sensor Lancia Ypsilon 2016 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2016, Model line: Ypsilon, Model: Lancia Ypsilon 2016Pages: 208, PDF Size: 5.44 MB
Page 20 of 208

AUTOMATISCHE
INSCHAKELING
KOPLAMPEN
(AUTOLIGHT)
(Schemersensor)
(voor bepaalde versies/markten)
Deze op de voorruit geplaatste
infrarood-ledsensor detecteert samen
met de regensensor de verschillen
in sterkte van het omgevingslicht op
basis van de lichtgevoeligheid die in het
instellingenmenu is ingesteld: hoe
hoger de gevoeligheid, des te minder
buitenlicht er nodig is om de
buitenverlichting in te schakelen.
Inschakelen
De schemersensor wordt ingeschakeld
wanneer de ring A naar fig. 17
wordt
gedraaid. Op deze manier gaan,
afhankelijk van de sterkte van het
buitenlicht, het stadslicht en het
dimlicht automatisch branden.Wanneer de lichten door de sensor
worden ingeschakeld, kunnen ook de
mistlampen (voor bepaalde versies/
markten) en de mistachterlichten
ingeschakeld worden. Wanneer de
lichten automatisch uitgeschakeld
worden, worden ook de mistlampen en
het mistachterlicht (indien ingeschakeld)
uitgeschakeld. De volgende keer dat
de lichten automatisch ingeschakeld
worden, moeten de mistlampen
handmatig ingeschakeld worden (indien
nodig).
Bij actieve sensor kunnen
grootlichtsignalen worden gegeven,
maar het grootlicht zelf kan niet
ingeschakeld worden. Draai, om dit
licht in te schakelen, de ring A naaren activeer het vaste dimlicht.
Wanneer de lichten automatisch
ingeschakeld zijn en vervolgens door de
sensor uitgeschakeld worden, gaat
eerst het dimlicht en na enkele
seconden het stadslicht uit.
Als de geactiveerde sensor slecht
werkt, worden het stadslicht en het
dimlicht ongeacht de sterkte van het
omgevingslicht ingeschakeld en wordt
de storing van de sensor op het display
weergegeven. Het is ook mogelijk om
de sensor uit te schakelen en deze
lichten indien nodig handmatig in te
schakelen.BELANGRIJK De sensor kan niet de
aanwezigheid van mist detecteren.
Deze lichten moeten dus onder die
omstandigheden handmatig worden
ingeschakeld.
DAGVERLICHTING (DRL)
Dagverlichting
(voor bepaalde versies/markten)
16) 17)
Met de sleutel in de stand MAR en
schakelaar A fig. 17 naar standO
gedraaid, gaan de dagverlichting
automatisch branden; de overige
lichten en de interieurverlichting blijven
uit.
STADSLICHT / DIMLICHT
Draai, met de contactsleutel in de stand
MAR, de schakelaar A fig. 17 naar
. Als het dimlicht wordt
ingeschakeld, gaat de dagverlichting uit
en worden het stadslicht en het
dimlicht ingeschakeld. Het
controlelampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Als de contactsleutel naar STOP wordt
gedraaid of wordt verwijderd en
schakelaar A wordt vanOnaar
gedraaid, gaan het stadslicht en de
kentekenplaatverlichting branden.
Het controlelampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden.
18
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 23 of 208

