stop start Lancia Ypsilon 2013 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2013, Model line: Ypsilon, Model: Lancia Ypsilon 2013Pages: 307, PDF Size: 13.3 MB
Page 58 of 307

Als de hendel langer dan een halve seconde wordt
aangetrokken, dan worden in één beweging de
ruitenwissers en -sproeiers ingeschakeld.
Als de hendel wordt losgelaten, stoppen de
ruitensproeiers onmiddellijk terwijl de
ruitenwissers nog drie slagen maken.
Na circa zes seconden volgt nog een extra
reinigingsslag.
REGENSENSOR
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bevindt zich achter de achteruitkijkspiegel,
in contact met de voorruit fig. 36 en detecteert
de aanwezigheid van regen en regelt het wissen
van de voorruit aan de hand van de hoeveelheid
water op de ruit.De sensor heeft een regelbereik dat oplopend
varieert van uitgeschakelde ruitenwissers (geen
wisslagen) als de ruit droog is, tot ruitenwissers
die ingeschakeld worden met de 2
econtinue
snelheid (snel continu wissen) bij hevige regen.
Inschakelen
De sensor wordt geactiveerd wanneer de ring A
fig. 35 naar de stand
wordt gedraaid: de
frequentie van de wisslagen wordt aangepast aan
de hoeveelheid water op de voorruit.
De activering van de regensensor wordt gemeld
door een "wisslag" van de ruitenwissers.
De gevoeligheid van de regensensor kan in het
Setup-menu ingesteld worden (zie de paragraaf
"Menuopties" in dit hoofdstuk).
Door de gevoeligheid van de regensensor te
verhogen, maken de ruitenwissers één wisslag.
BELANGRIJK Houd de ruit rond de sensor
schoon.
Als de ruitensproeiers worden bediend bij
ingeschakelde regensensor, dan werkt de normale
reinigingscyclus. Daarna wordt de normale
automatische werking van de regensensor hervat.
Uitschakelen
Plaats de ring weg uit de stand
of draai de
contactsleutel in de stand STOP.
fig. 36
L0F0188
54
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 59 of 307

Wordt de contactsleutel in de stand STOP
gedraaid en blijft de ring A in de stand
staan,
dan wordt er geen wiscyclus uitgevoerd bij de
volgende start (contactsleutel in de stand MAR),
ook al is er regen. Dit voorkomt onverhoedse
activering van de regensensor wanneer de motor
wordt gestart (bijv. terwijl de voorruit met de
hand wordt gewassen of als de ruitenwissers met
ijs aan de voorruit vastzitten).
Draai, om de automatische werking van de
regensensor te herstellen, de ring A van de stand
in de stand
en weer terug in de stand
.
Wanneer de regensensor weer geactiveerd wordt
met een van de hierboven beschreven
handelingen, wordt deze activering gemeld door
één wisslag van de ruitenwissers, ongeacht de
toestand van de voorruit.
Als de gevoeligheid tijdens de werking van de
regensensor wordt gewijzigd, wordt een wisslag
uitgevoerd om deze wijziging te bevestigen, zelfs
als de ruit droog is.
Als een storing in de regensensor optreedt terwijl
deze actief is, werkt de ruitenwisser met een
snelheid die overeenkomt met de
gevoeligheidsinstelling van de regensensor,
ongeacht of er wel of geen regen op de ruit
aanwezig is (bij sommige versies wordt de storing
van de sensor op de display aangegeven).
De sensor blijft werken en de ruitenwisser kan op
continuwerking worden ingesteld (1
eof 2
e
snelheid). De storingsmelding houdt aan zolang de
sensor actief is.De regensensor is in staat om de volgende
condities te herkennen waaraan hij zich
automatisch aanpast:
❒aanwezigheid van vuil op het gecontroleerde
oppervlak (zout, vuil, enz.);
❒aanwezigheid van waterstrepen door versleten
ruitenwisserbladen;
❒verschil tussen dag en nacht.
Schakel de regensensor nooit in tijdens
een schoonmaakbeurt in een
wastunnel.Zorg ervoor dat het systeem is
uitgeschakeld als er ijs op de voorruit
zit.
BELANGRIJK
Zorg ervoor dat het systeem is
uitgeschakeld als de voorruit moet
worden schoongemaakt.
55WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 64 of 307

