airbag Lancia Voyager 2013 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2013, Model line: Voyager, Model: Lancia Voyager 2013Pages: 404, PDF Size: 4.27 MB
Page 17 of 404

EXTRA ACTIEVE HOOFDSTEUNEN . . . . . . . . .44
ACTIEF MOTORKAPSYSTEEM . . . . . . . . . . . . .46
GEAVANCEERDAUTOGORDELWAARSCHUWINGSSYSTEEM
(BeltAlert®) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .49
VEILIGHEIDSGORDELS EN ZWANGERSCHAP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .50
AIRBAGSYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .50
COMPONENTEN VAN HET AIRBAGSYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .51
KENMERKEN GEAVANCEERDE FRONTAIRBAGS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .51
Sensoren en regeleenheden voor airbags . . . . . .54
KINDERZITJES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .61
AANBEVELINGEN VOOR INRIJDEN . . . . . . . . . . .72
Aanvullende vereisten voor een dieselmotor . . . .73
VEILIGHEIDSTIPS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .73
Passagiers vervoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .73
Uitlaatgas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .73
Aanbevolen veiligheidscontroles in de auto . . . .74
Veiligheidscontroles buiten de auto . . . . . . . . . .75
11
Page 43 of 404

sneeuw of ijs van de achterklep
voordat u op een knop voor de
elektrisch bediende achterklep
drukt.
Als de elektrisch bediende ach-
terklep tijdens eenzelfde bewe-
ging op meerdere obstakels
stuit, stopt het systeem automa-
tisch en moet u de klep handma-
tig openen of sluiten.WAARSCHUWING!
Wanneer u met een geopende
achterklep rijdt, kunnen giftige
uitlaatgassen in de auto belan-
den. Deze gassen kunnen schade-
lijk zijn voor u en uw passagiers.
Rijd alleen met gesloten achter-
klep.
Wanneer u met open achterklep moet rijden, zorg er dan voor dat
alle ramen gesloten zijn en dat de
aanjager van de klimaatregeling
in een hoge stand staat. Schakel
de recirculatiestand niet in. BEVEILIGINGSSYSTE-
MEN VOOR INZITTEN-
DEN
Een zeer belangrijke veiligheidsvoor-
ziening in uw auto zijn de beveili-
gingssystemen voor inzittenden:
Driepuntsgordels voor alle zitplaat-
sen.
Geavanceerde frontairbags voor de bestuurder en voorpassagier
Extra actieve hoofdsteunen op de voorstoelen (geïntegreerd in de
hoofdsteun)
Gordijn-zijairbags (SABIC) langs de voorstoelen, de tweede en derde
zitrij voor de bestuurder en passa-
giers die naast een raam zitten.
Aanvullende zijairbags in de stoe- len (SAB)
Krachtabsorberende stuurkolom en stuur.
Kniebescherming/-blokkering voorpassagiers. De veiligheidsgordels vóór zijn
voorzien van gordelspanners, die de
inzittenden betere bescherming
bieden, doordat tijdens aanrijdin-
gen de door inzittenden uitgeoe-
fende krachten gecontroleerd wor-
den opgevangen.
Alle veiligheidsgordelsystemen (be- halve die van de bestuurder) heb-
ben een automatisch blokkerend
oprolmechanisme dat de veilig-
heidsgordel op zijn plaats vergren-
delt door de gordel helemaal uit te
trekken en vervolgens op de ge-
wenste lengte aan te passen om een
kinderzitje te bevestigen of een
groot voorwerp op een stoel vast te
zetten.
Als u kinderen vervoert die te klein
zijn voor de normale veiligheidsgor-
dels, kunt u de veiligheidsgordels of
de ISOFIX-voorziening ook gebrui-
ken om baby- en kinderzitjes te be-
vestigen. Raadpleeg de paragraaf
"ISOFIX — Bevestigingssysteem voor
kinderzitjes" voor meer informatie
over ISOFIX.
37
Page 44 of 404

OPMERKING: Het opblaasme-
chanisme van de geavanceerde
frontairbags heeft verschillende
stadia. De airbag kan zo meer of
minder krachtig worden opgebla-
zen, afhankelijk van factoren zo-
als de soort aanrijding en de ernst
ervan.
