooth (telefoon/
Bluetooth)
Nadat u de schermtoets Phone/
Bluetooth (telefoon/Bluetooth) hebt
gekozen, zijn de volgende instellingen
mogelijk.
213
Page 245 of 380

met sterke wind, of als een zware aan-
hangwagen wordt getrokken), kunt u
het AutoStick® schakelsysteem (in-
dien aanwezig) of de LAGE gearing
(indien aanwezig) gebruiken om een
lagere versnelling te selecteren. Onder
deze omstandigheden presteert de
auto beter in een lagere versnelling en
wordt de levensduur van de versnel-
lingsbak verlengd omdat het schake-
len wordt beperkt en minder hitte
wordt gegenereerd.
Bij extreem lage temperaturen (-30°C
of lager) kan de werking van de ver-
snellingsbak veranderen afhankelijk
van de motor- en versnellingsbaktem-
peratuur en de voertuigsnelheid. De
normale werking wordt hersteld zo-
dra de versnellingsbaktemperatuur
voldoende is gestegen.
SPORT (S) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Met deze stand wordt het schakelpa-
troon van de automatische versnel-
lingsbak gewijzigd voor een sportie-
vere rijstijl. Er wordt bij hogere
toerentallen opgeschakeld dan nor-
maal om volledig gebruik te makenvan het beschikbare motorvermogen.
U kunt schakelen tussen de standen
DRIVE en SPORT door de schakel-
hendel naar achteren te tikken. De
stand SPORT kan alleen vanuit de
stand DRIVE worden gekozen.
LAAG (L) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Gebruik deze stand voor het remmen
op de motor bij zeer steile afdalingen.
In deze stand schakelt de versnel-
lingsbak terug zodat er meer op de
motor geremd wordt. U kunt schake-
len tussen de standen DRIVE en LOW
door de schakelhendel naar achteren
te tikken. De stand LOW kan alleen
vanuit de stand DRIVE worden geko-
zen.
Noodloopmodus van de
versnellingsbak
De werking van de versnellingsbak
wordt elektronisch gecontroleerd op
abnormale situaties. Als een situatie
wordt gedetecteerd die schade aan de
versnellingsbak kan veroorzaken,
wordt de noodloopmodus van de ver-
snellingsbak geactiveerd. In deze mo-
dus is het mogelijk dat de versnel-
lingsbak alleen in bepaalde
versnellingen werkt, of helemaal niet
schakelt. De prestaties van de auto
kunnen aanzienlijk afnemen en de
motor kan afslaan. In sommige situa-
ties schakelt de versnellingsbak niet
meer wanneer de motor wordt afgezet
en opnieuw wordt gestart. Het is mo-
gelijk dat het storingslampje brandt.
Een bericht in de instrumentengroep
informeert de bestuurder over ern-
stige situaties en geeft aan welke ac-
ties eventueel ondernomen moeten
worden.
In het geval van een kortstondig pro-
bleem kan de versnellingsbak, door
de volgende stappen uit te voeren,
worden gereset om weer alle vooruit-
versnellingen te kunnen gebruiken.
239
Page 246 of 380

OPMERKING: Als het bericht in
de instrumentengroep aangeeft dat
de versnellingsbak mogelijk niet
schakelt nadat de motor is afgezet,
mag u de volgende procedure al-
leen uitvoeren op een geschikte lo-
catie (bij voorkeur bij uw erkende
dealer).
1. Stop de auto.
2. Schakel, indien mogelijk, naar
PARK. Als dit niet mogelijk is, zet u de
transmissie in de stand NEUTRAL.
3. Houd de contactschakelaar inge-
drukt totdat de motor wordt uitge-
schakeld.
4. Wacht ongeveer 30 seconden.
5. Start de motor opnieuw.
6. Schakel naar de gewenste schakel-
groep. Als het probleem niet langer
wordt gedetecteerd, werkt de versnel-
lingsbak weer op de normale manier.OPMERKING:Ook al kan de ver-
snellingsbak worden gereset, we ra-
den u toch aan zo spoedig mogelijk
een bezoek te brengen aan uw er-
kende dealer. Uw erkende dealer
kan met speciale diagnoseappara-
tuur vaststellen of het probleem zich
nogmaals kan voordoen.
Als geen reset van de versnellingsbak
mogelijk is, is service door de erkende
dealer noodzakelijk.
VIJFTRAPS
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK –
3,0-LITER DIESELMOTOR
De indicator voor de standen van de
schakelhendel (in de instrumenten-
groep) geeft de schakelgroep aan. U
moet het rempedaal ingetrapt houden
om de schakelhendel uit de stand
PARK te kunnen bewegen (raadpleeg
de paragraaf "Schakelblokkeersys-
teem" in dit hoofdstuk voor meer in-
formatie hierover). Om te gaan rijden
dient u de schakelhendel vanuit de
stand PARK of NEUTRAL in de stand
DRIVE te zetten. De elektronisch geregelde versnel-
lingsbak zorgt voor een nauwkeurig
schakelpatroon. Het elektronisch sys-
teem van de versnellingsbak is zelf-
kalibrerend. Hierdoor kunnen de eer-
ste schakelingen bij een nieuwe auto
in het begin wat abrupt zijn. Dat is
echter normaal. Het nauwkeurige
schakelpatroon ontwikkelt zich bin-
nen enkele honderden kilometers rij-
den.
U mag uitsluitend van DRIVE naar
PARK of REVERSE schakelen nadat
u het gaspedaal hebt losgelaten en de
auto tot stilstand is gekomen. Houd
altijd uw voet op het rempedaal als u
naar deze standen schakelt.
De schakelhendel kan alleen in de
standen PARK, REVERSE, NEU-
TRAL en DRIVE worden gezet. U
kunt handmatig schakelen met het
AutoStick® schakelsysteem (raad-
pleeg de paragraaf "AutoStick®" in
dit hoofdstuk voor meer informatie
hierover). Als u de schakelhendel
naar links of rechts (-/+) beweegt ter-
wijl deze in de stand DRIVE staat of
kort op de schakelflippers (-/+) op het
stuur drukt (voor bepaalde
240
Page 250 of 380