Standen schakelaar B fig. 38:
❒middelste stand (stand 1): de lampjes C en D
blijven altijd gedoofd;
❒links ingedrukt (stand 0): het lampje C gaat
aan;
❒rechts ingedrukt (stand 2): het lampje D gaat
aan;
BELANGRIJK Controleer alvorens de auto te
verlaten of beide schakelaars in de middelste
stand staan: op deze manier zullen de lampjes van
de plafondverlichting doven bij het sluiten van
de portieren, en voorkomt men dat de accu
ontlaadt. Als de schakelaar in de ingeschakelde
stand is blijven staan, schakelt de
plafondverlichting in ieder geval circa 15 minuten
na het uitzetten van de motor automatisch uit.
Diffuus licht op het dashboard
Het diffuus licht op het dashboard wordt op
dezelfde manier ingeschakeld als de
plafondverlichting voor.
TIJDSCHAKELING PLAFONDVERLICHTING
Bij sommige versies zijn er om het in-/uitstappen
in het donker en op slecht verlichte plaatsen te
vergemakkelijken twee tijdregelingen voorzien.Tijdregeling bij het instappen
De plafondverlichting gaat op de volgende
manieren branden:
❒ongeveer 10 seconden wanneer de portieren
worden ontgrendeld;
❒ongeveer 3 minuten wanneer een portier worden
geopend;
❒ongeveer 10 seconden wanneer de portieren
worden gesloten.
De tijdregeling wordt onderbroken wanneer de
sleutel in de stand MAR wordt gezet.
De plafondverlichting gaat op de volgende 3
manieren uit:
❒bij het sluiten van de portieren stopt de
tijdregeling van 3 minuten en wordt de
tijdregeling van 10 seconden ingeschakeld. Deze
tijdregeling wordt onderbroken wanneer de
sleutel in de stand MAR wordt gezet;
❒de plafondverlichting schakelt automatisch uit
als de portieren worden vergrendeld (zowel
met de afstandsbediening als met de sleutel in
het bestuurdersportier).
❒de interieurverlichting wordt in elk geval na 15
minuten uitgeschakeld om de accuduur te
verhogen
60
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 65 of 307

Tijdregeling bij het uitstappen
Als de sleutel uit het contactslot wordt verwijderd,
gaan de plafondlampjes op de volgende manieren
branden:
❒als de contactsleutel binnen 3 minuten na het
afzetten van de motor uit het contactslot wordt
gehaald, gaat de plafondverlichting ongeveer 10
seconden branden;
❒ongeveer 3 minuten wanneer een van de
portieren wordt geopend;
❒ongeveer 10 seconden wanneer een van de
portieren wordt gesloten.
De tijdregeling stopt automatisch wanneer de
portieren worden vergrendeld.
PLAFONDVERLICHTING ACHTER
Versies zonder schuifdak
Druk op het lampenglas A fig. 39 om het licht
aan/uit te zetten. De plafondverlichting achter
blijft enkele seconden branden nadat de portieren
zijn gesloten en gaat dan automatisch uit. De
plafondverlichting gaat uit wanneer de
contactsleutel in de stand MAR wordt gedraaid.
De verlichting gaat ook uit wanneer een portier
een paar minuten open wordt gelaten. Open
een ander portier of sluit en open hetzelfde portier
om de plafondverlichting opnieuw in te schakelen.Versies met schuifdak
Bij deze versies zijn twee plafondlichtjes A fig. 40
aan de zijkant voorzien (boven de
achterportieren).
fig. 39
L0F0236
A
fig. 40
L0F0227
61WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 69 of 307

Bij geactiveerde ECO-functie, is de auto ingesteld
voor het rijden in de stad, wat gekenmerkt wordt
door een lichter draaiend stuur (Dualdrive-
systeem ingeschakeld) en een lager
brandstofverbruik.
Wanneer deze functie actief is, verschijnt bij
sommige versies het opschrift ECO op het display.
Deze functie blijft in het geheugen opgeslagen:
wanneer de auto opnieuw wordt gestart, behoudt
het systeem de instelling die het vóór het afzetten
van de motor had. Druk opnieuw op de ECO-toets
om de functie uit te schakelen en de normale
rij-instelling te herstellen.
AFSLUITER VAN DE BRANDSTOFTOEVOER
Deze grijpt bij een botsing in en veroorzaakt het
volgende:
❒onderbreking van de brandstoftoevoer met
afzetten van de motor als gevolg
❒automatische ontgrendeling van de portieren
❒automatische inschakeling van de
interieurverlichting
❒inschakeling van de alarmknipperlichten.
Wanneer het systeem wordt ingeschakeld,
verschijnt er bij sommige versies een melding op
de display.BELANGRIJK Controleer de auto zorgvuldig op
brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de motorruimte,
onder de auto of in de buurt van de tank. Draai
na een botsing de contactsleutel naar STOP om te
voorkomen dat de accu leegloopt.
Ga als volgt te werk om de correcte werking van
de auto te herstellen:
❒draai de contactsleutel naar de stand MAR;
❒schakel de richtingaanwijzer rechts in;
❒schakel de richtingaanwijzer rechts uit;
❒schakel de richtingaanwijzer links in;
❒schakel de richtingaanwijzer links uit;
❒schakel de richtingaanwijzer rechts in;
❒schakel de richtingaanwijzer rechts uit;
❒schakel de richtingaanwijzer links in;
❒schakel de richtingaanwijzer links uit;
❒draai de contactsleutel naar de stand STOP.
BELANGRIJK
Als na een botsing een brandstoflucht
wordt geroken of brandstoflekkage
wordt geconstateerd, dan mag het systeem
niet opnieuw ingeschakeld worden om
brand te voorkomen.
65WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 70 of 307

