OPEL ADAM 2014 Handleiding Infotainment (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014, Model line: ADAM, Model: OPEL ADAM 2014Pages: 225, PDF Size: 6.74 MB
Page 11 of 225

Kort en bondig9
Buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Bolle buitenspiegels 3 27, elektri‐
sche verstelling 3 27, inklapbare
buitenspiegels 3 27, verwarmde
buitenspiegels 3 27.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 39, contactslot‐
standen 3 124.
Page 12 of 225

10Kort en bondigOverzicht instrumentenpaneel
Page 13 of 225

Kort en bondig11
1Elektrische ruitbediening .......28
2 Buitenspiegels ......................27
3 Cruise control .....................134
Snelheidsbegrenzer ............136
4 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................. 121
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht ............................. 108
Omgevingsverlichting ......... 111
Parkeerlichten .....................108
Knoppen voor Driver
Information Center ................89
6 Instrumenten ........................ 79
7 Bedieningselementen van
infotainment ......................... 71
8 Bestuurdersinformatie‐
centrum ................................. 89
9 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor, ach‐
terruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter .............. 7310 Centrale vergrendeling .........21
Stadsmodus ........................ 133
Brandstofkeuzeschakelaar ...80
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 125
Park Pilot ............................ 137
Stoelverwarming ...................36
Verwarmd stuurwiel ..............72
11 Info-Display .......................... 93
12 Alarmknipperlichten ...........107
Controlelamp airbag-
deactivering .......................... 85
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ......................84
13 Status-LED alarmsysteem ...25
14 Middelste ventilatieope‐
ningen ................................ 121
15 Zijdelingse luchtroosters
passagierszijde ...................121
16 Handschoenenkastje ...........51
17 Verwarming en ventilatie ....11318 12 V-aansluiting ....................78
19 AUX-ingang, USB-ingang .....10
20 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................129
21 Handrem ............................. 131
22 Contactslot met stuurslot ...124
23 Claxon .................................. 72
Bestuurdersairbag ...............42
24 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 158
25 Stuurwiel instellen ................71
26 Lichtschakelaar ..................105
Instellen koplampreikwijdte 107
Mistachterlicht ....................108
Helderheid van instrumen‐ tenverlichting en
sfeerverlichting ...................109
Zekeringenkast ..................174
Page 14 of 225

12Kort en bondigRijverlichting
Lichtschakelaar draaien:
7=Verlichting uit8=Zijmarkeringslichten9=Dimlicht of grootlicht
Automatisch dimlicht
AUTO=Automatische verlichting:rijverlichting wordt auto‐
matisch in- en uitgescha‐
keldm=Activering of deactivering
van de automatische ver‐
lichting8=Zijmarkeringslichten9=Dimlicht of grootlicht
Mistachterlicht
Druk op r in de lichtschakelaar.
Lichtsignaal, grootlicht en
dimlichtLichtsignaal=Hendel naar u toe
trekkenGrootlicht=Hendel van u af du‐
wenDimlicht=Hendel van u af du‐
wen of naar u toe
trekken
Automatische verlichting 3 106,
grootlicht 3 106, lichtsignaal 3 106.
Page 15 of 225

Kort en bondig13
RichtingaanwijzersHendel
omhoog=Rechter richtingaan‐
wijzerHendel
omlaag=Linker richtingaanwij‐
zer
Richtingaanwijzers 3 108, parkeer‐
lichten 3 108.
Alarmknipperlichten
Bediening met toets ¨.
Alarmknipperlichten 3 107.
Claxon
j indrukken.
Page 16 of 225

14Kort en bondigWis-/wasinstallatieVoorruitwissers2=snel1=langzaamP=intervalwissen of automatisch
wissen met regensensor§=uit
Hendel omlaag duwen om wissers
één slag te laten maken wanneer de
voorruitwisser uitgeschakeld is.
Voorruitwisser 3 73, wisserblad
vervangen 3 163.
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
Wis-/wasinstallatie voor 3 73,
sproeiervloeistof 3 160.
Achterruitwisser
Druk de wipschakelaar in om de ach‐
terruitwisser aan te zetten:
schakelaar
boven=continue wer‐
kingschakelaar
onder=onderbroken
werkingmiddenstand=uit
Page 17 of 225

Kort en bondig15
Achterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de ach‐
terruit gespoten en de ruitenwisser
maakt enkele slagen.
Wis-/wasinstallatie achterruit 3 74.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit, verwarmbare buitenspiegels
Ü -toets indrukken om verwarming in
te schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 30.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien
■ Koeling n inschakelen.
■ Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
■ Luchtdebiet op hoogste stand zet‐ ten.
■ Luchtverdeelschakelaar op l zet‐
ten.
■ Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
■ Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐
ten.
Page 18 of 225

16Kort en bondig
Klimaatregelsysteem 3 113.Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: vanuit stilstand
3 seconden na het bedienen van het
koppelingspedaal de ontgrendelknop
op de keuzehendel indrukken en de versnelling inschakelen.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de neu‐
trale stand laten opkomen, koppeling
weer intrappen en nogmaals schake‐ len.
Handgeschakelde versnellingsbak3 129.
Page 19 of 225

Kort en bondig17Voordat u wegrijdtVoor het wegrijden controleren ■ Bandenspanning en -staat 3 178,
3 215.
■ Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 158.
■ Ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil, sneeuwof ijs en gebruiksklaar.
■ Juiste positie van spiegels, stoelen en veiligheidsgordels 3 27,
3 33, 3 38.
■ Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige rem‐
men.Motor starten
■ Draai de sleutel naar stand 1
■ verdraai het stuurwiel een beetje, zodat het stuurslot vrijkomt
■ trap de koppeling en rem in
■ trap het gaspedaal niet in
■ draai de sleutel naar stand 3 en laat
deze los
Motor starten 3 124.
Stop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en aan bepaalde voorwaarden is vol‐ daan, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
■ Het koppelingspedaal intrappen
■ Zet de hendel in neutraal
■ Laat het koppelingspedaal los
Een Autostop wordt door de naald aangegeven bij de AUTOSTOP-
stand in de toerenteller.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw intrappen.
Stop-startsysteem 3 125.
Page 20 of 225

18Kort en bondigParkeren■ Trek altijd de handrem aan. Trek de
handrem aan zonder op de ont‐
grendelingsknop te drukken. Op een aflopende of oplopende helling
zo stevig mogelijk. Trap tegelijker‐
tijd de rem in om de bedienings‐
kracht te verminderen.
■ Zet de motor af. Contactsleutel naar stand 0 draaien en deze eruit
trekken. Stuurwiel verdraaien tot‐
dat het stuurslot merkbaar vergren‐ delt.
■ Wanneer de auto vlak of op een op‐
lopende helling staat, dan voor het
uitschakelen van het contact de
eerste versnelling inschakelen. Op
een oplopende helling bovendien
de voorwielen van de stoeprand
wegdraaien.
Op een aflopende helling voor het
uitschakelen van het contact de
achteruitversnelling inschakelen.
Bovendien de voorwielen naar de
stoeprand toedraaien.
■ Vergrendel de auto met de toets e
op de handzender.Activeer het alarmsysteem 3 25.
■ De auto niet op een licht ontvlam‐ bare ondergrond parkeren. De on‐
dergrond kan door de hoge tempe‐
ratuur van het uitlaatgassysteem mogelijk vlam vatten.
■ Sluit de ruiten.
■ Koelventilatoren kunnen ook na het
afzetten van de motor in werking
treden 3 157.
■ Na een rit waarbij met hoge motor‐ toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te be‐
schermen.
Sleutels, sloten 3 19, auto een lan‐
gere tijd stilzetten 3 156.