DRIVE (D)
Deze stand is bedoeld voor het rijden
in de stad en op de grote weg. In deze
stand schakelt de versnellingsbak het
soepelst en rijdt u het zuinigst. De
versnellingsbak schakelt automatisch
op via de eerste underdrive-
versnelling, tweede en derde versnel-
ling, vierde prise-directe-versnelling
en de vijfde overdrive-versnelling. De
stand DRIVE zorgt voor optimale rij-
eigenschappen onder alle normale
omstandigheden.
Als er echter veel geschakeld wordt
(bijvoorbeeld wanneer de auto zwaar
beladen is, in heuvelachtig terrein, bij
rijden met sterke tegenwind of met
een zware aanhangwagen) gebruikt u
AutoStick® (raadpleeg
"AutoStick®" in dit hoofdstuk voor
meer informatie) om een lagere ver-
snelling te selecteren. Onder deze om-
standigheden presteert de auto beter
in een lagere versnelling en wordt de
levensduur van de versnellingsbak
verlengd omdat het schakelen wordt
beperkt en minder hitte wordt gege-
nereerd.
Noodloopmodus van de
versnellingsbak
De werking van de versnellingsbak
wordt elektronisch gecontroleerd op
abnormale situaties. Als een situatie
wordt gedetecteerd die schade aan de
versnellingsbak kan veroorzaken,
wordt de noodloopmodus van de ver-
snellingsbak geactiveerd. In deze
stand blijft de versnellingsbak in de
huidige versnelling totdat de auto tot
stilstand is gebracht. Nadat de auto
tot stilstand is gebracht, blijft de ver-
snellingsbak in de tweede versnelling,
ongeacht welke vooruitversnelling is
gekozen. PARK, REVERSE en NEU-
TRAL blijven wel werken. Het is mo-
gelijk dat het storingslampje brandt.
Dankzij de noodloopmodus kan de
auto voor reparatie naar een erkende
dealer worden gereden zonder dat de
versnellingsbak beschadigd raakt.
In het geval van een kortstondig pro-
bleem kan de versnellingsbak, door
de volgende stappen uit te voeren,
worden gereset om weer alle vooruit-
versnellingen te kunnen gebruiken:
1. Stop de auto.2. Schakel naar PARK.
3. Zet de contactschakelaar in de
stand OFF.
4. Wacht ongeveer 10 seconden.
5. Start de motor opnieuw.
6. Schakel naar de gewenste schakel-
groep. Als het probleem niet langer
wordt gedetecteerd, werkt de versnel-
lingsbak weer op de normale manier.
OPMERKING: Ook al kan de ver-
snellingsbak worden gereset, we
raden u toch aan zo spoedig moge-
lijk een bezoek te brengen aan uw
erkende dealer. Uw erkende dea-
ler kan met speciale diagnoseap-
paratuur vaststellen of het pro-
bleem zich nogmaals kan
voordoen. Als geen reset van de
versnellingsbak mogelijk is, is ser-
vice door de erkende dealer nood-
zakelijk.
Werking van de overdrive
De automatische versnellingsbak is
voorzien van een elektronisch gere-
gelde overdrive (vijfde versnelling).
244