traction control OPEL ADAM 2014 Handleiding Infotainment (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014, Model line: ADAM, Model: OPEL ADAM 2014Pages: 225, PDF Size: 6.74 MB
Page 89 of 225

Instrumenten en bedieningsorganen87
Gaat branden met verminderde
stuurbekrachtiging De stuurbekrachtiging wordt vermin‐
derd door oververhitting van het sys‐
teem. De controlelamp gaat uit wan‐
neer het systeem is afgekoeld.
Stop-startsysteem 3 125.
Gaat branden met
uitgeschakelde
stuurbekrachtiging
Storing in het stuurbekrachtigings‐
systeem. De hulp van een werkplaats inroepen.
c en a lichten tegelijkertijd op
Stuurbekrachtiging moet worden ge‐
kalibreerd, systeemkalibratie 3 133.
Ultrasoonparkeerhulp
r brandt geel.
Storing in het systeem
of
Storing door vervuilde of met sneeuw of ijs bedekte sensoren
ofStoringen door externe bronnen van
ultrasoon geluid. Als de storingsbron
wordt verwijderd, dan werkt het sys‐
teem weer normaal.
Oorzaak van de systeemstoring on‐
middellijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Ultrasoonparkeerhulp 3 137.
Elektronische stabiliteits‐
regeling en Traction
Control-systeem
b knippert of brandt geel.
Knippert
Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden be‐
grensd en de auto kan automatisch
iets worden afgeremd.
Brandt
Er zit een storing in het systeem. Er
verschijnt een waarschuwingsbericht
of -code op het Driver Information
Center. Verder rijden is mogelijk. Hetsysteem is buiten werking. De rijsta‐
biliteit kan echter afhankelijk van de
staat van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Elektronische stabiliteitsregeling
3 132, Traction Control 3 131.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem
w brandt of knippert geel.
Brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Knippert Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv.
reservewiel). Na 60 - 90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Bandenspanningscontrolesysteem
3 179.
Page 133 of 225

Rijden en bediening131HandremHandbediende handrem
Handrem altijd zonder indrukken van
de ontgrendelingsknop stevig aan‐
trekken, op op- of aflopende hellingen
altijd zo stevig mogelijk.
Om de handrem los te zetten, de
handremhendel iets optillen, de ont‐
grendelingsknop indrukken en de
hendel helemaal omlaagzetten.
Om minder kracht te hoeven uitoefe‐
nen bij het aantrekken van de hand‐
rem, tegelijkertijd het rempedaal in‐
trappen.
Controlelamp R 3 86.
Remassistentie
Bij het snel en krachtig intrappen van
het rempedaal remt het systeem au‐
tomatisch met maximale kracht
(noodstop).
Blijf het rempedaal voor het maken
van een noodstop gelijkmatig intrap‐
pen. Bij het loslaten van het rempe‐
daal neemt de maximale remkracht
automatisch af.
HellingremHet systeem helpt ongewilde bewe‐
ging te voorkomen wanneer u vanop
een helling vertrekt.
Wanneer u de voetrem loslaat nadat
u op een helling bent gestopt, blijft de rem nog gedurende 2 seconden in‐geschakeld. De remmen worden au‐
tomatisch losgezet zodra de auto op‐
trekt of de vasthoudtijd van twee se‐
conden is verstreken.
De hellingrem werkt niet tijdens een
Autostop.Rijregelsystemen
Traction ControlDe Traction Control (TC) is een on‐
derdeel van de elektronische stabili‐ teitsregeling (ESC).
TC verhoogt zo nodig de stabiliteit,
ongeacht het type wegdek of de grip
van de banden, door te voorkomen
dat de aangedreven wielen door‐
slaan.
Zodra de aangedreven wielen begin‐
nen door te slaan, wordt het motor‐
vermogen verminderd en wordt het
wiel met de meeste slip afzonderlijk
afgeremd. Daardoor wordt de rijstabi‐
liteit van de auto op een glad wegdek
aanmerkelijk verbeterd.
Page 134 of 225

