radio MAZDA MODEL CX-5 2015 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: MAZDA, Model Year: 2015, Model line: MODEL CX-5, Model: MAZDA MODEL CX-5 2015Pages: 805, PDF Size: 8.95 MB
Page 337 of 805
OPMERKING
lSchakel het achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) uit wanneer u een aanhanger
trekt of wanneer u hulpuitrusting zoals een fietsdrager aan de achterzijde van de auto
hebt geïnstalleerd. Anders zullen de radiogolven die door de radar worden
uitgezonden geblokkeerd raken waardoor het systeem niet meer normaal zal
functioneren.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-173
Page 381 of 805
Radarsensor (Voor)í
Uw auto is uitgerust met een radarsensor (voor).
De volgende systemen maken eveneens gebruik van de radarsensor (voor).
lMazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem
lAfstandherkenninghulpsysteem (DRSS)
lSmart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
De radarsensor (voor) zendt radiogolven uit die weerkaatst worden door een voorliggend
voertuig of een obstakel en die vervolgens weer door de radarsensor worden opgevangen.
De radarsensor (voor) is gemonteerd achter het voorembleem.
Radarsensor (Voor)
Als“Radar voor geblokkeerd”wordt getoond in de multi-informatiedisplay van de
instrumentengroep, het gedeelte rondom de radarsensor (voor) reinigen.
OPGELET
Neem voor de juiste werking van elk van de systemen de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
lBreng geen stickers aan (inclusief doorzichtige stickers) op de buitenkant van de
radiateurgrille en het voorembleem in en rondom de radarsensor (voor) en vervang de
radiateurgrille en het voorembleem niet door een product dat geen origineel product is
dat bestemd is voor gebruik met de radarsensor (voor).
lDe radarsensor (voor) omvat een functie voor het bespeuren van verontreiniging van
de voorzijde van de radarsensor en het informeren van de bestuurder. Echter
afhankelijk van de omstandigheden kan de detectie van de verontreiniging enige tijd
duren en bestaat de kans dat plastic zakjes, ijs of sneeuw niet bespeurd worden. In dit
geval is het mogelijk dat het systeem niet correct functioneert, dus houd de
radarsensor (voor) altijd schoon.
lInstalleer geen grillebeschermplaat.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-217íBepaalde modellen.
Page 382 of 805
OPGELET
lAls het voorste gedeelte van de auto bij een botsing beschadigd is geraakt, bestaat de
kans dat de radarsensor (voor) uit zijn positie is verschoven. Stop onmiddellijk met
het gebruik van het systeem en laat de auto altijd door een een officiële Mazda
reparateur inspecteren.
lGebruik de voorbumper niet om tegen andere voertuigen of obstakels te duwen, zoals
bij het wegrijden uit een parkeerruimte. Anders bestaat de kans dat tegen de
radarsensor (voor) wordt gestoten en dat de positie ervan gaat afwijken.
lDe radarsensor (voor) niet verwijderen, demonteren of wijzigen.
lNeem voor reparaties, vervangen van onderdelen of spuitwerk rondom de radarsensor
(voor) contact op met een officiële Mazda reparateur.
lGeen wijzigingen aan de vering aanbrengen. Als er wijzigingen aan de vering worden
aangebracht, kan dit de hoogte van de auto veranderen en bestaat de kans dat de
radarsensor (voor) het voorliggende voertuig of een obstakel niet correct kan
bespeuren.
OPMERKING
lOnder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat de radarsensor (voor)
voorliggende voertuigen of obstakels niet correct kan bespeuren en dat de systemen
niet normaal functioneren.
lDe radiogolven worden door de achterzijde van een voorliggend voertuig niet
effectief weerkaatst, zoals bij een ongeladen aanhanger of een auto met een laadbak
die door een canvaszeil is afgedekt, voertuigen met een achterklep van hard plastic
en voertuigen met ronde vormen.
lVoorliggende voertuigen die laag zijn met dus een kleiner gebied voor het
weerkaatsen van radiogolven.
lHet uitzicht wordt verminderd als gevolg van het opspatten van water, sneeuw of
zand van de banden van een voorliggend voertuig op uw voorruit.
lWanneer de kofferruimte/bagageruimte beladen is met zware voorwerpen of de
achterpassagierszittingen bezet zijn.
lIJs, sneeuw of verontreiniging op de voorzijde van het voorembleem aanwezig is.lTijdens slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw of zandstormen.lBij het rijden in de buurt van faciliteiten of objecten die krachtige radiogolven
uitzenden.