Lees de informatie in dit hoofdstuk
aandachtig door. Hierin wordt uitge-
legd hoe u het beveiligingssysteem
voor inzittenden op de juiste wijze
gebruikt om uw passagiers en uzelf
optimaal te beschermen.WAARSCHUWING!Bij een aanrijding bestaat het risico
dat u en uw passagiers aanmerkelijk
ernstiger letsel oplopen wanneer de
veiligheidsgordels niet op de juiste
wijze worden gedragen. U kunt in
aanraking komen met de binnen-
kant van uw auto of met andere
passagiers of uit de auto worden ge-
slingerd. Zorg altijd dat u en uw
passagiers in de auto de veiligheids-
gordels op de juiste wijze dragen.
Draag altijd de veiligheidsgordels,
ook tijdens korte ritten, ook al bent u
een ervaren bestuurder. Een andere
bestuurder kan fouten maken en een
aanrijding veroorzaken waarbij u be-
trokken raakt. Dit kan ver van huis
gebeuren, maar ook in uw eigen
straat.
Onderzoek heeft aangetoond dat vei-
ligheidsgordels levens redden en een
aanrijding de ernst van het letsel kun-
nen verminderen. Zeer ernstig letsel
komt voor als personen uit de auto
worden geslingerd. Veiligheidsgordels
voorkomen dit en verminderen de
kans op letsel door aanraking met de
binnenkant van de auto. Iedere inzit-
tende van een motorvoertuig hoort te
allen tijde een veiligheidsgordel te
dragen.
DRIEPUNTSGORDELS
Alle zitplaatsen in uw auto zijn uitge-
rust met driepuntsgordels.
Het oprolmechanisme van de veilig-
heidsgordels blokkeert alleen bij eennoodstop of bij een aanrijding. Daar-
door kan het schouderdeel van de gor-
del onder normale omstandigheden
vrij bewegen. Bij een aanrijding wordt
de gordel geblokkeerd om het risico te
beperken dat u in aanraking komt
met de binnenzijde van de auto of uit
de auto wordt geslingerd.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om tijdens het
rijden personen te vervoeren in de
laadruimte. Bij een ongeval lopen
personen in deze ruimte een gro-
ter risico op ernstig of dodelijk
letsel.
Vervoer geen personen in een ruimte van de auto die niet is
voorzien van stoelen en veilig-
heidsgordels.
Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel zit en op de juiste wijze
de veiligheidsgordel draagt.
(Vervolgd)
38
Page 50 of 404

om het risico van letsel verder te ver-
lagen. Dit veiligheidsgordelsysteem
heeft een oprolmechanisme dat de
gordelband op een gecontroleerde
manier afwikkelt. Deze functie is be-
doeld om de kracht te verminderen
die de gordel op de borstkas van de
inzittende uitoefent.WAARSCHUWING!
Laat de gordel en het oprolme-chanisme vervangen als het auto-
matisch blokkerend oprolmecha-
nisme of een andere functie van
de veiligheidsgordels niet correct
werkt bij een controle volgens de
procedures in de onderhouds-
handleiding.
Als u gordel en het oprolmecha- nisme niet laat vervangen wan-
neer dat nodig is, verhoogt u de
kans op letsel bij aanrijdingen.
GORDELSPANNERS
De veiligheidsgordels voor de beide
voorstoelen zijn voorzien van gor-
delspanners, die ervoor zorgen dat een loszittende gordel wordt strak ge-
trokken bij een aanrijding. Deze ap-
paraten verbeteren de werking van de
veiligheidsgordels door ervoor te zor-
gen dat de gordel al in een vroeg sta-
dium van een aanrijding strak over
het lichaam van de inzittende komt te
liggen. Gordelspanners werken bij
alle lichaamsafmetingen, ook bij ge-
bruik van kinderzitjes.
OPMERKING: Bij gebruik van
een gordelspanner dient de veilig-
heidsgordel nog steeds op de juiste
wijze worden omgedaan. De gor-
del moet nauw aansluiten en op de
juiste wijze worden gedragen.