132Rijden en bediening
TC werkt na elke motorstart zodra
controlelamp b dooft.
Wanneer TC werkt, knippert b.
9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Storing
Bij een storing in het systeem licht het
controlelampje b permanent op en
verschijnt er een bericht of een waar‐
schuwingscode op het Driver Infor‐
mation Center. Het systeem is buiten
werking.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Elektronische stabiliteits‐
regeling (ESC)
De elektronische stabiliteitsregeling (ESC) verbetert indien nodig de rij‐
stabiliteit ongeacht de staat van het
wegdek of de grip van de banden.
Ook voorkomt deze het doorslaan
van de wielen. ESC werkt in combi‐
natie met het Traction Control-sys‐
teem (TC).
Zodra de auto dreigt uit te breken (on‐ derstuur/overstuur) wordt het motor‐
vermogen verminderd en worden de
wielen afzonderlijk afgeremd. Daar‐
door wordt de rijstabiliteit van de auto
op een glad wegdek aanmerkelijk
verbeterd.
ESC werkt na elke motorstart zodra
controlelamp b dooft.
Wanneer ESC werkt, knippert b.
9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Page 138 of 225

136Rijden en bediening
Automatisch uitschakelen:■ de rijsnelheid is lager dan ca. 30 km/u,
■ de rijsnelheid is hoger dan ca. 200 km/u,
■ als het rempedaal wordt bediend,
■ het koppelingspedaal wordt een aantal seconden ingedrukt,
■ motorsnelheid is zeer laag,
■ de Traction Control of elektronische
stabiliteitsregeling (ESC) is actief.
Opgeslagen snelheid hervatten
Draai het stelwiel naar RES/+ bij een
snelheid boven 30 km/u. De opgesla‐ gen snelheid wordt nu overgenomen.
Uitschakelen
Druk op de knop m, de controlelamp
m in de instrumentengroep gaat uit.
De opslagen snelheid wordt gewist.
Via de knop L voor het activeren van
de snelheidsbegrenzer of het uitscha‐
kelen van het contact, wordt ook de
cruise control uitgeschakeld en wordt de opgeslagen snelheid gewist.Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de auto een vooraf ingestelde snel‐
heidslimiet overschrijdt.
De snelheidslimiet kan worden inge‐
steld op een snelheid hoger dan
25 km/u.
De bestuurder kan alleen accelereren tot de vooraf ingestelde snelheid. Bijhet afrijden van hellingen zijn afwij‐
kingen van de snelheidslimiet moge‐
lijk.
Als het systeem geactiveerd is, wordt de ingestelde snelheidslimiet in de
bovenste regel van het Driver Infor‐
mation Center weergegeven.Activering
Toets L indrukken. Als de cruise con‐
trol eerder geactiveerd was, wordt
deze uitgeschakeld als de snelheids‐
begrenzer wordt geactiveerd en de
controlelamp m dooft.
Ingestelde snelheidslimiet Als de snelheidsbegrenzer geacti‐
veerd is, het stelwiel op RES/+
draaien of herhaaldelijk kort naar RES/+ draaien tot de gewenste snel‐
heidslimiet op het Driver Information
Center wordt getoond.
Page 221 of 225

219
Brandstofkeuzeschakelaar ..........80
Brandstofmeter ............................ 80
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot 155
Brandstof voor benzinemotoren 149
Brandstof voor rijden op LPG .....149
Buitenspiegels .............................. 27
Buitentemperatuur .......................75
Buitenverlichting .........................105
C Car Pass ...................................... 19
Centrale vergrendeling ................21
Claxon ................................... 13, 72
Code ............................................. 95
Conformiteitsverklaring ...............216
Contactslotstanden ....................124
Controlelampen ......................79, 82
Controle over de auto ................123
Controles .................................... 157
Cruise control ...................... 88, 134
D Dagrijlicht ................................... 107
Dagteller ...................................... 79
Dakbelasting ................................. 69
Dakdrager .................................... 68
Diefstalalarmsysteem ..................25
Dimlicht of grootlicht ...................105
Draagsysteem achterzijde ............53Driepuntsgordel ........................... 38
Driver Information Center .............89
E Eerste hulp ................................... 68
Elektrisch bediende ruiten ...........28
Elektrische aansluitingen .............78
Elektrische verstelling ..................27
Elektrisch systeem...................... 171
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....87
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 132
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............116
Event Data Recorders (EDR) .....216
F
Fietsendrager ............................... 53
Flex-Fix-systeem .......................... 53
Frontaal airbagsysteem ...............42
G Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignalen ........................... 97
Gereedschap ............................. 176
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................67
Gloeilamp vervangen ................163Gordels......................................... 36
Gordelverklikker ........................... 84
Gordijnairbagsysteem .................. 43
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display .....................93
Grootlicht ............................. 88, 106
H Halogeenkoplampen .................163
Handgeschakelde versnellingsbak ......................129
Handmatige dimfunctie ................28
Handrem ............................. 130, 131
Handschoenenkastje ...................51
Handzender ................................. 19
Hellingrem ................................. 131
Hoofdsteunen .............................. 32
Hoofdsteunverstelling ....................8
I
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 47
Info-Displays ................................. 89
Inhouden ................................... 214
Inklapbare spiegels .....................27
Inleiding ......................................... 3
Instapverlichting ......................... 111
Instrumentengroep ......................79
Instrumentenverlichting .............171
Page 223 of 225

221
Service-indicatie .......................... 86
Service-informatie ...................... 202
Sjorogen ...................................... 67
Slepen ........................................ 196
Sleutel, opgeslagen instellingen ...21
Sleutels ........................................ 19
Sleutels, sloten ............................. 19
Sneeuwkettingen .......................183
Snelheidsbegrenzer ...................136
Snelheidsmeter ............................ 79 Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................160
Stadsmodus................................ 133
Startbeveiliging ......................26, 88
Starten en bedienen ...................124
Starthulp gebruiken ...................195
Stoelpositie .................................. 33
Stoelverstelling ........................7, 34
Stop/Start-systeem .....................125
Storingsindicatielamp ..................85
Stuurbedieningsknoppen .............71
Stuurbekrachtiging........................ 86
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 71
Symbolen ....................................... 4
T Tanken ....................................... 151
Te laag brandstofpeil ...................88
Toerenteller ................................. 79Top-Tether-bevestigingsogen ......50
Traction Control .........................131
Tripcomputer ............................... 98
Typeplaatje ................................ 205
U
Uitlaatgassen ............................. 128
Uitrol-brandstofafsluiter .............125
Uitstapverlichting .......................111
Ultrasoonparkeerhulp ..................87
Uw autogegevens ..........................3
V Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 182
Vaste luchtroosters ....................121
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................36
Velgen en banden .....................178
Ventilatie ..................................... 113
Ventilatieopeningen ....................121
Verbanddoos ............................... 68
Vergrendelingssysteem ...............25
Versnellingsbak ........................... 16
Verstelbare luchtroosters ........... 121
Vertraagde uitschakeling stroom 124
Verwarmde spiegels ....................27
Verwarmd stuurwiel .....................72
Verwarming ................................. 36Verwarmings- en
ventilatiesysteem .................... 113
Verwerking van sloopauto .........157
Verzorging .................................. 198
Verzorging exterieur ..................198
Verzorging interieur ...................200
Vloerafdekking bagageruimte ......65
Voertuiggewicht .........................212
Voertuigidentificatienummer ......205
Voordat u wegrijdt ........................ 17 Voorruit ......................................... 28
Voorstoelen .................................. 33
W
Waarschuwingslichten ..................79
Werkzaamheden uitvoeren .......157
Wieldoppen ................................ 182
Wiel verwisselen ........................187
Winterbanden ............................ 178
Wis-/wasinstallatie .......................14
Wis-/wasinstallatie achterruit .......74
Wis-/wasinstallatie voorruit ..........73
Wisserblad vervangen ...............163
Z
Zekeringen ................................. 171 Zekeringenkast in motorruimte ..172
Zekeringenkast instrumentenpaneel ...............174
Zonnekleppen .............................. 30