sensor Lancia Thesis 2004 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2004, Model line: Thesis, Model: Lancia Thesis 2004Pages: 382, PDF Size: 4.74 MB
Page 139 of 382

135
Motoroliedruk
Lampje/symbool
v
èv
Bericht
TE LAGE
MOTOROLIEDRUK
ZET DE MOTOR UIT,
RIJD NIET VERDER
DEFECT IN SENSOR MO-
TOROLIEDRUK BEZOEK
EEN WERKPLAATS Betekenis van het bericht
De motoroliedruk is
onder de normale waarde gezakt
De sensor van de motoroliedruk is
defect
Handeling
Zet de motor uit en wendt u tot de
Lancia-dealer
BELANGRIJK
Als de motor zwaar
belast is geweest dan kan, als de
motor stationair draait, het bericht
op het display verschijnen. Het
moet verdwijnen als licht gas wordt
gegeven
Wendt u zo snel mogelijk tot de Lancia-dealer
Te lage laadstroom naar de dynamo
Lampje/symbool
w
Bericht
DEFECT IN DYNAMO
RIJD LANGZAAM NAAR EEN WERKPLAATSBetekenis van het bericht
De dynamo is defect
waardoor de accu van de auto on- voldoende
wordt opgeladenHandeling
Rijd langzaam naar de Lancia-dealer
Page 140 of 382

136
Remblokken
Lampje/symbool
d
Bericht
REMBLOKKEN ZIJN VER-
SLETEN
BEZOEK EEN WERK-
PLAATSBetekenis van het bericht
De remblokken voor zijn
versletenHandeling
Wendt u tot de
Lancia-dealer
BELANGRIJK Omdat de auto is
uitgerust met slijtage-indicatoren op
de remblokken voor, moeten bij het
vervangen ook de remblokken ach-
ter worden gecontroleerd.
Motorkoelvloeistoftemperatuur
Lampje/symbool
u
è
Bericht
TE HOGE KOELVLOEI-
STOFTEMPERATUUR
ZET DE MOTOR AF,
RIJD NIET VERDER
DEFECT IN KOELVLOEI-
STOFTEMPERATUURSEN-
SOR BEZOEK EEN WERK-
PLAATS Betekenis van het bericht
Geeft een te hoge koelvloeistoftem-
peratuur aan
De sensor van de koelvloeistoftem-
peratuur is defect
Handeling
Zet de motor uit en wendt u tot de
Lancia-dealer
Wendt u zo snel mogelijk tot de
Lancia-dealer
Niveau van de koelvloeistof
Lampje/symbool
n
Bericht
TE LAAG KOELVLOEI-
STOFPEIL ZET DE MOTOR
AF RAADPLEEG
INSTRUCTIEBOEKJE
Betekenis van het bericht
Het niveau van de koelvloeistof in
het reservoir is dicht bij of onder
het minimum niveau
Handeling
Zet de motor uit en vul, voordat u
verder rijdt, de vloeistof bij vol-
gens de aanwijzingen die staan
aangegeven in het hoofdstuk “On-
derhoud van de auto”
Page 144 of 382

140
Parkeersensoren
Lampje/symbool
t
è
Bericht
DEFECT IN PARKEERSEN-
SOREN. BEZOEK EEN
WERKPLAATS
DEFECT IN PARKEERSEN-
SOREN. BEZOEK EEN
WERKPLAATSBetekenis van het bericht
Een of meer parkeersensoren
zijn defect
Een of meer parkeersensoren
zijn defect
Handeling
Wendt u tot de
Lancia-dealer
Wendt u tot de
Lancia-dealer
Dieselfilter (JTD-uitvoeringen)
Lampje/symbool
c
èc
Bericht
WATER IN DIESELFILTER
AANWEZIG
BEZOEK EEN WERK-
PLAATS
DEFECT IN DIESELFIL-
TERSENSOR BEZOEK EEN
WERKPLAATS Betekenis van het bericht
Er is water in het brandstoffilter
aanwezig
De sensor die de aanwezigheid van
water signaleert is defect
Handeling
Water in het brand-
stofsysteem kan het in-
spuitsysteem ernstig be-
schadigen en de motor onregel-
matig doen laten draaien. Als er
water aanwezig is of als de sen-
sor defect is, dient u zich zo snel
mogelijk tot de Lancia-dealer te
wenden.
Page 145 of 382

141
Regensensor
Lampje/symbool
u
Bericht
DEFECT IN REGENSENSOR
BEZOEK EEN WERK-
PLAATSBetekenis van het bericht
De regensensor op de
voorruit is defectHandeling
Wendt u tot de
Lancia-dealer
Schemersensor
Lampje/symbool
1
Bericht
DEFECT IN SCHEMERSEN-
SOR BEZOEK EEN WERK-
PLAATSBetekenis van het bericht
De schemersensor voor de automa-
tische in-/uitschakeling
van de buitenverlichting is defectHandeling
Wendt u tot de Lancia-dealer
Motorolieniveausensor (JTD-uitvoeringen)
Lampje/symbool
èk
Bericht
DEFECT IN MOTOROLIE-
PEILSENSOR BEZOEK EEN
WERKPLAATSBetekenis van het bericht
De motorolieniveausensor is defectHandeling
Wendt u tot de Lancia-dealer
Page 150 of 382

146
AIRCONDITIONING,
AUTOMATISCH
ALGEMENE INFORMATIEDe auto kan zijn uitgerust met een
automatische airconditioning met
gescheiden regeling voor twee of meer
gedeelten.
De automatische airconditioning met
gescheiden regeling voor twee gedeel-
ten regelt de temperatuur, de luchtver-
deling en de luchtopbrengst in het inte-
rieur aan bestuurders- en aan passa-
gierszijde.
De automatische airconditioning met
gescheiden regeling voor meerdere
gedeelten regelt de temperatuur, de
luchtverdeling en de luchtopbrengst in
het interieur in drie gedeelten: de
bestuurderszijde en passagierszijde of
passagiersruimte achter.
U kunt kiezen voor regeling in de pas-
sagiersruimte voor of voor regeling in
de passagiersruimte achter; als het
lampje op de knop REARgedoofd is, is
de temperatuurregeling aan passa-
gierszijde voor ingeschakeld; als u op
de knop REARdrukt (lampje op de
knop brandt), wordt het bedieningspa- neel achter geactiveerd en is het bedie-
ningspaneel van de voorpassagier niet
meer beschikbaar.
De temperatuurregeling is gebaseerd
op een “thermische balans”: d.w.z. dat
het systeem continu werkt om het
evenwicht tussen de inkomende en
geleverde thermische energie te hand-
haven, om de temperatuur in het inte-
rieur te handhaven en eventuele ver-
schillen in de klimaatomstandigheden
buiten (ook zonnestraling) te compen-
seren. Voor een optimale temperatuur-
regeling in het interieur is het systeem
ook uitgerust met een zonnestralings-
sensor.
Het systeem is uitgerust met een
luchtkwaliteitsensor die automatisch
de luchtrecirculatie kan inschakelen
om de onaangename effecten van ver-
vuilde lucht, tijdens het rijden in de
stad, in de file en in tunnels, en door
het inschakelen van de ruitensproeiers
(zeepgeur), te verminderen.
De luchtkwaliteit wordt bovendien
gegarandeerd door het pollenfilter
met actieve kooldeeltjes. Hierin wor-
den de in de lucht verspreide deeltjes
twee keer gefilterd, waardoor de
lucht schoner wordt. De automatisch gecontroleerde
parameters en functies zijn:
– luchttemperatuur uit de lucht-
roosters aan bestuurderszijde/passa-
giersruimte (voor/achter);
– luchtverdeling uit de luchtroos-
ters aan bestuurderszijde/passa-
giersruimte (voor/achter);
– aanjagersnelheid (traploze rege-
ling van de luchtstroom);
– inschakeling van de compressor
(voor koeling van de lucht);
– luchtrecirculatie.
Al deze functies kunnen handmatig
worden gewijzigd, d.w.z. dat u het
systeem kunt regelen door naar wens
één of meer functies te selecteren en
daar de parameters van te wijzigen.
Op deze manier worden de functies
die handmatig zijn gewijzigd niet
langer automatisch door het systeem
geregeld, niet alleen om veiligheids-
redenen maar ook om de gewenste
temperatuur te handhaven.
Page 153 of 382