links ingedrukt (stand 0): het lampje
C gaat aan;
rechts ingedrukt (stand 2): het
lampje D gaat aan.
BELANGRIJK Controleer, voordat het
voertuig verlaten wordt, of de
plafondverlichting uit is; zo wordt
voorkomen dat de accu ontlaadt als de
portieren eenmaal gesloten zijn. Als er
een lampje per ongeluk is blijven
branden, wordt de plafondverlichting in
ieder geval ongeveer 15 minuten na
het uitzetten van de motor automatisch
uitgeschakeld.
Diffuus licht op het dashboard
Diffuus licht op het dashboard wordt
tegelijk met de plafondverlichting voor
ingeschakeld.
Tijdregeling plafondverlichting
Bij sommige versies zijn er om
het in-/uitstappen in het donker en op
slecht verlichte plaatsen te
vergemakkelijken twee tijdregelingen
voorzien.
bij het instappen in de auto;
bij het uitstappen uit het voertuig.
RUITENWISSERS/
ACHTERRUITWISSER
Met de rechter hendel fig. 20 worden
de ruitenwisser/-sproeier en de
achterruitwisser en -sproeier bediend.
Werkt alleen met de contactsleutel
in de stand MAR.
RUITENSPROEIER /
-WISSER
6) 7)
Draaischakelaar A fig. 20 heeft vier
verschillende standen:
Ruitenwissers uit.
Wissen met interval.
Langzaam continu wissen.
Snel continu wissen.Zet de hendel omhoog (onstabiele
stand) om de tijdelijke snelle wisstand in
te schakelen. Bij het loslaten keert de
hendel terug naar de beginstand en
wordt de werking van de ruitenwissers
automatisch afgebroken.
Met draaischakelaar A fig. 20 in stand
, wordt de wissnelheid
automatisch aan de voertuigsnelheid
aangepast.
Bij ingeschakelde ruitenwissers, wordt
bij het inschakelen van de
achteruitversnelling, ook de
achterruitwisser automatisch
ingeschakeld.
REGENSENSOR
(voor bepaalde versies/markten)
18)8) 9)
Deze bevindt zich achter de
achteruitkijkspiegel, in contact met de
voorruit fig. 21 en detecteert de
aanwezigheid van regen en regelt het
wissen van de voorruit aan de hand van
de hoeveelheid water op de ruit.
Inschakelen
De sensor wordt geactiveerd wanneer
de ring A fig. 20 naar de stand
wordt gedraaid: de frequentie van
de wisslagen wordt aangepast aan
de hoeveelheid water op de voorruit.
20L0F0126C
21
Page 24 of 208

De gevoeligheid van de regensensor
kan in het Set-up-menu ingesteld
worden (zie paragraaf "Display" in het
hoofdstuk "Kennismaking met het
bedieningspaneel").
ACHTERRUITWISSER /
-SPROEIER
10)
Zet draaischakelaar B fig. 20 van stand
naar standom de
achterruitwisser als volgt in te
schakelen:
wissen met interval wanneer de
ruitenwissers voor niet werken;
synchroon wissen (met de halve
wisfrequentie) als de ruitenwissers voor
werken;
continu wissen met ingeschakelde
achteruitversnelling en bediening.Bij ingeschakelde ruitenwisser voor en
ingeschakelde achteruitversnelling, is
de werking van de achterruitwisser
op dezelfde wijze continu.
Door de hendel naar het dashboard te
trekken (onstabiele stand), wordt de
achterruitsproeier ingeschakeld. Als de
hendel ten minste een halve seconde
in deze stand wordt gehouden, dan
wordt ook de achterruitwisser
ingeschakeld. Door de hendel los te
laten, wordt de automatische
wis-/wasregeling ingeschakeld, net als
voor de ruitenwisser voor.
Deze functie wordt uitgeschakeld zodra
de hendel wordt losgelaten.
BELANGRIJK
18)Zorg ervoor dat het systeem is
uitgeschakeld als de voorruit moet worden
schoongemaakt.
BELANGRIJK
6)Gebruik de ruitenwissers nooit om
opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit
te verwijderen. Onder dergelijke
omstandigheden wordt bij overbelasting
van de ruitenwisser de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de ruitenwisser
enkele seconden wordt uitgeschakeld. Als
de werking van de ruitenwisser hierna
niet is hersteld (ook niet na de motor
opnieuw te hebben gestart), neem dan
contact op met het Lancia Servicenetwerk.
7)Schakel de ruitenwisser niet met van
de ruit opgeheven wisserblad in.
8)Schakel de regensensor nooit in tijdens
een schoonmaakbeurt in een wastunnel.
9)Zorg ervoor dat het systeem is
uitgeschakeld als er ijs op de voorruit zit.
10)Gebruik de achterruitwisser nooit
om opgehoopte sneeuw of ijs te
verwijderen. Onder dergelijke
omstandigheden kan de ruitenwisser
overbelast raken en wordt de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de ruitenwisser
enkele seconden wordt uitgeschakeld. Als
de werking van de ruitenwissers hierna
niet is hersteld, neem dan contact op met
het Lancia Servicenetwerk.
21L0F0188C
22
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 46 of 208

BEDIENINGSKNOPPEN
Deze bevinden zich op het dashboard
fig. 46.
/: druk de knoppen in en
laat ze los om omhoog of omlaag
door de menuopties te bladeren, of om
de weergegeven waarde te verhogen/
verlagen.
: kort indrukken om het menu te
openen en/of naar de volgende
schermpagina te gaan of de gewenste
keuze te bevestigen. Ingedrukt houden
om terug te keren naar het
standaardscherm.SET-UP-MENU
Het menu omvat de volgende opties:
MENU
VERLICHTING
PIEP SNELHEID
SENSOR KOPLAMPEN (voor
bepaalde versies/markten)
REGENSENSOR (voor bepaalde
versies/markten)
ACTIVERING TRIP B/GEGEVENS
STEL UUR IN
STEL DATUM IN
EERSTE PAGINA (voor bepaalde
versies/markten)
AUTOCLOSE
MEETEENHEID
TAAL
GELUIDSSTERKTE
WAARSCHUWINGEN
GELUIDSSTERKTE TOETSEN
PIEP VEILIGHEIDSGORDELS
SERVICE
AIRBAG/PASSENGER BAG (voor
bepaalde versies/markten)
DAGRIJLICHTEN
RESET BANDEN
RESET OLIEPEIL (voor bepaalde
versies/markten)
EXIT MENUInschakeling/uitschakeling
passagiersairbag voor en zijairbag
(voor bepaalde versies/markten)
Met deze functie kan de frontairbag aan
passagierszijde in- of uitgeschakeld
worden.
Ga als volgt te werk:
druk op de knopen druk na
weergave van het bericht
"Passagiersairbag: Uit (om uit te
schakelen) of het bericht
"Passagiersairbag: Aan (om in te
schakelen) door op
ofte
drukken, nogmaals op INSTELLEN
;
op het display verschijnt een bericht
met het verzoek om bevestiging;
druk op de knoppenof
om "Ja" te selecteren (om het
inschakelen/uitschakelen te bevestigen)
of "Nee" (om te annuleren);
druk kort op de knop;er
verschijnt een bevestigingsbericht van
de gekozen instelling en er wordt
teruggekeerd naar het menuscherm.
Houd de knop ingedrukt om naar
het standaardscherm terug te keren
zonder op te slaan.
46L0F0414C
44
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 61 of 208

Waarschuwingslampje Wat het betekent
INDICATIE AANVULLENDE STORING
(voor bepaalde versies/markten)
Het waarschuwingslampje (of symbool voor versies met multifunctioneel herconfigureerbaar display) gaat
branden onder de volgende omstandigheden. Raadpleeg in dergelijke gevallen het Lancia Servicenetwerk
om de storing zo spoedig mogelijk te verhelpen.
Snelheidslimiet overschreden(voor bepaalde versies/markten)
Het waarschuwingslampje (of symbool voor versies met multifunctioneel herconfigureerbaar display) gaat
branden als de in het Set-up-menu ingestelde snelheidslimiet wordt overschreden.
Wanneer het voertuig deze waarde overschrijdt klinkt er een geluidssignaal, en bij sommige versies wordt
een speciaal bericht weergegeven op het display.
Werking/storing afsluiter brandstoftoevoer(voor bepaalde versies/markten)
Het waarschuwingslampje (of symbool voor versies met multifunctioneel herconfigureerbaar display) gaat
branden en er verschijnt een speciaal bericht op het display, in het geval van een interventie/storing van de
afsluiter van de brandstoftoevoer.
Storing Start&Stop(voor bepaalde versies/markten)
Het waarschuwingslampje (of symbool voor versies met multifunctioneel herconfigureerbaar display) gaat
branden en er verschijnt een speciaal bericht op het display, indien er een storing in het Start&Stopsysteem
wordt vastgesteld.
Storing regensensor(voor bepaalde versies/markten)
Het waarschuwingslampje (of symbool voor versies met multifunctioneel herconfigureerbaar display) gaat
branden en er verschijnt een speciaal bericht op het display, indien er een storing van de regensensor
wordt vastgesteld.
59
Page 62 of 208

Waarschuwingslampje Wat het betekent
Storing parkeersensoren(voor bepaalde versies/markten)
Het waarschuwingslampje (of symbool voor versies met multifunctioneel herconfigureerbaar display) gaat
branden en er verschijnt een speciaal bericht op het display, indien er een storing van de parkeersensoren
wordt vastgesteld.
Storing schemersensor(voor bepaalde versies/markten)
Het waarschuwingslampje (of symbool voor versies met multifunctioneel herconfigureerbaar display) gaat
branden en er verschijnt een speciaal bericht op het display, indien er een storing van een schemersensor
wordt vastgesteld.
Storing motoroliedruksensor
De storing van de motoroliedruksensor wordt aangegeven door het aangaan van het
waarschuwingslampje (of symbool voor versies met multifunctioneel herconfigureerbaar display) op het
instrumentenpaneel.
Storing waarschuwingslampje Airbag(voor bepaalde versies/markten)
Het waarschuwingslampje (of symbool voor versies met multifunctioneel herconfigureerbaar display) gaat
knipperen wanneer er een storing van het
waarschuwingslampje is vastgesteld.
Tyre pressure monitoring system (iTPMS) (Bewakingssysteem bandenspanning) niet
beschikbaar
Het waarschuwingslampje (of symbool voor versies met multifunctioneel herconfigureerbaar display) gaat
branden en er verschijnt een speciaal bericht op het display, indien het bewakingssysteem
bandenspanning (iTMPS) niet beschikbaar is.
60
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 68 of 208

SYMBOLEN EN BERICHTEN OP HET DISPLAY
Symbolen en berichten Wat het betekent
KANS OP GLAD WEGDEK
(voor bepaalde versies/markten)
Bij versies voorzien van herconfigureerbaar multifunctioneel display verschijnen er een
bericht en een symbool op het display wanneer de buitentemperatuur 3°C of lager
bedraagt.
BELANGRIJK Bij een storing van de buitentemperatuursensor, worden streepjes i.p.v.
temperatuurwaarden op het display weergegeven.
UITSCHAKELING ASR-SYSTEEM
Het ASR-systeem kan uitgeschakeld worden door op de knop ASR OFF te drukken.
Bij versies met herconfigureerbaar multifunctioneel display, wordt bij uitschakeling van het
systeem een bericht en een symbool op het display weergegeven; tegelijk gaat ook de led
op de ASR OFF knop branden.
OMSCHAKELING BENZINE/AARDGAS
(voor bepaalde versies/markten)
Lampje brandt permanent: werking op aardgas.
Lampje is uit: werking op benzine.
Het symbool wordt weergegeven, samen met een speciaal bericht, als er een storing is in
het aardgassysteem.
Neem in dat geval zo snel mogelijk contact op met het Lancia Servicenetwerk, en rijd
verder op benzine
66
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 76 of 208

62)Neem nooit onnodige en
onverantwoorde risico's, ook al is het
voertuig uitgerust met een ASR-systeem.
Uw rijstijl moet altijd aangepast zijn aan
de conditie van het wegdek, het zicht en
het verkeer. De bestuurder is in elk geval
verantwoordelijk voor een veilige rijstijl.
63)Het HBA-systeem kan de grip van de
banden op het wegdek niet boven de
limieten van de natuurkundige wetten laten
toenemen; rijd altijd voorzichtig,
overeenkomstig de toestand van het
wegdek.
64)Het HBA-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
65)Het HBA-systeem is een ondersteuning
voor de bestuurder die altijd zijn volle
aandacht bij het rijden moet houden. De
uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt altijd
bij de bestuurder.
66)De capaciteiten van het HBA-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.RIJHULPSYSTEMEN
iTPMS-systeem (indirect
Tyre Pressure
Monitoring System)
(voor bepaalde versies/markten)
67) 68) 69) 70) 71) 72)
De auto kan uitgerust zijn met het
iTPMS (indirect Tyre Pressure
Monitoring System) dat via de
wielsnelheidsensoren de toestand van
de bandendruk controleert.
Het systeem waarschuwt de
bestuurder als een of meer banden leeg
zijn met een permanent brandend
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel en een
waarschuwingsbericht op het display.
Als slechts een band leeg is, kan het
systeem aangeven om welke band het
gaat: het wordt in elk geval aanbevolen
om de spanning van alle vier de banden
te controleren.
Het systeem herkent de
spanningswaarde van de band niet,
maar het is in staat om aan te geven als
de druk van een of meerdere banden
onder een bepaalde spanningsdrempel
komt.
Deze aanduiding wordt ook
weergegeven nadat de motor wordt
afgezet en weer gestart wordt, zolang
de resetprocedure niet wordt
uitgevoerd.Resetprocedure
Het iTPMS-systeem heeft een
"inleerfase" nodig (met een duur die
afhangt van de rijstijl en de
wegomstandigheden: bij optimale
omstandigheden wordt gereden op een
rechte weg met 80 km/h gedurende
minstens 20 minuten) die begint
wanneer de resetprocedure wordt
uitgevoerd.
De resetprocedure moet worden
uitgevoerd:
elke keer dat de bandenspanning
wordt gewijzigd;
wanneer ook maar één wiel
verwisseld wordt;
wanneer de banden worden
gedraaid of omgewisseld;
wanneer het ruimtebesparende
reservewiel wordt gemonteerd.
Pomp, voordat de RESET-procedure
wordt uitgevoerd, de banden tot de
juiste bandenspanning op, vermeld in
de bandenspanningstabel (zie de
paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens").
Als de Reset-procedure niet wordt
uitgevoerd kan, in alle bovenstaande
gevallen, het waarschuwingslampje
onjuiste aanduidingen over een of
meer banden geven.
74
VEILIGHEID
Page 100 of 208

STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart"
van het voertuig: dan kunt u zien hoe u
het potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echt "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort
en de portefeuille niet vergeten worden.DE MOTOR STARTEN .................... 99
HANDREM ......................................101
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK ......................101
DUAL FUNCTION
SYSTEM-VERSNELLINGSBAK .......102
STOP/START-SYSTEEM .................104
CRUISE CONTROL .........................105
PARKEERSENSOREN.....................106
EEN AANHANGER TREKKEN .........108
TANKEN .........................................109
98
STARTEN EN RIJDEN
Page 108 of 208

Automatische uitschakeling
Het systeem wordt in de volgende
gevallen automatisch uitgeschakeld:
inwerkingtreding van het ABS- of
ESC-systeem, voertuigsnelheid onder
de van tevoren vastgestelde limiet,
systeemstoring.
BELANGRIJK
116)Als met actieve cruise-control wordt
gereden, mag de versnellingspook nooit in
de vrijstand worden gezet.
117)Draai bij een storing of defect van het
systeem de draaischakelaar A naar OFF
en neem contact op met het Lancia
Servicenetwerk.
PARKEERSENSOREN
(voor bepaalde versies/markten)
44)
SENSOREN
Deze sensoren bevinden zich in de
achterbumper fig. 75 en detecteren de
aanwezigheid van obstakels achter
het voertuig en waarschuwen de
bestuurder met een intermitterend
geluidssignaal.
INSCHAKELING
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate het voertuig
dichter bij het obstakel komt.WERKING MET EEN
AANHANGER
De werking van de sensoren wordt
automatisch uitgeschakeld zodra de
elektrische stekker van de aanhanger in
het stopcontact van de trekhaak van
het voertuig wordt gestoken.
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de stekker van de
aanhangerkabel verwijderd wordt.
BELANGRIJKE
INFORMATIE
118)45)
Let tijdens parkeermanoeuvres met
name op obstakels die zich boven of
onder de sensoren kunnen bevinden.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen voorwerpen in de buurt van het
voertuig niet gedetecteerd worden en
kunnen zo schade aan het voertuig
veroorzaken of zelf beschadigd raken.
De volgende omstandigheden kunnen
de werking van het parkeerhulpsysteem
beïnvloeden:
de aanwezigheid van ijs, sneeuw,
modder of meerdere verflagen op
het oppervlak van de sensor kunnen
leiden tot verminderde gevoeligheid van
de sensor en afname van de prestaties
van het systeem.
75L0F0027C
106
STARTEN EN RIJDEN