De gordelspanners worden geacti-
veerd door de controller van het be-
veiligingssysteem voor inzittenden.
Net als de airbags zijn ook de gor-
delspanners slechts geschikt voor een-
malig gebruik. Een geactiveerde gor-
delspanner of airbag dient
onmiddellijk te worden vervangen.
EXTRA ACTIEVE
HOOFDSTEUNEN
Deze hoofdsteunen zijn passieve com-
ponenten die kunnen worden geacti-
veerd. Auto's met dit systeem kunnen
niet eenvoudigweg aan de hand van
markeringen worden geïdentificeerd,
maar alleen door visuele inspectie van
de hoofdsteun. De hoofdsteun zal zich
in twee helften splitsen; de voorste
helft bestaat uit zacht schuim en be-
kleding en de achterste helft uit deco-
ratief kunststof.
Werking van de actieve hoofdsteu-
nen
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden bepaalt afhan-
kelijk van de kracht of van het type
botsing van achteren of de actieve
hoofdsteunen moeten worden geacti-
veerd. Als activering noodzakelijk is
bij een botsing van achteren, worden
de actieve hoofdsteunen van zowel de
bestuurders- als passagiersstoel geac-
tiveerd.
44
Page 53 of 404

wordt automatisch geactiveerd wan-
neer de auto binnen een gespecifi-
ceerd snelheidsbereik rijdt. Het sys-
teem moet een verscheidenheid aan
voetgangers kunnen detecteren,
waardoor het ook mogelijk is dat an-
dere aangereden objecten het actieve
motorkapsysteem in werking stellen.
Sensoren en regeleenheden voor
activering
De elektronische voetgangersbescher-
mingsmodule (EPPM) bepaalt of de
actuatoren bij een frontale aanrijding
geactiveerd moeten worden. Op basis
van de signalen van de botsingsenso-
ren bepaalt de EPPM voor inzittenden
wanneer de actuatoren geactiveerd
worden. De botsingsensoren bevinden
zich bij de voorbumper.
De EPPM bewaakt de gereedheid van
de elektronische onderdelen van het
actieve motorkapsysteem wanneer de
contactschakelaar in de stand START
of ON/RUN staat. Als de sleutel zich
in de stand LOCK, in de stand ACC,
of buiten het contact bevindt, is hetactieve motorkapsysteem niet inge-
schakeld en zal de actieve motorkap
niet geactiveerd worden.
De EPPM beschikt over een reserve-
voeding, waardoor de actuatoren ook
geactiveerd kunnen worden wanneer
de accu leeg is of is losgekoppeld.
Onderhoud van actief
motorkapsysteem
Als de EPPM de actieve motorkap
heeft geactiveerd of een storing in een
van de onderdelen van het systeem
detecteert, licht het waarschuwings-
lampje voor het airbagsysteem op en
verschijnt (voor bepaalde
uitvoeringen/landen) het bericht
"SERVICE ACTIVE HOOD" (onder-
houd actieve motorkap noodzakelijk)
op het scherm van het elektronische
voertuiginformatiecentrum (EVIC).
Een enkel geluidssignaal klinkt als
het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem gaat branden na de
eerste keer starten. De module bevat
ook diagnosefuncties die het waar-
schuwingslampje voor het airbagsys-
teem laten branden wanneer een sto-
ring wordt geconstateerd die hetactieve motorkapsysteem zou kunnen
beïnvloeden. De diagnose meldt even-
eens de aard van het defect. Raad-
pleeg uw erkende dealer als het waar-
schuwingslampje voor het
airbagsysteem brandt of als het be-
richt "SERVICE ACTIVE HOOD"
(onderhoud actieve motorkap nood-
zakelijk) op het scherm van het elek-
tronische voertuiginformatiecentrum
(EVIC) wordt weergegeven.
Als de actieve motorkap geactiveerd
is, dient u de auto door een erkende
dealer te laten repareren. De scharnie-
ren van de motorkap moeten worden
gerepareerd en de actuatoren moeten
worden vervangen om de werking van
het systeem te herstellen.