149
12- Toets voor in-/uitschakeling
achterruit- en spiegelverwarming
13 - Toets voor het verhogen van
de aanjagersnelheid
14 - Toets voor het verlagen van de
aanjagersnelheid
15 - Toets voor in-/uitschakeling
van de snelle ontdooiing/ontwase-
ming van de voorruit, zijruiten voor,
achterruit, buitenspiegels en ruiten-
sproeiermonden
16 - Toets om de ingestelde tempe-
ratuur en de luchtverdeling aan
bestuurderszijde en passagiersruim-
te (voor/achter) te synchroniseren
17 - Interieurtemperatuursensor
18 - Keuzetoetsen voor luchtverde-
ling (bestuurderszijde)
Page 161 of 382

157
De klimaatregeling kan ook wor-
den uitgeschakeld met het bedie-
ningspaneel achter, indien beschik-
baar: druk meerdere keren op toets
7 (fig. 118) of houd de toets inge-
drukt totdat op het display alle
streepjes van de aanjager doven en
het opschrift OFFverschijnt.
Druk om het bedieningspaneel
achter uit te schakelen opnieuw op
de toets REAR; het lampje op de
toets dooft en het bedieningspaneel
van de passgier voor is weer beschik-
baar.
Toets voor in-/uitschakeling
luchtrecirculatie
(3 fig. 117)
Er zijn drie mogelijkheden:
– automatische werking (linker
lampje op de toets brandt);
– automatische inschakeling (recir-
culatie altijd ingeschakeld); het
rechter lampje op de toets brandt; – automatische uitschakeling
(recirculatie altijd uitgeschakeld met
luchttoevoer van buiten); beide
lampje op de toets zijn gedoofd.
Deze drie mogelijkheden kunnen
worden ingeschakeld door meerdere
keren op de recirculatietoets 3te
drukken.
Als de recirculatiefunctie automa-
tisch door het systeem wordt gere-
geld, dan blijft het linker lampje op
de recirculatieknop altijd branden,
terwijl het rechter lampje afhanke-
lijk van de werking van de recircula-
tiefunctie (in- of uitgeschakeld)
blijft branden of gedoofd is.
Bij de automatische werking wordt
de recirculatie automatisch inge-
schakeld vooral als de luchtkwali-
teitsensor de aanwezigheid van ver-
vuilde lucht signaleert, bijvoorbeeld
tijdens het rijden in de stad, in een
file, in tunnels en als de ruiten-
sproeiers worden ingeschakeld (met
de typische zeepgeur). Als bovendien de compressor is
ingeschakeld en de buitentempera-
tuur hoger is dan 5 °C, wordt, als de
snelheid van de auto onder 6 km/h
komt, de recirculatie uitgeschakeld
om de voorkomen dat vervuilde
lucht van het uitlaatgas in het interi-
eur dringt. Als de snelheid van de
auto boven 12 km/h komt, worden
de functies die hiervoor automatisch
werden geregeld, weer hervat.
Als de recirculatie langdurig is
ingeschakeld (langer dan 15 minu-
ten achter elkaar), wordt de recircu-
latie om veiligheidsredenen automa-
tisch uitgeschakeld, zodat de lucht
in het interieur ververst kan worden.
Als de handmatige bediening van
de recirculatie is ingesteld (linker
lampje op toets gedoofd), dooft op
het display het opschrift FULL.
Page 166 of 382