4-218
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Page 387 of 805
Radarsensoren (Achter)í
Uw auto is uitgerust met radarsensoren (achter). De volgende systemen maken eveneens
gebruik van de radarsensoren (achter).
lDodehoekmonitorsysteem (BSM)
lAchteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA)
De radarsensoren (achter) detecteren de radiogolven die door de radarsensor worden
uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door een voertuig dat van achteren nadert
of door een obstakel.
Radarsensoren (achter)
De radarsensoren (achter) zijn ingebouwd in de achterbumper, één aan de rechterzijde en
één aan de linkerzijde.
Houd het oppervlak van de achterbumper in de buurt van de radarsensoren (achter) altijd
schoon zodat de radarsensoren (achter) normaal kunnen functioneren. Breng ook geen
voorwerpen zoals stickers aan.
Zie Verzorging van de carrosserie op pagina 6-75.
OPGELET
Als de achterbumper een zware impact ontvangt, is het mogelijk dat het systeem niet
meer normaal functioneert. Stop onmiddellijk met het gebruik van het systeem en laat de
auto door een officiële Mazda dealer inspecteren.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-223íBepaalde modellen.
Page 388 of 805
OPMERKING
lDe detectiecapaciteit van de radarsensoren (achter) heeft beperkingen. In de volgende
gevallen bestaat de kans dat de detectiecapaciteit is verminderd en dat het systeem
niet normaal functioneert.
lDe achterbumper in de buurt van de radarsensoren (achter) is vervormd geraakt.lNabij de radarsensoren (achter) op de achterbumper heeft zich sneeuw, ijs of
modder verzameld.
lBij slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw en mist.
lOnder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
lStilstaande objecten op of langs de weg, zoals kleine, tweewielige voertuigen,
fietsen, voetgangers, dieren en winkelwagens.
lVoertuigen met vormen die radargolven niet goed weerkaatsen, zoals lege
opleggers met een lage voertuighoogte en sportauto's.
lBij het verlaten van de fabriek is bij alle voertuigen de richting van de radarsensoren
(achter) afgesteld voor een voertuig in beladen toestand, zodat de radarsensoren
(achter) naderende voertuigen correct kunnen bespeuren. Laat de auto door een
officiële Mazda dealer inspecteren als de richting van de radarsensoren (achter) om
een bepaalde reden is afgeweken.
lRaadpleeg een officiële Mazda dealer voor reparatie of vervanging van de
radarsensoren (achter), of bumperreparaties, lakherstellingen en vervanging van
onderdelen in de buurt van de radarsensoren.
lSchakel het systeem uit wanneer u een aanhanger trekt of wanneer u hulpuitrusting
zoals een fietsdrager aan de achterzijde van de auto hebt geïnstalleerd. Anders zullen
de radiogolven die door de radar worden uitgezonden geblokkeerd raken waardoor het
systeem niet meer normaal zal functioneren.
lDe radarsensoren zijn onderhevig aan de betreffende radiogolfbepalingen van het land
waarin met de auto wordt gereden. Als de auto in het buitenland wordt gebruikt, is er
mogelijk goedkeuring vereist van het land waarin met de auto wordt gereden.
4-224
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Page 444 of 805
OPMERKING
lOm te voorkomen dat de accu
uitgeput raakt, de audio-installatie
niet gedurende langere tijd aan laten
staan terwijl de motor niet draait.
lAls een mobiele telefoon of een CB
radio in of bij de auto wordt
gebruikt, kan dit tot gevolg hebben
dat de audio-installatie storing te
horen geeft, dit duidt er echter niet
op dat de installatie defect is.
Geen vloeistof op de audio-installatie
morsen.
Geen andere voorwerpen dan CD's naar
binnen in de gleuf steken.
qRadio-ontvangst
AM karakteristieken
AM signalen buigen rondom obstakels als
gebouwen en bergen en worden door de
ionosfeer weerkaatst.
Dit is de reden waarom deze signalen
langere afstanden kunnen overbruggen
dan FM signalen.
Echter dit kan ook tot gevolg hebben dat
twee zenders tegelijk op dezelfde
frequentie ontvangen worden.
IonosfeerIonosfeer
Zender 2 Zender 1 Ionosfeer
FM karakteristieken
Het bereik van een FM zender strekt zich
gewoonlijk uit over een afstand van
ongeveer 40―50 km vanaf de bron.
Aangezien voor FM stereo-uitzendingen
een extra codering nodig is om het geluid
in twee kanalen te splitsen, is het bereik
ervan zelfs nog korter dan dat van mono
(niet-stereo) FM uitzendingen.
FM zender
40—50 km
5-16
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
Page 456 of 805
lDe bestandsextensie is mogelijk niet
aanwezig, afhankelijk van het
besturingssysteem van de computer,
versie, software of instellingen. Voeg in
dit geval de bestandsextensie“.ogg”
toe aan het einde van de bestandsnaam
en schrijf deze vervolgens op de disc.
qBedieningstips voor USB apparaat
Dit apparaat geeft audiobestanden als
volgt weer:
ExtensieAfspelen met dit
apparaat
.mp3 MP3
.wma WMA
.aac
AAC .m4a
.wav
*1
.ogg*1OGG
*1 Type C/Type D
OPGELET
Gebruik geen audiobestandsextensie
voor andere bestanden dan
audiobestanden. Ook de
audiobestandsextensie niet veranderen.
Anders zal het apparaat het bestand niet
correct herkennen wat ruis of een defect
kan veroorzaken.
OPMERKING
lOok al voldoet het audiobestand aan
bovenstaande norm, bestaat de kans
dat weergave niet mogelijk is,
afhankelijk van het type en de
toestand van het USB flash-
geheugen.
lEen door auteursrecht beschermd
WMA/AAC bestand kan in deze
installatie niet worden afgespeeld.
lDe volgorde van de muziekgegevens
die zijn opgeslagen in het apparaat
kunnen verschillen van de
weergavevolgorde.
lOm verlies of beschadiging van
opgeslagen gegevens te voorkomen
wordt het aangeraden altijd een
reservekopie van uw gegevens te
maken.
lAls een apparaat de maximale
waarde voor elektrische
stroomverbruik van 1.000 mA
overschrijdt, bestaat de kans dat het
apparaat niet werkt of oplaadt
wanneer dit wordt aangesloten.
lIn de USB modus het USB apparaat
niet uittrekken (trek dit enkel uit in
de FM/AM radio of CD modus).
lHet apparaat zal niet functioneren als
de gegevens door een wachtwoord
beveiligd zijn.
lMP3/WMA/AAC/OGG*1bestanden
die geschreven zijn onder andere dan
de aangegeven specificaties worden
mogelijk niet normaal weergegeven of
de bestands-/mapnamen worden
mogelijk niet correct getoond.
*1 Type C/Type D
5-28
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
Page 459 of 805
Audioset (Type A/Type B)
Type A (RDS niet-compatibel) Type B (RDS compatibel)
Aan/uit/Volume/Geluidsregelaars ................................................................... pagina 5-32
Klok ................................................................................................................ pagina 5-36
Bediening van de radio (Type A) ................................................................... pagina 5-38
Bediening van de radio (Type B) .................................................................... pagina 5-40
Bediening van de compact disc (CD) speler ................................................... pagina 5-44
Gebruik van de ingang voor extra apparatuur/USB poort .............................. pagina 5-47
Foutaanduidingen ........................................................................................... pagina 5-47
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
5-31
Page 461 of 805
AanduidingInstelwaarde
Linksom
draaienRechtsom
draaien
AF
*1
(Instellen van de
alternatieve
frequentie (AF))Uit Aan
REG
*1
(Instellen van het
regionaal
programma
(REG))Uit Aan
ALC
(Automatische
afstelling van het
volume)Niveau
verlagenNiveau
verhogen
BASS
(Lage tonen)Afname van de
lage tonenToename van
de lage tonen
TREB
(Hoge tonen)Afname van de
hoge tonenToename van
de hoge tonen
FADE
(Volumebalans
voor/achter)Verplaatsing
van het geluid
naar vorenVerplaatsing
van het geluid
naar achteren
BAL
(Volumebalans
links/rechts)Verplaatsing
van het geluid
naar linksVerplaatsing
van het geluid
naar rechts
BEEP
(Audiobedieningsgeluid)Uit Aan
BT SETUP
*2Selecteer modus
12Hr
24Hr
(12-uur/24-uur
tijdsinstelling)12Hr
(Knippert)24Hr
(Knippert)
*1 Type B
*2 Afhankelijk van het model is het
mogelijk dat deze functie niet
beschikbaar is.
OPMERKING
Als de display gedurende enkele
seconden niet wordt bediend, keert deze
terug naar de vorige display. Voor het
terugstellen van de lage tonen, hoge
tonen, fade en balans, de
audioregelknop gedurende 2 seconden
ingedrukt houden. Het apparaat geeft
een pieptoon en“CLEAR”wordt
getoond.
AF (Instellen van de alternatieve
frequentie (AF)) (Type B)
De AF functie van het Radio Data
Systeem (RDS) kan op aan of uit worden
ingesteld.
Zie Bediening van de radio (Type B) op
pagina 5-40.
REG (Instellen van het regionaal
programma (REG)) (Type B)
De REG functie van het Radio Data
Systeem (RDS) kan op aan of uit worden
ingesteld.
Zie Bediening van de radio (Type B) op
pagina 5-40.
ALC (Automatische afstelling van het
volume)
De automatische niveauregeling (ALC)
regelt automatisch het audiovolume
overeenkomstig de rijsnelheid. Naarmate
de rijsnelheid hoger wordt, neemt het
volume toe. ALC heeft ALC OFF en
modi ALC LEVEL 1 tot 7. ALC LEVEL
7 is het maximale niveau tot waarbij het
volume kan toenemen. Selecteer de
modus al naargelang de
rijomstandigheden.
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
5-33
Page 466 of 805
qBediening van de radio (Type A)
BandkeuzetoetsenScan-toetsZenderaftasttoetsen
Voorkeuzezendertoetsen
Automatische geheugenopslagtoets Handbediende
afstemtoetsAudiodisplay
Radio AAN
Druk voor het inschakelen van de radio
op een bandkeuzetoets (
).
Bandkeuze
Door de bandkeuzetoets (
)
herhaalde malen in te drukken worden de
golfbanden als volgt overgeschakeld:
FM1→FM2→AM.
De geselecteerde modus wordt
aangegeven.
OPMERKING
Als het FM-zendsignaal zwak wordt,
verandert de ontvangst automatisch van
STEREO naar MONO om storing te
verminderen.
Afstemmen
De radio beschikt over de volgende
afstemmingsmethoden: Afstemming door
middel van handbediening,
zenderaftasting, scan, voorkeuzekanalen
en automatische geheugenopslag. De
gemakkelijkste manier voor het
afstemmen op zenders is om deze op de
voorkeuzekanalen te programmeren.Handbediende afstemming
Door het draaien van de handbediende
afstemtoets kan naar een hogere of lagere
frequentie overgeschakeld worden.
Afstemming door middel van
zenderaftasting
Door de zenderaftasttoets (
,)inte
drukken zal de tuner automatisch een
hogere of lagere frequentie zoeken.
OPMERKING
Als u de toets ingedrukt blijft houden,
zal de frequentie continu blijven
veranderen.
Afstemming via scan
Druk de scan-toets (
)inom
automatisch de sterke zenders af te tasten.
Het aftasten stopt bij elke zender
gedurende ongeveer 5 seconden. Voor het
vasthouden van een zender, de scan-toets
(
) tijdens dit interval van 5 seconden
nogmaals indrukken.
5-38
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie