Lancia Ypsilon 2021 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2021, Model line: Ypsilon, Model: Lancia Ypsilon 2021Pages: 208, PDF Size: 5.44 MB
Page 71 of 208

VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is bijzonder belangrijk.
Hierin worden de veiligheidssystemen
beschreven waarmee het voertuig is
uitgerust en aanwijzingen over hoe deze
op de juiste wijze gebruikt moeten
worden.ACTIEVE VEILIGHEIDSSYSTEMEN . 70
RIJHULPSYSTEMEN ...................... 74
BESCHERMINGSSYSTEMEN
INZITTENDEN ................................. 76
VEILIGHEIDSGORDELS .................. 76
SBR-SYSTEEM (SEAT BELT
REMINDER) .................................... 77
GORDELSPANNERS....................... 79
KINDERZITJES ............................... 81
AANVULLEND
VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS) -
AIRBAGS ........................................ 92
69
Page 72 of 208

ACTIEVE
VEILIGHEIDS-
SYSTEMEN
In de auto zijn de volgende actieve
veiligheidssystemen aanwezig:
ABS (antiblokkeersysteem van de
wielen);
EBD (elektronische
remkrachtverdeling);
MBA (Mechanische remassistent);
ESC (Electronic Stability Control)
(Elektronische Stabiliteitsregeling);
HH (Hill Holder);
ASR (Antislip Regulation)
(antislipregeling);
BA (Remassistent);
MSR (Motor Schleppmoment
Regelung -
motorremmomentregelsysteem);
Zie de volgende beschrijving van de
werking van deze systemen.
ABS (Anti-lock Braking
System)
Dit systeem, dat integraal deel uitmaakt
van het remsysteem, voorkomt het
blokkeren of slippen van een of
meerdere wielen op alle soorten
wegdek en ongeacht de kracht van de
remwerking, zodat het voertuig, zelfs
bij een noodstop, onder controle
gehouden kan worden.BELANGRIJK Een inrijperiode van circa
500 km is vereist om het beste uit het
remsysteem te halen: vermijd tijdens
deze periode bruusk, herhaaldelijk
of langdurig remmen.
Inwerkingtreding van het systeem
De bestuurder kan merken wanneer het
ABS wordt ingeschakeld omdat er
een lichte trilling van het rempedaal
voelbaar is en het systeem iets meer
geluid maakt: dit geeft aan dat de
voertuigsnelheid moet worden
aangepast aan het type wegdek
waarop wordt gereden.
41) 42) 43) 44) 45) 46) 47) 48)
EBD-SYSTEEM
(Electronic Brakeforce
Distribution)
Het EBD-systeem zorgt voor de
verdeling van de remkracht tussen de
voor- en achterwielen.MBA (Mechanical brake
assist) SYSTEEM
Dit systeem (dat niet uitgeschakeld kan
worden) herkent eventuele noodstops
op basis van de snelheid waarmee
het rempedaal wordt ingetrapt en levert
een extra hydraulische remdruk om
de door de bestuurder geleverd druk te
ondersteunen. Hierdoor kan het
remsysteem sneller en krachtiger
ingrijpen.
49)
ESC-SYSTEEM
(Electronic Stability
Control)
Dit is een elektronisch systeem dat de
voertuigstabiliteit regelt als de wielen
hun grip verliezen, het helpt de juiste
koers te handhaven.
Het systeem herkent potentieel
gevaarlijke situaties voor de stabiliteit
van de auto en grijpt automatisch en op
gedifferentieerde manier in op de
remmen van de vier wielen door een
stabiliserend koppel te leveren.
Het ESC-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordt
gestart; het kan niet worden
uitgeschakeld.
70
VEILIGHEID
Page 73 of 208

Inwerkingtreding van het systeem
Deze wordt gemeld door het knipperen
van hetESClampje op het
instrumentenpaneel, om de bestuurder
te waarschuwen dat de stabiliteit en
de grip van de auto kritiek zijn.
50) 51) 52) 53) 54) 55)
HH-SYSTEEM (Hill
Holder)
Dit systeem is een integraal onderdeel
van het ESC-systeem en assisteert
de bestuurder bij het wegrijden op
hellingen in de volgende gevallen:
helling omhoog: auto stilstaand op
een weg met een hellingsgraad van
meer dan 5%, draaiende motor,
ingetrapt rempedaal en de
versnellingsbak in de vrijstand of met
ingeschakelde versnelling (andere dan
achteruit);
op een afdaling: als de auto stilstaat
op een afdalende weg van meer dan
5% met draaiende motor, ingetrapt
rempedaal en de versnellingsbak in de
achteruit.Tijdens het wegrijden houdt de
regeleenheid van het ESC-systeem de
wielen geremd, totdat het nodige
motorkoppel is bereikt om te kunnen
wegrijden, of in ieder geval maximaal 2
seconden, zodat de bestuurder de
tijd heeft om de rechtervoet van het
rempedaal naar het gaspedaal te
verplaatsen.
Als na 2 seconden niet wordt
weggereden, wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld en wordt de
remdruk geleidelijk gereduceerd.
Tijdens deze fase kan een typisch
mechanisch geluid van de remmen
hoorbaar zijn. Dit geluid wijst erop dat
de auto weldra in beweging zal komen.
BELANGRIJK Het Hill Holdersysteem
is niet actief als de handrem is
aangetrokken.
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem
is geen parkeerrem; verlaat daarom
nooit het voertuig zonder eerst de
handrem te hebben aangetrokken, de
motor te hebben afgezet en de eerste
versnelling te hebben ingeschakeld,
met het voertuig in veilige
omstandigheden geparkeerd.BELANGRIJK Het Hill Holdersysteem is
niet actief als de handrem is
aangetrokken. Als de handrem is
ingeschakeld en u op hetzelfde
moment het rempedaal intrapt, wordt
het Hill Holdersysteem alleen
ingeschakeld als de handrem wordt
uitgeschakeld voordat het rempedaal
wordt losgelaten.
56)
ASR-SYSTEEM (AntiSlip
Regulation)
Dit systeem maakt integraal deel uit van
het ESC-systeem en treedt
automatisch in werking als één of beide
aangedreven wielen slippen, grip
verliezen op natte wegen (aquaplaning)
en tijdens het optrekken op glad,
besneeuwd of met ijzel bedekt wegdek,
enz.
Afhankelijk van de slipomstandigheden
kunnen twee verschillende
regelsystemen worden geactiveerd:
als beide aandrijfwielen doorslippen,
reduceert het ASR-systeem het
motorvermogen;
als slechts één aandrijfwiel doorslipt,
blokkeert het ASR-systeem
automatisch het doorslippende wiel.
71
Page 74 of 208

Het ASR-systeem in-/uitschakelen
Het ASR-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordt
gestart.
Tijdens het rijden kan het ASR
uitgeschakeld en vervolgens weer
ingeschakeld worden door op de knop
ASR OFF fig. 47 te drukken.
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, verschijnt er bij sommige
versies een speciaal bericht op het
display.
Wanneer het systeem niet actief is, gaat
de led op de knop ASR OFF branden
en verschijnt er bij sommige versies een
bericht op het display. Wanneer het
ASR tijdens het rijden wordt
uitgeschakeld, wordt automatisch weer
ingeschakeld wanneer de motor weer
gestart wordt.Wanneer met sneeuwkettingen wordt
gereden, kan het handig zijn om het
ASR uit te schakelen: onder deze
omstandigheden levert het doorslippen
van de aandrijfwielen bij het wegrijden
immers meer trekkracht op.
57) 58) 60) 60) 61) 62)
BA-SYSTEEM (Brake
Assist/Remassistent)
Dit systeem, dat niet uitgeschakeld kan
worden, herkent eventuele
noodremmanoeuvres (op basis van de
snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt) en versnelt de reactie van
het remsysteem. Het Brake Assist
systeem wordt uitgeschakeld in geval
van storing van het ESC-systeem.
MSR-SYSTEEM (Motor
Schleppmoment
Regelung)
Dit systeem is een integraal onderdeel
van het ABS-systeem dat bij bruusk
terugschakelen ingrijpt door het
motorkoppel te regelen, zodat
overmatige aandrijving op de
aangedreven wielen wordt voorkomen,
wat vooral bij slechte gripcondities
tot verlies van stabiliteit van de auto kan
leiden.HBA-SYSTEEM
(Hydraulic Brake Assist)
Dit systeem is een onderdeel van het
ESC-systeem.
Het HBA-systeem is ontworpen om het
remvermogen van de auto tijdens
noodremmen te verbeteren.
Het systeem detecteert het
noodremmen door de snelheid en de
kracht waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt te controleren en past
vervolgens de optimale remdruk toe. Dit
kan de remweg verkorten en dus vormt
het HBA-systeem een aanvulling op
het ABS.
Er wordt maximale assistentie van het
HBA-systeem verkregen als het
rempedaal zeer snel wordt ingetrapt;
tevens moet het rempedaal continu,
dus niet intermitterend, ingetrapt
worden tijdens het remmen, om
voordelen van het systeem te
verkrijgen.
Verminder niet de druk op het
rempedaal zolang geremd moet
worden.
Het HBA-systeem wordt uitgeschakeld
wanneer het rempedaal wordt
losgelaten.
63) 64) 65) 66)
47L0F0040C
72
VEILIGHEID
Page 75 of 208

BELANGRIJK
41)Het ABS benut zoveel mogelijk de
beschikbare grip maar kan hem niet
verhogen. Rijd dus altijd voorzichtig op
gladde weggedeelten en neem geen
onnodige risico’s.
42)Wanneer het ABS wordt ingeschakeld,
is een trilling van het rempedaal voelbaar.
Verlaag de remdruk niet en houd het
rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste remweg op basis
van de conditie van het wegdek.
43)Als het ABS-systeem ingrijpt, dan is de
grip van de banden op het wegdek
beperkt. Minder dus snelheid om deze aan
de beschikbare grip aan te passen.
44)Het ABS kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
45)Het ABS kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken
wegens overmatige snelheid in bochten,
rijden op wegdek met weinig grip of
aquaplaning.
46)De capaciteiten van het ABS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
47)Voor een goede werking van het ABS
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.48)Ook als het noodreservewiel (daar waar
aanwezig) wordt gebruikt, blijft het ABS
werken. Onthoud altijd dat het
noodreservewiel kleiner is dan een normale
band, waardoor het minder grip levert.
49)Bij de inwerkingtreding van de
Mechanical Brake Assist kan geluid
hoorbaar zijn. Dit is een normaal
verschijnsel. Houd in elk geval het
rempedaal goed ingetrapt.
50)Voor de goede werking van het
ESC-systeem moeten de banden van alle
wielen van hetzelfde merk zijn, in perfecte
conditie verkeren en vooral van het
voorgeschreven type en maat zijn.
51)Het ESC blijft ook ingeschakeld
wanneer met het ruimtebesparende
reservewiel wordt gereden. Onthoud altijd
dat het noodreservewiel kleiner is dan
een normale band, waardoor het minder
grip levert.
52)Neem nooit onnodige en
onverantwoorde risico's, ook al is het
voertuig voorzien van het ESC-systeem.
Uw rijstijl moet altijd aangepast zijn aan de
conditie van het wegdek, het zicht en het
verkeer. De bestuurder is in elk geval
verantwoordelijk voor een veilige rijstijl.
53)Het ESC kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
54)Het ESC-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.55)De capaciteiten van het ESC-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.
56)Er kunnen situaties op kleine hellingen
(minder dan 8%) voorkomen waarin, bij
beladen auto of een aangekoppelde
aanhanger (indien voorzien), het Hill
Holder-systeem niet in werking treedt en de
auto zich iets naar achteren verplaatst,
waardoor het risico op een botsing met
een ander voertuig of voorwerp toeneemt.
De bestuurder is in elk geval
verantwoordelijk voor een veilige rijstijl.
57)Voor een goede werking van het ASR
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.
58)Ook als het noodreservewiel (daar waar
aanwezig) wordt gebruikt, blijft het ASR
werken. Onthoud altijd dat het
noodreservewiel kleiner is dan een normale
band, waardoor het minder grip levert.
59)Het ASR kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
60)Het ASR-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
61)De capaciteiten van het ASR mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
73
Page 76 of 208

62)Neem nooit onnodige en
onverantwoorde risico's, ook al is het
voertuig uitgerust met een ASR-systeem.
Uw rijstijl moet altijd aangepast zijn aan
de conditie van het wegdek, het zicht en
het verkeer. De bestuurder is in elk geval
verantwoordelijk voor een veilige rijstijl.
63)Het HBA-systeem kan de grip van de
banden op het wegdek niet boven de
limieten van de natuurkundige wetten laten
toenemen; rijd altijd voorzichtig,
overeenkomstig de toestand van het
wegdek.
64)Het HBA-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
65)Het HBA-systeem is een ondersteuning
voor de bestuurder die altijd zijn volle
aandacht bij het rijden moet houden. De
uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt altijd
bij de bestuurder.
66)De capaciteiten van het HBA-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.RIJHULPSYSTEMEN
iTPMS-systeem (indirect
Tyre Pressure
Monitoring System)
(voor bepaalde versies/markten)
67) 68) 69) 70) 71) 72)
De auto kan uitgerust zijn met het
iTPMS (indirect Tyre Pressure
Monitoring System) dat via de
wielsnelheidsensoren de toestand van
de bandendruk controleert.
Het systeem waarschuwt de
bestuurder als een of meer banden leeg
zijn met een permanent brandend
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel en een
waarschuwingsbericht op het display.
Als slechts een band leeg is, kan het
systeem aangeven om welke band het
gaat: het wordt in elk geval aanbevolen
om de spanning van alle vier de banden
te controleren.
Het systeem herkent de
spanningswaarde van de band niet,
maar het is in staat om aan te geven als
de druk van een of meerdere banden
onder een bepaalde spanningsdrempel
komt.
Deze aanduiding wordt ook
weergegeven nadat de motor wordt
afgezet en weer gestart wordt, zolang
de resetprocedure niet wordt
uitgevoerd.Resetprocedure
Het iTPMS-systeem heeft een
"inleerfase" nodig (met een duur die
afhangt van de rijstijl en de
wegomstandigheden: bij optimale
omstandigheden wordt gereden op een
rechte weg met 80 km/h gedurende
minstens 20 minuten) die begint
wanneer de resetprocedure wordt
uitgevoerd.
De resetprocedure moet worden
uitgevoerd:
elke keer dat de bandenspanning
wordt gewijzigd;
wanneer ook maar één wiel
verwisseld wordt;
wanneer de banden worden
gedraaid of omgewisseld;
wanneer het ruimtebesparende
reservewiel wordt gemonteerd.
Pomp, voordat de RESET-procedure
wordt uitgevoerd, de banden tot de
juiste bandenspanning op, vermeld in
de bandenspanningstabel (zie de
paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens").
Als de Reset-procedure niet wordt
uitgevoerd kan, in alle bovenstaande
gevallen, het waarschuwingslampje
onjuiste aanduidingen over een of
meer banden geven.
74
VEILIGHEID
Page 77 of 208

Om de RESET-procedure uit te voeren,
bij stilstaande auto en de contactsleutel
op MAR, het Hoofdmenu als volgt
gebruiken:
druk kort op de knop:ophet
display verschijnt Reset;
druk op de knopofom te
selecteren ("Ja" of "Nee");
druk kort op de knop:ophet
display verschijnt "Goedkeuren";
druk op knopofom te
kiezen ("Ja" om te resetten of "Nee" om
de pagina te verlaten);
druk nogmaals op de knopom
terug te keren naar het
standaardscherm of het hoofdmenu
afhankelijk van waar u zich in het menu
bevindt.
Na afronding van de resetprocedure
verschijnt op het display het bericht
"Reset opgeslagen" wat aangeeft dat
het inleren is gestart en er is een
waarschuwingssignaal te horen.
Als het iTPMS inleren niet goed wordt
uitgevoerd, wordt het bericht niet
weergegeven, en klinkt er geen piep.
BEDRIJFSOMSTANDIGHEDEN
Het systeem is actief bij snelheden van
meer dan 15 km/h.In enkele situaties, zoals sportief rijden,
bijzondere omstandigheden van het
wegdek (bijv. ijs, sneeuw, onverharde
wegen), kan de signalering vertraagd
worden of kan het gelijktijdige
spanningsverlies van meer dan één
band slechts gedeeltelijk gedetecteerd
worden.
Onder speciale omstandigheden (bijv.
auto asymmetrisch beladen aan één
kant, trekken van een aanhanger,
beschadigde of versleten band,
montage van het ruimtebesparende
reservewiel, gebruik van de snelle
bandenreparatieset "Fix&Go
Automatic", gebruik van
sneeuwkettingen, verschillende banden
op de assen gemonteerd) kan het
systeem onjuiste indicaties geven of
tijdelijk uitgeschakeld zijn.
Als het systeem tijdelijk uitgeschakeld
is, knippert het waarschuwingslampje
ongeveer 75 seconden en blijft
daarna continu branden; tegelijkertijd
wordt op het display een speciaal
bericht weergegeven.
Deze waarschuwing wordt ook
weergegeven na het afzetten en
opnieuw starten van de motor, als de
correcte bedrijfsomstandigheden niet
hersteld worden.
BELANGRIJK
67)Als het systeem een spanningsafname
van een bepaalde band aangeeft, wordt
geadviseerd om de spanning van alle vier
de banden te controleren.
68)Het iTPMS ontslaat de bestuurder niet
van de verplichting om de bandenspanning
elke maand te controleren en mag niet
beschouwd worden als vervanging voor
het onderhoud of een veiligheidssysteem.
69)De bandenspanning moet bij koude
banden gecontroleerd worden. Als de
bandenspanning om welke reden dan ook
bij warme banden moet worden
gecontroleerd, dan mag de spanning niet
worden verlaagd, ook wanneer de
gemeten waarde hoger is dan de
voorgeschreven spanningswaarde.
Controleer de bandenspanning nadien
nogmaals bij koude banden.
70)Het iTPMS-systeem waarschuwt niet
bij een plotselinge afname van de
bandenspanning (bijvoorbeeld bij een
klapband). Breng in dergelijke gevallen het
voertuig tot stilstand en voorkom bruuske
stuurbewegingen.
71)Het systeem waarschuwt alleen dat de
bandenspanning laag is: het is niet in
staat om de banden op te pompen.
72)Een te lage bandenspanning verhoogt
het brandstofverbruik, verkort de
levensduur van het loopvlak en kan het
vermogen om de auto op veilige manier te
besturen beïnvloeden.
75
Page 78 of 208

BESCHERMINGS-
SYSTEMEN
INZITTENDEN
Tot de belangrijkste
veiligheidsvoorzieningen van de auto
behoren de volgende
beschermingssystemen:
veiligheidsgordels;
SBR-systeem (Seat Belt Reminder);
hoofdsteunen;
kinderzitjes;
frontairbags en zijairbags.
Lees de informatie vermeld op de
volgende pagina's uiterst aandachtig
door. Het is van fundamenteel belang
dat de beschermingssystemen op
de juiste manier gebruikt worden om
het maximaal mogelijke
veiligheidsniveau voor de bestuurder en
de passagiers te garanderen.
Zie voor de verstelling van de
hoofdsteunen paragraaf
"Hoofdsteunen" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het voertuig".
VEILIGHEIDS-
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De bestuurder moet zich aan alle
plaatselijke wettelijke voorschriften met
betrekking tot de verplichting en de
manier waarop de gordel wordt
gebruikt houden en moet er ook voor
zorgen dat andere inzittenden van
het voertuig deze voorschriften naleven.
Leg de veiligheidsgordel altijd om
alvorens weg te rijden.
De veiligheidsgordel moet omgelegd
worden terwijl men goed rechtop, met
de rug tegen de rugleuning zit.
Pak, om de gordel om te leggen, gesp
A fig. 48 en steek deze in de sluiting
B, totdat de klik van het vergrendelen
wordt gehoord.
Als tijdens het uittrekken de gordel blijft
blokkeren, laat hem dan een stukje
teruglopen en trek hem vervolgens
langzaam uit.
Druk op de knop Cfig. 48 om de gordel
los te maken.
Begeleid de gordel tijdens het
teruglopen, zodat hij niet draait. Via de
oprolautomaat past de gordel zich
automatisch aan het lichaam van de
passagier aan, waarbij voldoende
bewegingsvrijheid wordt gelaten.
73)
De oprolautomaat kan blokkeren als het
voertuig op een steile helling staat: dit
is normaal. Bovendien blokkeert de
oprolautomaat als de gordel snel word
uitgetrokken of bij hard remmen,
botsingen en bij bochten die op hoge
snelheid worden genomen.
De achterbank is voorzien van
driepuntsveiligheidsgordels met
oprolautomaat. Leg zodra u zit de
achterste veiligheidsgordels om zoals
getoond in fig. 49 (versies met 4
zitplaatsen) of fig. 50 (versies met 5
zitplaatsen).
BELANGRIJK Als de achterbank weer
in de normale stand wordt geplaatst,
controleer dan of de veiligheidsgordels
zodanig geplaatst zijn dat ze klaar
voor gebruik zijn.
74) 75)
48L0F0059C
76
VEILIGHEID
GORDELS
Page 79 of 208

BELANGRIJK
73)Druk tijdens het rijden nooit op de knop
C fig. 48.
74)Onthoud dat passagiers op de
achterbank die geen gordel dragen bij een
ongeval blootgesteld worden aan een
groot risico en bovendien een gevaar
opleveren voor de inzittenden voorin.75)De veiligheidsgordel midden achterin is
van een servicegesp voorzien. Gebruik
de veiligheidsgordel niet zonder
vastgemaakte servicegesp. In dat geval
bestaat er bij een ongeval een hoog risico
op letsel of dood. Controleer altijd, alvorens
de riem te gebruiken, of de servicegesp
correct bevestigd is.
SBR-SYSTEEM (Seat
Belt Reminder)
Het SBR-systeem waarschuwt de
passagiers op de voorstoel en
achterbank (voor bepaalde versies/
markten) als hun veiligheidsgordel niet
is omgelegd.
Het systeem signaleert niet
vastgemaakte veiligheidsgordels met
visuele waarschuwingen
(waarschuwingslampje brandt op het
instrumentenpaneel en pictogram
op het display) en een geluidssignaal
(zie de volgende paragrafen).
OPMERKING Neem contact op met het
Lancia Servicenetwerk om dit
geluidssignaal permanent te laten
uitschakelen. Het geluidssignaal kan te
allen tijde via het display van het
Set-up-menu weer ingeschakeld
worden.
Werking controlelampje
veiligheidsgordels
De indicaties weergegeven op het
plaatje boven de achteruitkijkspiegel
geven aan:
Versie met 4 zitplaatsen fig. 51
1: veiligheidsgordel linksvoor;
2: veiligheidsgordel linksachter;
3: veiligheidsgordel rechtsachter;
4: veiligheidsgordel rechtsvoor;
49L0F0407C
50L0F0406C
77
Page 80 of 208

Versie met 5 zitplaatsen fig. 52
1: veiligheidsgordel linksvoor;
2: veiligheidsgordel linksachter;
3: veiligheidsgordel middenachter;
4: veiligheidsgordel rechtsachter;
5: veiligheidsgordel rechtsvoor;Als de veiligheidsgordels aan
bestuurders- en/of passagierszijde (als
er een passagier aanwezig is) niet
zijn vastgemaakt, klinkt er, bij het
overschrijden van 20 km/h of wanneer
langer dan 5 seconden met een
snelheid tussen 10 en 20 km/h wordt
gereden, een geluidssignaalcyclus voor
de voorstoelen (6 seconden durend
geluidssignaal gevolgd door een extra
piepsignaal van 90 seconden) en het
waarschuwingslampje gaat knipperen.De lampjes blijven continu branden aan
het einde van de cyclus tot de motor
is afgezet. Het geluidssignaal houdt
meteen op wanneer de bestuurder zijn
gordel omlegt en het lampje wordt
groen.
De waarschuwingscyclus (akoestisch
en visueel) wordt herhaald zoals
hiervoor is beschreven en het rode
lampje gaat knipperen als de
veiligheidsgordel tijdens het rijden wordt
losgemaakt.
De waarschuwingscyclus treedt alleen
in werking als een veiligheidsgordel
wordt losgemaakt (rood knipperend
lampje). In deze omstandigheid gaat het
lampje dat aangeeft dat de
veiligheidsgordel is losgemaakt rood
knipperen gedurende 30 seconden. Er
klinkt ook een geluidssignaal.
Voor elke veiligheidsgordel die wordt
losgemaakt wordt een apart visueel
signaal (rood knipperend lampje)
ingeschakeld. Het lampje wordt groen
als de betreffende veiligheidsgordel
weer wordt omgelegd.
De waarschuwingslampjes voor de
gordels van de achterbank gaan na 30
seconden vanaf de laatste aanduiding
uit, ongeacht de toestand van de
gordel (rood of groen).
51L0F0225C52L0F0267C
78
VEILIGHEID