162
HULP-
VER WARMING
De hulpverwarming kan bij een
uitgezette motor of tijdens het rijden
werken. De hulpverwarming zorgt
ervoor dat:
– de koelvloeistof van de motor
voor het starten wordt opgewarmd
– de opwarmperiode van de motor
bij een koude start wordt verkort
– het interieur van de auto wordt
opgewarmd voordat u vertrekt
– ijs en condens van de ruit wordt
verwijderd.
Het gebruik van de hulpverwar-
ming bij koude buitentemperaturen
heeft de volgende voordelen:
– minder slijtage van de motor
– beperking van uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen – meer comfort tijdens het rijden
en bij stilstaande auto
– meer veiligheid.
De hulpverwarming ondersteunt de
opwarming van de motorkoelvloei-
stof tijdens het rijden voor een snel-
lere verwarming van het interieur bij
extreem lage buitentemperaturen.
Het systeem bestaat uit:
– een verwarmingssysteem
– een elektrische pomp voor de cir-
culatie van de koelvloeistof
– een geluidgedempte uitlaat
– een elektrische doseerpomp voor
de brandstof
– een brandstoftoevoerleiding
– een buitentemperatuursensor. Het systeem is met de auto verbon-
den via het motorkoelsysteem, het
brandstofsysteem en de elektrische
installatie. De koelvloeistof uit de
motor wordt naar de verwarming
gevoerd en via een elektrische pomp
naar het koelsysteem teruggevoerd.
De brander van de verwarming
wordt gevoed met de brandstof van
de auto, die direct uit de brandstof-
tank wordt gezogen door middel van
een elektrische impulspomp en in
een brandstofleiding wordt gevoerd.
De regeleenheid van de hulpverwar-
ming regelt direct de voeding van de
twee elektrische pompen (brandstof
en koelvloeistof), de ontsteking en
de controle op de werking van de
brander.
De hulpverwarming werkt zowel
bij draaiende als bij uitgezette
motor. De manier waarop de hulp-
verwarming werkt, is bij draaiende
motor en uitgezette motor verschil-
lend:
– bij uitgezette motor kan de hulp-
verwarming werken als “program-
meerbare verwarming” of als
“standverwarming”;
Page 167 of 382

163
– bij draaiende motor werkt het
systeem als “extra verwarming”.
Onafhankelijk van de wijze van
werking, wordt na het inschakelen
de verwarming altijd als volgt geac-
tiveerd:
1 - Inschakeling van de ventilator,
gedurende ongeveer 30 seconden,
om de verbrandingskamer te venti-
leren en van zuurstof te voorzien. De
ventilatorsnelheid wordt geleidelijk
verhoogd totdat de gemiddelde snel-
heid is bereikt.
2 - Na ongeveer 30 seconden acti-
veert de regeleenheid van de verwar-
ming de elektrische brandstof-
doseerpomp en wordt de aanjager
ongeveer 3 seconden uitgeschakeld
voor een makkelijke ontsteking van
de brandstof. De brandstof in de
brander wordt door een gloeibougie
ontstoken.
3 - Hierna wordt de verbranding
ongeveer 15 seconden gestabiliseerd
en blijft de ventilator op de gemid-
delde snelheid ingeschakeld. 4
- De daaropvolgende 50 secon-
den brengt de regeleenheid de venti-
lator bijna op de maximale snelheid.
5 - Als de verbranding is gestabili-
seerd, schakelt de regeleenheid van
de verwarming de gloeibougie uit en
wordt de ventilator op de maximale
snelheid gebracht.
6 - Vanaf dit moment wordt de
gloeibougie door het systeem
gebruikt als sensor voor het contro-
leren van de verbranding en de aan-
wezigheid van een vlam.
7 - Onafhankelijk van de wijze van
werking, wordt bij de uitschakelpro-
cedure van de verwarming, de ver-
brandingskamer ongeveer 30 secon-
den geventileerd, om alle roetdeel-
tjes definitief te verwijderen.
BELANGRIJK Als het systeem in
OFF, automatisch of handmatig
wordt bediend, kan het systeem pas
weer worden ingeschakeld (ON) 3
minuten na het uitschakelen van het
systeem. WERKING BIJ UITGEZETTE
MOTOR
Functie “Programmeerbare ver-
warming”
Als deze functie is ingeschakeld,
wordt de koelvloeistof van de motor
en het interieur opgewarmd voordat
de motor wordt gestart, blijft de
recirculatie uitgeschakeld en wordt
de luchtverdeling naar de voorruit
en de vloer ingeschakeld door de
aanjager in te schakelen.
Deze functie wordt door een tijd-
schakelaar geactiveerd, via een
radiosignaal of handmatig.
Het systeem kan in de volgende
omstandigheden op deze wijze wer-
ken:
– interieurtemperatuur lager dan
22°C
– contactsleutel in stand STOPof
uitgenomen
– accu van de auto opgeladen.
Als het systeem op deze wijze
werkt, wordt de verwarming uitge-
schakeld na één van de volgende
omstandigheden:
Page 180 of 382