Nadat de actieve motorkap is geacti-
veerd, kan de motorkap tijdelijke
worden teruggezet door de achterrand
boven de scharnieren omlaag te druk-
ken, wanneer de inwendige druk van
de actuatoren is afgelaten. De tijde-
lijke stand waarin de motorkap kan
worden teruggezet, dient om het zicht
over de motorkap bij vooruitrijden te
verbeteren totdat de auto kan worden
47
Page 54 of 404

gerepareerd. In de tijdelijke stand
waarin de motorkap kan worden te-
ruggezet, ligt de motorkap ongeveer 5
mm boven het oppervlak van de spat-
borden.
De voorbumper kan de goede werking
van het actieve motorkapsysteem
beïnvloeden. De onderdelen van de
voorbumper moeten op beschadigin-
gen worden gecontroleerd en, indien
nodig, worden vervangen na een fron-
tale botsing, zelfs bij een botsing met
lage snelheid.
OPMERKING: Na activering van
de actieve motorkap dient de auto
onmiddellijk naar een erkende
dealer te worden gebracht.
LET OP!
Sluit ter voorkoming van mogelijke
schade de achterzijde van de mo-
torkap niet met kracht om deze in
zijn stand terug te zetten. Druk de
achterzijde van de motorkap om-
laag tot ongeveer 5 mm boven het
spatbord. Dit moet voldoende zijn
om beide terugzetmechanismen
van de scharnieren van de motor-
kap vast te zetten.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het waarschuwings-lampje voor het airbagsysteem op
het instrumentenpaneel of het be-
richt "SERVICE ACTIVE
HOOD" (onderhoud actieve mo-
torkap noodzakelijk) op het
EVIC negeert, kan dat betekenen
dat de actieve motorkap, en daar-
mee de bescherming van voetgan-
gers, niet functioneert. Als het
lampje niet gaat branden tijdens
de gloeilampcontrole wanneer u
de contactsleutel omdraait, blijft
branden nadat u de auto hebt ge-
start of gaat branden tijdens het
rijden, dient u een bezoek te
brengen aan uw erkende dealer.
(Vervolgd)
Tijdelijke stand voor terugzetten vanmotorkap
48
Page 56 of 404

wordt aanbevolen huisdieren aange-
lijnd, of in een met de veiligheidsgor-
dels bevestigde reismand, op de ach-
terbank te vervoeren en bagage goed
op te bergen.
BeltAlert® kan door uw erkende dea-
ler worden in- en uitgeschakeld.
LANCIA raadt het uitschakelen van
BeltAlert® af.
OPMERKING: Ook als BeltAlert®
is uitgeschakeld, blijft het waar-
schuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels branden zolang de
bestuurdersgordel of de gordel van
de voorpassagier (voor
uitvoeringen/landen met
BeltAlert®) niet zijn vastgegespt.
VEILIGHEIDSGORDELS
EN ZWANGERSCHAP
Vrouwen die in verwachting zijn die-
nen altijd de veiligheidsgordel te dra-
gen. Dit biedt de beste bescherming
voor zowel de aanstaande moeder als
de nog ongeboren baby.Zwangere vrouwen dienen het heup-
gedeelte van de gordel laag over het
middel en zo strak mogelijk over de
heupen te dragen. Houd de gordel
laag, zodat deze niet over de buik
loopt. Op deze wijze zullen de heupen
de krachten opvangen bij een aanrij-
ding.
AIRBAGSYSTEEM
Deze auto is ter aanvulling op de vei-
ligheidsgordels voorzien van geavan-
ceerde frontairbags voor zowel de be-
stuurder als de voorpassagier. De
geavanceerde frontairbag voor de be-
stuurder bevindt zich in het midden
van het stuurwiel. De geavanceerde
frontairbag voor de passagier bevindt
zich in het instrumentenpaneel, boven
het handschoenenkastje. De airbag-
panelen zijn voorzien van het op-
schrift SRS/AIRBAG.
OPMERKING: De geavanceerde
frontairbags voor bestuurder en
passagier zijn gecertificeerd vol-
gens de richtlijnen voor geavan-
ceerde airbags.
Het opblaasmechanisme van de ge-
avanceerde frontairbags heeft ver-
schillende stadia. De airbag kan zo
meer of minder krachtig worden op-
geblazen, afhankelijk van factoren
zoals de soort aanrijding en de ernst
ervan.
Deze auto is mogelijk uitgerust met
een gespsluitingsschakelaar voor de
1 — Geavan-
ceerde frontair-
bags voor be-
stuurder en
passagier
2 — Kniebe-
scherming (voor
bepaalde
uitvoeringen/
landen)
50
Page 57 of 404

veiligheidsgordel voor de bestuur-
dersstoel en/of de voorpassagiersstoel
die registreert of de gordel is vastge-
klikt. Met deze gespsluitingschake-
laar kan het niveau worden aangepast
waarmee de geavanceerde frontair-
bags worden opgeblazen.
Deze auto is uitgerust met aanvul-
lende gordijn-zijairbags (SABIC), ter
bescherming van de bestuurder en
passagiers die naast een raam zitten.
De gordijn-zijairbags bevinden zich
boven de zijramen. De airbagpanelen
zijn voorzien van het opschrift SRS
AIRBAG.
Deze auto is voorzien van aanvullende
zijairbags in de stoelen (SAB). De zij-
airbags in de stoelen zijn gemarkeerd
met een opschrift dat in de buitenzijde
van de voorstoelen is gestikt.
OPMERKING:
De airbagpanelen zijn in de in-terieurbekleding nauwelijks
zichtbaar, maar springen open
tijdens het opblazen van de air-
bag. Na ieder ongeval dient de auto
onmiddellijk naar een erkende
dealer te worden gebracht.
COMPONENTEN VAN HET
AIRBAGSYSTEEM
Uw auto is mogelijk uitgerust met de
volgende componenten van het air-
bagsysteem:
Controller van het beveiligingssys- teem voor inzittenden
Waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
Stuurwiel en stuurkolom
Instrumentenpaneel
Kniebescherming (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Geavanceerde frontairbag aan bestuurderszijde
Geavanceerde frontairbag aan passagierszijde
Aanvullende zijairbags in de stoe- len (SAB)
Aanvullende gordijn-zijairbags (SABIC) Sensoren voor frontale en zijde-
lingse botsingen
Gordelspanners voorin, gespslui- tingschakelaar voor veiligheidsgor-
dels
KENMERKEN
GEAVANCEERDE
FRONTAIRBAGS
Het geavanceerde frontairbagsysteem
bestaat uit airbags aan de bestuur-
derszijde en aan de passagierszijde die
in meerdere stadia worden geacti-
veerd. Dit systeem reageert overeen-
komstig de kracht en de aard van de
botsing die worden vastgesteld door
de controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden. Deze controller
ontvangt informatie van de sensoren
voor frontale botsingen.
Het eerste opblaasmechanisme wordt
onmiddellijk geactiveerd bij een bot-
sing waarbij gebruik van de airbags
noodzakelijk is. Deze geringe opbla-
zing wordt toegepast voor minder
zware botsingen. Bij zwaardere bot-
singen wordt een krachtiger opbla-
zing toegepast.
51
Page 58 of 404

WAARSCHUWING!
Er mogen geen voorwerpen op ofnabij het airbagpaneel op het in-
strumentenpaneel worden ge-
plaatst, omdat deze letsel kunnen
veroorzaken bij botsingen waar-
bij de airbag wordt opgeblazen.
Plaats niets op of rond de airbag- panelen en probeer deze nooit
handmatig te openen. Anders is
het mogelijk dat u de airbags be-
schadigt. Bovendien kunt u letsel
oplopen doordat de airbags mo-
gelijk niet meer functioneren. De
beschermpanelen van de airbag-
kussens gaan alleen open als de
airbags worden opgeblazen.
U mag nooit in de kniebescher- ming boren of snijden of deze op
een andere manier bewerken.
Monteer geen accessoires op de kniebescherming zoals alarmver-
lichting, audio-installaties, 27
MC-apparatuur, enz. In combinatie met de veiligheidsgor-
dels, gordelspanners en kniebescher-
ming bieden de geavanceerde fron-
tairbags extra bescherming aan de
bestuurder en voorpassagier. Ook de
zijairbags zorgen in combinatie met
de veiligheidsgordels voor een betere
bescherming van de inzittenden.
