OPEL AMPERA E 2018.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018.5, Model line: AMPERA E, Model: OPEL AMPERA E 2018.5Pages: 283, PDF Size: 6.65 MB
Page 181 of 283

Rijden en bediening179verandering van rijstrook, heeft
het systeem enige tijd nodig om de
nieuwe voorligger te detecteren.
De bestuurder moet onder het
rijden altijd zijn of haar onver‐
deelde aandacht aan het verkeer
geven. De bestuurder moet altijd gereed zijn om actie te onderne‐
men en te remmen en sturen om
aanrijdingen te voorkomen.
Intelligente remassistentie
De intelligente remassistentie gaat
mogelijk werken wanneer het rempe‐ daal snel wordt ingetrapt om extra
goed te remmen op basis van de
naderingssnelheid en afstand tot een
voorligger.
Iets trillen van het rempedaal of
bewegen van het pedaal is hierbij
normaal en het rempedaal moet zo
nodig ingetrapt blijven. Intelligente
remassistentie wordt pas automa‐
tisch uitgeschakeld wanneer het
rempedaal wordt losgelaten.
9 Waarschuwing
Door de intelligente remassisten‐
tie kan de auto in bepaalde situ‐
aties krachtiger remmen dan op
dat moment strikt noodzakelijk is.
Hierbij kunt u de verkeersstroom
belemmeren. Haal in dat geval uw
voet van het rempedaal en rem
vervolgens in gepaste mate af.
Voetgangersbescherming vóór
Voetgangersbescherming vóór
3 180.
Uitschakelen
U kunt de actieve noodrem uitscha‐
kelen in het menu Persoonlijke instel‐ lingen op het Info-Display 3 93.
Bij deactivering verschijnt er een
bericht op het Driver Information
Center.
De volgende keer dat de auto wordt
ingeschakeld, wordt het systeem
weer geactiveerd.
Systeembeperkingen
In sommige gevallen kan de actieve
noodrem automatisch remmen in
situaties waarin dat onnodig lijkt te zijn, bijvoorbeeld in parkeergarages,
als er verkeersborden in een bocht
staan of door auto's die zich in een
andere rijstrook bevinden. Dit behoort
bij de normale werking van het
systeem; de auto behoeft geen
onderhoud. Trap het gaspedaal
stevig in als de situatie en de omge‐
ving het toestaan dat automatisch
remmen wordt genegeerd.
In de volgende situaties zijn de pres‐
taties van de actieve noodrem
beperkt:
● Bij het rijden op bochtige of heuvelachtige wegen.
● Als niet alle voertuigen worden waargenomen, met name voer‐
tuigen met een aanhanger, trac‐ tors, modderige voertuigen, etc.
● Bij het waarnemen van een voer‐
tuig wanneer het zicht door
weersomstandigheden beperkt
is, zoals bij mist, regen of
sneeuw.
Page 182 of 283

180Rijden en bediening● U 's nachts rijdt.
● Als het zicht door weersomstan‐ digheden beperkt is, zoals bij
mist, regen of sneeuw.
● Wanneer de sensor in de voorruit
is bedekt met sneeuw, ijs, slijk,
modder, vuil, schade aan de
voorruit of slechter werkt door
vreemde voorwerpen, bijv. stic‐
kers.
Om storingen te voorkomen, moet u
het gebied rond de camerasensor in
de voorruit altijd vrij houden van vuil,
stof, ijs en sneeuw.
Houd onderweg altijd uw aandacht bij het verkeer en wees altijd paraat om
handelend op te treden door bij drei‐
gende botsingen op de rem te trap‐
pen en / of de auto weg te sturen.
Storing
Als het systeem moet worden nage‐ keken, verschijnt er een bericht op het
Driver Information Center.
Als het systeem niet naar behoren
functioneert, verschijnen er berichten
in het Driver Information Centre.
Boordinformatie 3 92.Voetgangersbescherming
voor
Het voetgangersbescherming vóór
voorkomt of vermindert mogelijk
letsel bij voetgangers als gevolg van
frontale botsingen bij het rijden in een vooruitversnelling.
Het systeem gebruikt de frontcamera
in de voorruit om een voetganger
direct vóór op uw pad te detecteren.
Het voetgangersbeschermingssys‐
teem vóór kan voetgangers waarne‐
men en hiervoor waarschuwen
wanneer er tussen 8 km/h en 80 km/h in een vooruitversnelling
wordt gereden.
Ook kan het voetgangersbescher‐
mingssysteem vóór zorgen voor
krachtiger remmen of de auto auto‐
matisch doen afremmen.
Tijdens het rijden bij daglicht neemt
het systeem voetgangers tot op een
afstand van circa 40 m waar. In het
donker kan de systeemprestatie
beperkt zijn.Het voetgangersbeschermingssys‐
teem kan onder Persoonlijk instellin‐
gen 3 93 op Uit, Waarschuwing of
Waarschuwing en remmen worden
ingesteld.9 Gevaar
Het remsysteem voor voetgan‐
gers vóór geeft geen waarschu‐
wing en remt de auto niet automa‐ tisch af, tenzij het een voetganger
detecteert.
Het systeem beschermt mogelijk
niet voetgangers, waaronder
kinderen, wanneer de voetganger
zich niet direct vóór de auto
bevindt, niet geheel zichtbaar is,
niet rechtop staat of onderdeel van
een groep is.
Voetgangersbescherming vóór
omvat onder meer:
● voetganger vóór de auto detec‐ teren
● waarschuwing voetganger vóór
● automatisch remmen
Page 183 of 283

Rijden en bediening181Voetganger vóór gedetecteerd
Een voetganger vóór de auto wordt
tot op een afstand van circa 40 m
aangegeven door het controlelampje
7 in de instrumentengroep.
Waarschuwing voetganger vóór
Wanneer de auto te snel op een waar‐ genomen voetganger afrijdt, wordt er
een rood knipperende LED op de
voorruit in het gezichtsveld van de
bestuurder geprojecteerd en klinkt er
een waarschuwingssignaal. Het
remsysteem kan zich voorbereiden
op sneller remmen door de bestuur‐
der, waardoor de auto korte tijd iets
kan vertragen. Blijf het rempedaal zo
nodig intrappen.
De cruise control kan ontkoppeld
worden wanneer het voetgangersbe‐
schermingssysteem vóór afgaat.
Automatisch remmen Als een botsing met een voetganger
aan de voorkant van de auto dreigt en
het rempedaal is niet ingetrapt, wordt de remkracht automatisch aange‐
past. Mogelijk worden hierdoor
botsingen met voetgangers met een
zeer lage snelheid voorkomen of
loopt de voetganger minder letsel op.
De mate van automatisch remmen
kan in bepaalde situaties minder zijn, zoals bij hogere snelheden.
Als dit gebeurt, schakelt het automa‐ tische remsysteem mogelijk de elek‐
trische handrem in om de auto op zijn plaats te houden. Zet de elektrische
handrem los. Bij krachtig intrappenvan het gaspedaal worden ook auto‐
matisch remmen en de elektrische
handrem losgezet 3 166.
Dit systeem omvat ook de intelligente
remassistentie en het noodremsys‐
teem reageert mogelijk ook op voet‐
gangers.
Actieve noodrem 3 177.
Automatisch remmen kan onder
Persoonlijke instellingen 3 93 worden
uitgeschakeld.
Algemene informatie9 Waarschuwing
De bestuurder moet altijd gereed
zijn om actie te ondernemen en te remmen en sturen om aanrijdin‐
gen te voorkomen.
9 Waarschuwing
Het remsysteem voor voetgan‐
gers vóór waarschuwt of remt
mogelijk de auto plotseling in situ‐ aties waarin dit onverwacht en
ongewenst is. Het kan abusievelijk
Page 184 of 283