176
Automatische inschakelingDe handrem wordt automatisch
ingeschakeld als u de motor uitzet en
schakelt daarna niet uit, ook niet als
u op knop Adrukt. Pas nadat de
contactsleutel in stand MARis
gedraaid, kan de handrem worden
uitgeschakeld door op deze knop te
drukken.
De handrem wordt ook automa-
tisch ingeschakeld als bij een draai-
ende motor het bestuurdersportier
wordt geopend. Op deze manier is de
auto veilig als de bestuurder de auto
bij draaiende motor verlaat (hek
openen, garage openen, enz.).
Automatische uitschakeling
Als een versnelling is ingeschakeld,
wordt de handrem automatisch los-
gezet na het intrappen van het gas-
pedaal en bij uitvoeringen met
handgeschakelde versnellingsbak,
gelijktijdig met het loslaten van het
koppelingspedaal. De regeleenheid
zorg ervoor, met behulp van een
geïntegreerde hellingshoeksensor,
dat de handrem geleidelijk wordt
losgezet in overeenstemming met de
helling van de weg. Hierdoor worden ongecontroleerde bewegingen of
ongewenst achteruitrijden voorko-
men.
Op deze wijze wordt het bergop-
waarts wegrijden makkelijker: u
hoeft namelijk alleen de handrem
met de hand in te schakelen, als deze
nog niet automatisch was ingescha-
keld in de hiervoor beschreven
gevallen, en het gaspedaal in te trap-
pen (laat gelijktijdig het koppelings-
pedaal los bij uitvoeringen met
handgeschakelde versnellingsbak)
zonder dat u de handrem met de
hand geleidelijk moet loszetten zoals
bij traditionele handremmen.
BELANGRIJK In enkele situaties,
bijv. als in de rijrichting van de auto
zich een obstakel dicht bij de auto
bevindt, kan het noodzakelijk zijn
dat de handrem met de hand moet
worden uitgeschakeld zonder de
hulp in te roepen van het automati-
sche systeem en de auto op zijn
plaats te houden met de voetrem,
zoals normaal gedaan wordt bij
auto’s met traditionele handrem. Automatische werking uitscha-
kelen
Als u de auto bij draaiende motor
en uitgeschakelde handrem moet
verlaten (zoals verzocht wordt in
enkele wastunnels), druk dan op
knop Anadat het bestuurdersportier
is geopend.
Als daarentegen de automatische
inschakeling van de handrem bij uit-
gezette motor moet worden uitge-
schakeld om de auto met de hand in
beweging te krijgen (bijv. in een
garage of wastunnel), kan de
betreffende functie in het menu van
het CONNECT worden uitgescha-
keld. De automatische functie kan
alleen worden uitgeschakeld als de
contactsleutel in stand MARstaat en
de auto stilstaat; druk op de knop
SETUP, selecteer “Andere instel-
lingen”, schakel de functie “Auto-
matische handrem” uit en druk op
“OK”. De automatische werking kan
ook als volgt worden uitgeschakeld:
– draai de contactsleutel in stand
STOP (de handrem wordt ingescha-
keld)