Hier volgen enkele eenvoudige advie-
zen om het risico op letsel door een
geactiveerde airbag te verminderen:
Kinderen van 12 jaar en jonger moe-
ten altijd goed vastgegespt op de ach-
terbank zitten.
WAARSCHUWING!
Kinderen mogen nooit in achter-
waarts geplaatste kinderzitjes wor-
den vervoerd op de voorstoel van
auto's met een geavanceerde front-
airbag aan passagierszijde. Bij het
opblazen kan de airbag ernstig of
zelfs dodelijk letsel aan kinderen in
die zitpositie toebrengen. Lees de instructies bij het kinderzitje,
om er zeker van te zijn dat u het zitje
op de juiste manier gebruikt.
Alle inzittenden moeten te allen tijde
hun driepuntsveiligheidsgordel op de
juiste wijze dragen.
Schuif de stoelen van bestuurder en
voorpassagier zo ver naar achteren als
praktisch mogelijk is, zodat de ge-
avanceerde frontairbags ruimte heb-
ben om te kunnen worden opgebla-
zen.
Leun niet tegen het portier of het
raam. Als de auto is uitgerust met
zijairbags, worden die tijdens een
aanrijding krachtig opgeblazen in de
ruimte tussen uzelf en het portier.
Indien het airbagsysteem in deze auto
aangepast moet worden aan een inva-
lide, neem dan contact op met klan-
tenservice.
52
Page 59 of 404

WAARSCHUWING!
Als u alleen op de airbags ver-trouwt, kan dit bij een aanrijding
leiden tot ernstig letsel. De air-
bags werken in combinatie met
uw veiligheidsgordel om u op de
juiste wijze te beschermen. Bij
sommige aanrijdingen worden de
airbags niet opgeblazen. Draag
uw veiligheidsgordels altijd, ook
als uw auto is uitgerust met air-
bags.
Als u tijdens het activeren van de geavanceerde frontairbag te dicht
op het stuur of bij het instrumen-
tenpaneel zit, kunt u ernstig of
zelfs dodelijk letsel oplopen. Air-
bags hebben ruimte nodig om te
worden opgeblazen. Ga achter-
over zitten en strek uw armen zo-
danig dat u comfortabel het stuur
en het instrumentenpaneel kunt
bedienen.
Ook zijairbags hebben ruimte no- dig om te worden opgeblazen.
Leun niet tegen het portier of het
raam. Zit rechtop op het midden
van de stoel. Aanvullende zijairbags in de
stoelen (SAB)
De aanvullende zijairbags in de stoe-
len bieden de inzittenden betere be-
scherming tegen zijdelingse botsin-
gen. De zijairbags in de stoelen zijn
gemarkeerd met een opschrift dat in
de buitenzijde van de voorstoelen is
gestikt.
Als de airbag wordt geactiveerd, gaat
de naad tussen de voor- en zijkant van
de stoelbekleding open. Elke airbag
wordt afzonderlijk geactiveerd, zodat
bij een botsing aan de linkerzijde al-
leen de linkerairbag wordt geacti-
veerd, en bij een botsing aan de rech-
terzijde alleen de rechterairbag.
Aanvullende gordijn-zijairbags
(SABIC)
Ter aanvulling op de bescherming die
de carrosserie biedt, bieden de
gordijn-zijairbags de inzittenden op
de voor- en achterstoelen die naast
een raam zitten bescherming bij zijde-
lingse botsingen. Elke airbag heeft
opblaasruimten die zich naast het
hoofd van de passagiers bij het raam
bevinden en zo de kans op hoofdletsel
bij zijdelingse botsingen beperken. De
gordijn-zijairbags worden naar bene-
den geactiveerd en bedekken beide
ramen aan de zijde van de botsing.
OPMERKING:
Wanneer de auto over de kop
slaat, kunnen de gordelspanners
en/of de aanvullende zijairbags
in de stoelen en de gordijn-
zijairbags worden geactiveerd.
De airbagpanelen zijn in de in- terieurbekleding nauwelijks
zichtbaar, maar springen open
tijdens het opblazen van de
airbag.
53