182Rijden en bedieningwaarschuwen of remmen voor
obstakels die eruit zien of even
groot zijn als voetgangers, waar‐
onder schaduwen. Dit is normaal
bedrijf en de auto hoeft niet te
worden nagekeken. U kunt auto‐
matisch remmen negeren door het gaspedaal stevig in te trappen, alsde veiligheid dat toelaat.
Systeembeperkingen
In de volgende gevallen detecteert de voetgangersbescherming vóór
mogelijk geen voetganger vóór de
auto of werkt de sensor mogelijk maar
beperkt:
● Wanneer de rijsnelheid buiten het bereik van 8 km/h tot
80 km/h valt.
● Wanneer de afstand tot een voet‐
ganger vóór de auto meer is dan
40 m.
● Als het zicht door weersomstan‐ digheden beperkt is, zoals bij
mist, regen of sneeuw.
● U 's nachts rijdt.
● Wanneer de sensor in de voorruit
is bedekt met sneeuw, ijs, slijk,
modder, vuil, schade aan de
voorruit of slechter werkt door
vreemde voorwerpen, bijv. stic‐
kers.
Parkeerhulp
Parkeerhulp achter9 Waarschuwing
De bestuurder is geheel verant‐
woordelijk voor het inparkeren.
Controleer bij het achteruitrijden en het gebruik van de parkeerhulp achter de zone rondom de auto.
De parkeerhulp achter vereenvoudigthet inparkeren door de afstand
tussen de auto en eventuele obsta‐ kels achter te meten. Deze informeert en waarschuwt de bestuurder met
geluidssignalen en een aanduiding
op het display.
Het systeem heeft drie ultrasone
parkeersensoren in de achterbum‐
per.
Inschakelen
Nadat u de auto hebt ingeschakeld,
wordt de achterste parkeerhulp geac‐
tiveerd.
Een brandende LED in de parkeer‐ hulptoets r geeft aan dat het
systeem klaar voor gebruik is.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der met waarschuwingstonen voor
mogelijk gevaarlijke obstakels achter
de auto die dichter bij zijn dan 50 cm
Page 185 of 283

Rijden en bediening183terwijl er een vooruitversnelling is
ingeschakeld, of tot 1,5 m als de
achteruitversnelling is geselecteerd.
Afhankelijk van de kant waar de auto
dichter bij een obstakel is, hoort u aan
de betreffende zijde akoestische
waarschuwingssignalen in de auto.
De geluidssignalen volgen elkaar
sneller op naarmate de afstand tot dat obstakel afneemt. Is de afstand klei‐ner dan ongeveer 30 cm, dan klinkt er
een continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels
achter de auto weergegeven door
veranderende afstandslijnen op het
Driver Information Center 3 84.
De afstandsmelding kan worden geblokkeerd door boordinformatie
met een hogere prioriteit. Zodra het
bericht is weggedrukt, wordt de
afstand weer aangegeven.Uitschakelen
Druk op de parkeerhulptoets r om
deze functie te deactiveren. De LED in de toets dooft.
Storing
Bij een storing of als het systeem
tijdelijk niet goed werkt, bijv. vanwege
veel geluid buiten of andere storende factoren, knippert de LED in de toets
gedurende 3 seconden alvorens deze dooft. Er verschijnt een bericht in het
Driver Information Center.
Parkeerhulp voor-achter9 Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel
verantwoordelijk voor het inparke‐ ren.
Controleer bij het achteruit- en
vooruitrijden en het gebruik van de
parkeerhulp de zone rondom de
auto.
De parkeerhulp voor-achter meet de
afstand tussen de auto en voorgele‐
gen obstakels en achter de auto.
Deze informeert en waarschuwt de
bestuurder met geluidssignalen en een aanduiding op het display.
Het gebruikt twee verschillende
akoestische waarschuwingssignalen
voor de controlezones voor en achter,
elk met een andere geluidsfrequentie.
Page 186 of 283

184Rijden en bediening
Het systeem heeft vier ultrasoon
parkeersensors in de voorbumper en
drie ultrasoon parkeersensors in de
achterbumper.
Inschakelen
Het systeem wordt automatisch inge‐
schakeld bij een snelheid tot
11 km/u.Een brandende LED in de parkeer‐
hulptoets r geeft aan dat het
systeem klaar voor gebruik is.
Als r is uitgeschakeld, is de
parkeerhulp aan de voorkant uitge‐
schakeld tot de auto weer wordt inge‐ schakeld.
Als de snelheid eerder meer dan
25 km/u was, wordt de parkeerhulp
opnieuw geactiveerd wanneer de
snelheid tot onder 11 km/u daalt.
Wanneer het systeem wordt gedeac‐
tiveerd, dooft de LED in de toets en
verschijnt Park Assist UIT op het
Driver Information Center.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der met waarschuwingstonen voor
mogelijk gevaarlijke obstakels voor
de auto die dichterbij zijn dan 80 cm
en tegen mogelijk gevaarlijke obsta‐
kels achter de auto die dichterbij zijn
dan 50 cm terwijl er een vooruitver‐
snelling is ingeschakeld, of tot
1,5 meter als de achteruitversnelling
is geselecteerd.
Afhankelijk van de kant waar de auto dichter bij een obstakel is, hoort u aan
de betreffende zijde akoestische
waarschuwingssignalen in de auto.
De geluidssignalen volgen elkaar
sneller op naarmate de afstand tot dat
obstakel afneemt. Is de afstand klei‐
ner dan ongeveer 30 cm, dan klinkt er een continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels
achter en voor de auto weergegeven
door veranderende afstandslijnen op
het Driver Information Center 3 84 of,
afhankelijk van de versie, op het Info-
Display 3 87.
Page 187 of 283

Rijden en bediening185
De afstandsmelding kan worden
geblokkeerd door boordinformatie
met een hogere prioriteit. Zodra het
bericht is bevestigd, wordt de afstand
weer aangegeven.
Uitschakelen
Bij een snelheid van meer dan
11 km/h wordt het systeem automa‐
tisch gedeactiveerd.
Handmatig deactiveren is ook moge‐
lijk door het indrukken van de
parkeerhulptoets r.
Wanneer het systeem wordt handma‐ tig gedeactiveerd, dooft de LED in de
toets en verschijnt Park Assist UIT op
het Driver Information Center.
Na een handmatige deactivering
wordt de parkeerhulp voor/achter
weer geactiveerd als r wordt inge‐
drukt of als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Storing
Bij een storing of als het systeem tijdelijk niet goed werkt, bijv. vanwege
veel geluid buiten of andere storende factoren, verschijnt een bericht op het
Driver Information Center.
Boordinformatie 3 92.
Geavanceerde parkeerhulp9 Waarschuwing
De bestuurder is geheel verant‐
woordelijk voor het accepteren
van de door het systeem voorge‐
stelde parkeerplek en het inparke‐
ren.
Controleer bij het gebruik van de geavanceerde parkeerhulp de
zone rondom de auto in alle rich‐
tingen.
De geavanceerde parkeerhulp meet
bij het passeren of de parkeerplek
groot genoeg is, berekent het traject
en stuurt de auto automatisch in een
parallel of haaks gelegen parkeer‐
plek.
Instructies verschijnen op het Driver
Information Center 3 84 of, afhanke‐
lijk van de versie, op het Info-Display
3 87 , ondersteund door geluidssigna‐
len.
U hoeft alleen op te trekken, te
remmen en te schakelen, het sturen
gebeurt automatisch.
Page 188 of 283

186Rijden en bedieningDe geavanceerde parkeerhulp werkt
altijd samen met de parkeerhulp voor/
achter. Beide systemen gebruiken
dezelfde sensoren in de voor- en
achterbumper.
Het systeem heeft zes ultrasoon
parkeersensors in de voorbumper en
vijf ultrasoon parkeersensors in de
achterbumper.
Geavanceerde parkeerhulp activeren De geavanceerde parkeerhulp kan
alleen bij vooruit rijden worden geac‐
tiveerd.
Bij het zoeken naar een parkeerplek
is het systeem door kort indrukken
van ( klaar voor gebruik.
Het systeem herkent 10 meter voor
parallelle parkeerplekken en 6 m voor haaks gelegen parkeerplekken in de
parkeerhulpmodus, en slaat deze
informatie op.
Het systeem kan alleen worden geac‐
tiveerd bij snelheden tot 30 km/u en
het systeem zoekt naar parkeerplek‐ ken bij een snelheid tot 30 km/u.
De maximaal toegestane parallelle
afstand tussen de auto en een rij
geparkeerde auto's is 1,8 m voor parallel inparkeren en 2,5 m voor
haaks inparkeren.WerkingZoekmodus parkeerplaats, indicatie
op het Info-Display
Selecteer een parallelle of haakse
parkeerplek door het betreffende pictogram op het Info-Display aan te
raken.
Selecteer de parkeerkant door het
betreffende pictogram op het Info-
Display aan te raken.
Page 189 of 283

Rijden en bediening187
Als er een plek is gevonden, wordt ditop het Info-Display getoond en klinkt
er een geluidssignaal.
Als u niet stopt wanneer het systeem
een parkeerplek heeft voorgesteld,
zoekt het systeem naar een andere
geschikte plek.
Inparkeermodus
De door het systeem gemelde
beschikbare parkeerplek wordt geac‐ cepteerd als de bestuurder bij parallel
gelegen parkeerplekken binnen
10 m of bij haaks gelegen parkeer‐ plekken binnen 6 m na het bericht
Stop stopt. Het systeem berekent het
optimale pad om in te parkeren.
Een korte trilling in het stuurwiel na
het inschakelen van de achteruitver‐
snelling geeft aan dat het systeem de
besturing overneemt. Daarna wordt
de auto automatisch ingeparkeerd
met gedetailleerde instructies aan de
bestuurder voor remmen, optrekken
en schakelen. De bestuurder moet de handen van het stuurwiel houden.
Let altijd goed op het geluid van de
parkeerhulp voor-achter. Een onon‐
derbroken geluid geeft aan dat de
afstand tot een obstakel minder dan
ongeveer 30 cm is.
Als de bestuurder om ongeacht welke
reden toch zelf moet sturen, houd het
stuurwiel dan alleen aan de buiten‐
rand vast. In dat geval werkt de auto‐ matische besturing niet meer.Displayweergave
De instructies op het Info-Display
tonen:
● Algemene tips en waarschu‐ wingsberichten.
● Een hint wanneer u sneller dan 30 km/u rijdt in de zoekmodus
voor een parkeerplek.
● Het verzoek om te stoppen wanneer een parkeerplek is
gevonden.
Page 190 of 283

188Rijden en bediening●De richting waarin u rijdt om in te
parkeren.
● Het verzoek om naar de achter‐ uitversnelling of de rijmodus over
te schakelen.
● Het verzoek tot stoppen of tot langzaam rijden.
● Voor sommige instructies verschijnt er een voortgangsbalk
op het Driver Information Center.
● Het goed inparkeren, aangege‐ ven door een pop-upsymbool en
een geluidssignaal.
● Het annuleren van een inpar‐ keermanoeuvre.
Weergaveprioriteit
De informatie van de geavanceerde
parkeerhulp op het Info-Display kan
worden belemmerd door boordinfor‐
matie met een hogere prioriteit. Nadat u het bericht hebt bevestigd, verschij‐
nen de instructies voor de geavan‐
ceerde parkeerhulp weer en kan de
parkeermanoeuvre worden voortge‐
zet.Uitschakelen
Het systeem wordt gedeactiveerd:
● door ( kort in te drukken
● nadat het inparkeren is gelukt
● door sneller te rijden dan 30 km/u tijdens het zoeken naar
een parkeerplaats zonder te
remmen ondanks het bericht op
het Info-Display
● tijdens het inparkeren sneller dan
8 km/u te rijden
● de constatering dat de bestuur‐ der het stuurwiel aanraakt
● te veel te schakelen: acht cycli bij
parallel inparkeren of vijf cycli bij
haaks inparkeren
● door de auto uit te schakelen
Wanneer u het systeem deactiveert
of wanneer het zichzelf deactiveert
tijdens het inparkeren, dan verschijnt
er een bericht op het display. Ook
klinkt er een geluidssignaal.Storing
Er verschijnt een bericht wanneer:
● Het systeem een storing vertoont.
● U het parkeren niet goed afmaakt.
● Het systeem buiten werking is.
● Een van de bovenstaande rede‐ nen voor deactiveren van toepas‐
sing is.
Als er tijdens het inparkeren een voor‐
werp wordt herkend, dan verschijnt
Stop op het display. Door het verwij‐
deren van het object wordt het inpar‐
keren hervat. Wordt het niet verwij‐
derd, dan wordt het systeem gedeac‐ tiveerd. Druk lang op ( om het
systeem naar een nieuwe parkeer‐
plek te laten zoeken.
Algemene opmerkingen over
parkeerhulpsystemen9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op