INTERIEURUITRUSTINGDASHBOARDKASTJE PASSAGIERSZIJDE
Trek aan de handgreep A fig. 48 om het
dashboardkastje te openen. Als het kastje geopend
wordt, gaat een lampje branden om het kastje te
verlichten.
BELANGRIJK
Rijd nooit met open dashboardkastje:
het kan de passagier in geval van
een botsing verwonden.STOPCONTACT
Bevindt zich op de tunnelconsolefig. 49 in de
buurt van de handrem. Werk alleen met de
contactsleutel in de stand MAR.
BELANGRIJK Sluit geen apparaten aan op het
stopcontact met een vermogen van meer dan 180
W Beschadig het stopcontact niet door het gebruik
van ongeschikte adapters.
fig. 48
L0F0057
fig. 49
L0F0076
66
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 71 of 307

AANSTEKER
(voor bepaalde versies/markten)
Deze zit op de middenconsole naast de handrem.
Druk op knop A fig. 50 om te aansteker te
activeren.
Na enkele seconden keert de knop automatisch
terug naar de beginstand, dan is de aansteker
klaar voor gebruik.
BELANGRIJK Controleer altijd of de aansteker is
uitgeschakeld.
BELANGRIJK Sluit geen apparaten aan op het
stopcontact met een vermogen van meer dan 180
W Beschadig het stopcontact niet door het gebruik
van ongeschikte adapters.
BELANGRIJK
De aansteker wordt erg heet. Ga er
voorzichtig mee om en zorg ervoor
dat kinderen hem niet gebruiken: gevaar van
brand en/of brandwonden.
ASBAK
(voor bepaalde versies/markten)
De asbak is een verwijderbare kunststof houder
met een deksel onder veerdruk die in de rechter
beker/blikjeshouder geplaatst moet worden op de
middenconsole fig. 51.
BELANGRIJK Gebruik de asbak niet als
prullenbak: de inhoud kan door sigarettenpeuken
in brand raken.
fig. 50
L0F0258
fig. 51
L0F0056
67WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 74 of 307

KNELBEVEILIGING
Het schuifdak is uitgerust met een knelbeveiliging
die tijdens het sluiten van het dak een eventueel
obstakel kan herkennen; wanneer dit gebeurt,
onderbreekt het systeem de beweging en keert de
beweging onmiddellijk om.
NOODBEDIENING
Als de bedieningsknoppen niet werken, kan het
cabriodak handmatig bediend worden zoals
hieronder is beschreven:
❒verwijder de beschermdop op de
binnenbekleding, tussen de twee zonneschermen
fig. 54;
❒neem de meegeleverde Allen sleutel uit de
gereedschapshouder in de bagageruimte of,
afhankelijk van de versie, in het
dashboardkastje;❒steek de betreffende sleutel in de zitting A
fig. 54 en draai hem rechtsom om het schuifdak
te openen of linksom om het schuifdak te
sluiten.
INITIALISATIEPROCEDURE
Bij een storing van de automatische beweging bij
het openen/sluiten of een noodsituatie (zie
beschrijving in de vorige paragraaf), moet de
automatische bediening van het schuifdak
opnieuw worden geïnitialiseerd.
Ga als volgt te werk:
❒Druk op knop B in de gesloten stand;
❒houd de knop B ingedrukt: na ongeveer 10
seconden gaat het schuifdak schokkerig dicht.
Laat de knop B los na het schuifdak te hebben
gesloten;
❒draai de contactsleutel op STOP en laat dit
gedurende 10 seconden zo;
❒draai de contactsleutel naar de stand MAR;
❒Druk op knop B in de gesloten stand;
❒houd de knop B ingedrukt tot het schuifdak
helemaal gesloten is: de initialisatieprocedure is
afgerond;
❒druk binnen 3 seconden na afronding van de
initialisatieprocedure nogmaals op knop B;
fig. 54
L0F0299
70
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
❒houd knop B ingedrukt: het schuifdak zal
automatisch een volledige cyclus openen en
sluiten uitvoeren: herhaal de hele procedure
vanaf het begin als dit niet gebeurt;
❒houd knop B ingedrukt en wacht tot het
schuifdak helemaal gesloten is.
Page 79 of 307

ELEKTRISCHE RUITBEDIENINGDeze werkt met de contactsleutel in de stand MAR
en gedurende circa drie minuten nadat de
contactsleutel naar de stand STOP is gedraaid of
verwijderd is als een van de voorportieren geopend
is.
De bedieningsknoppen bevinden zich op de
portierpanelen (bij bepaalde versies/markten)
(vanaf het paneel van het bestuurdersportier
kunnen alle ruiten bediend worden).
Er is een knelbeveiliging aanwezig die tijdens het
sluiten van de voor- en achterruiten werkt (bij
bepaalde versies/uitvoeringen).
BELANGRIJK
Oneigenlijk gebruik van de
elektrische ruitbediening kan
gevaarlijk zijn. Controleer voor en tijdens
het bedienen altijd of de passagiers niet
kunnen worden verwond door de bewegende
ruiten of door voorwerpen die door de ruit
worden meegesleept of geraakt. Verwijder
altijd de sleutel uit het contactslot als de
auto wordt verlaten om te voorkomen dat
onverwachtse bediening van de elektrische
ruitbediening gevaar oplevert voor de
achtergebleven passagiers.BEDIENINGSELEMENTEN
Bestuurdersportier
A fig. 57: openen/sluiten zijruit linksvoor;
"continue automatische" werking tijdens
openen/sluiten ruit;
B: openen/sluiten zijruit rechtsvoor; "continue
automatische" werking tijdens openen/sluiten ruit
(bij bepaalde versies/markten)
C: inschakeling/uitschakeling bediening achterste
zijruiten
D: openen/sluiten zijruit linksachter (bij bepaalde
versies/markten); "continue automatische"
werking tijdens openen/sluiten ruit
E: openen/sluiten zijruit rechtsachter (bij
bepaalde versies/markten); "continue
automatische" werking tijdens openen/sluiten ruit.
fig. 57
L0F0162
75WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 80 of 307

Druk op de knoppen om de gewenste ruit te
openen/sluiten. Wanneer een van de twee knoppen
kort wordt ingedrukt, beweegt de ruit in
"stappen"; als de knop ingedrukt wordt gehouden,
wordt de "continue automatische" werking voor
het openen en sluiten geactiveerd.
Als opnieuw op de bedieningsknop wordt gedrukt,
stopt de ruit in de gewenste positie. Als de knop
enkele seconden ingedrukt wordt gehouden,
gaat de ruit automatisch open of dicht (alleen met
de contactsleutel in de stand MAR).
Voorportier aan passagierszijde en
achterportieren
(bij bepaalde versies/markten)
Op het portierpaneel aan passagierzijde en bij
sommige versies op de achterportieren, zijn
knoppen aanwezig om de betreffende ruiten te
bedienen.
Knelbeveiliging
De auto is uitgerust met een knelbeveiliging die
tijdens het sluiten van de zijruiten voor en achter
actief is. Dit veiligheidssysteem detecteert de
aanwezigheid van een obstakel tijdens het sluiten
van de ruit en grijpt in door de slag van de ruit
te stoppen en, afhankelijk van de positie van
de ruit, om te keren.
Deze voorziening is ook nuttig als de ruiten per
ongeluk worden bediend door kinderen aan boord.De knelbeveiliging is zowel tijdens de handmatige
als de automatische bediening van de ruit actief.
Wanneer de knelbeveiliging geactiveerd wordt,
wordt het sluiten van de ruit onmiddellijk gestopt
en de beweging omgekeerd. Tijdens de omkering
van de beweging kan de ruit op geen enkele
manier bediend worden.
BELANGRIJK Als de knelbeveiliging binnen 1
minuut 3 keer achter elkaar ingrijpt of defect is,
wordt het automatische sluiten van de ruit
geblokkeerd, en alleen in stappen van een halve
seconde toegestaan; hierbij moet de knop
losgelaten worden voor de volgende manoeuvre.
Om de correcte werking van het systeem te
herstellen, moet de betreffende ruit geopend
worden.
BELANGRIJK Als de contactsleutel in de stand
STOP staat of verwijderd is, dan kunnen de ruiten
nog ongeveer 3 minuten worden bediend. Het
systeem wordt echter uitgeschakeld als een van de
portieren wordt geopend.
BELANGRIJK Daar waar de knelbeveiliging
aanwezig is, zorgt bediening van de knop
op de
afstandsbediening langer dan 2 seconden voor
het openen van de ruiten zolang de knop
ingedrukt wordt gehouden. Als de knoplanger
dan 2 seconden ingedrukt wordt gehouden,
worden de ruiten gesloten.
76
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER