sensor OPEL AMPERA E 2018 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018, Model line: AMPERA E, Model: OPEL AMPERA E 2018Pages: 279, PDF Size: 6.51 MB
Page 178 of 279

176Rijden en bediening
Druk op V, de huidige instelling
verschijnt op het Driver Information
Center.
Druk herhaaldelijk op V om de
gevoeligheid van het systeem te wijzi‐
gen. De geselecteerde instelling
verschijnt ook op het Driver Informa‐
tion Center. Bij het uitschakelen van
de auto wordt de laatst geselecteerde instelling opgeslagen.Uitschakelen
U kunt het systeem deactiveren in het
menu Persoonlijke instellingen 3 94.
De frontaanrijdingswaarschuwing
wordt weer geactiveerd met de laatst
geselecteerde waarschuwingsge‐
voeligheid wanneer de auto weer
wordt ingeschakeld.
Algemene informatie
9 Waarschuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
is een waarschuwingssysteem dat de remmen niet activeert. Bij het
met een te hoge snelheid naderen
van een voorligger, kan er onvol‐
doende tijd zijn om een aanrijding
te voorkomen.
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het
bewaren van een veilige onder‐
linge afstand bij de betreffende
verkeers-, weers- en zichtomstan‐
digheden.
De bestuurder moet onder het
rijden altijd zijn of haar onver‐
deelde aandacht aan het verkeer
geven. De bestuurder moet altijd
gereed zijn om actie te onderne‐
men en te remmen.
Systeembeperkingen
De frontaanrijdingswaarschuwing is
bedoeld om alleen te waarschuwen
voor voertuigen, maar kan ook op
andere obstakels reageren.
In de volgende gevallen detecteert de
frontaanrijdingswaarschuwing
wellicht geen voorliggers of kunnen
de prestaties van de sensor beperkt
zijn:
Page 179 of 279

Rijden en bediening177● op bochtige wegen
● als het zicht door weersomstan‐ digheden beperkt is, zoals bij
mist, regen of sneeuw
● wanneer de sensor geblokkeerd is door sneeuw, ijs, slijk, modder,vuil, schade aan de voorruit of
slechter werkt door vreemde
voorwerpen, bijv. stickers
Indicatie afstand tot voorligger
De indicatie afstand tot voorligger
toont de afstand tot een bewegende
voorligger in seconden. De frontca‐
mera in de voorruit wordt gebruikt
voor het detecteren van de afstand
van een voertuig dat direct voorop in
de baan van de auto rijdt. Hij is actief bij snelheden boven 8 km/u.
Als er een voorligger wordt gedetec‐
teerd, wordt de afstand in seconden
weergegeven op een pagina in het
Driver Information Centre.
Selecteer het menu Informatie met de
stuurwieltoetsen en druk op G om de
indicatie afstand tot voorligger 3 85 te
selecteren.
De minimale aangegeven afstand is
0,5 seconde.
Als er geen voorligger is of als de
voorligger buiten bereik is, worden er twee streepjes getoond: -.- sec.
Actieve noodrem
De actieve noodrem kan helpen om
de schade en letsel door aanrijdingen met voertuigen, voetgangers of
obstakels direct vóór de auto te
beperken, indien een aanrijding door
remmen of sturen niet langer kan
worden vermeden. Voordat de
actieve noodrem gaat werken, wordt
de bestuurder gewaarschuwd door
de frontaanrijdingswaarschuwing
3 174 of de voetgangersbescher‐
mingswaarschuwing vóór 3 180.
Deze functie maakt gebruik van input
uit vele bronnen ( bijv. camerasensor,
remdruk, rijsnelheid) om de waar‐
schijnlijkheid van een frontale aanrij‐
ding te berekenen.9 Waarschuwing
Dit systeem is niet bedoeld om de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder, voor het besturen van
de auto en anticiperen op de
verkeerssituatie, over te nemen.
Het is alleen bedoeld als aanvul‐
ling om de rijsnelheid vóór een
botsing te verlagen.
Het systeem reageert mogelijk
niet op dieren. Na een plotselinge
verandering van rijstrook, heeft
het systeem enige tijd nodig om de
nieuwe voorligger te detecteren.
De bestuurder moet altijd gereed
zijn om actie te ondernemen en te remmen en sturen om aanrijdin‐
gen te voorkomen.
Page 182 of 279

180Rijden en bedieningandere rijstrook bevinden. Dit behoort
bij de normale werking van het
systeem; de auto behoeft geen
onderhoud. Trap het gaspedaal
stevig in als de situatie en de omge‐
ving het toestaan dat automatisch
remmen wordt genegeerd.
In de volgende situaties zijn de pres‐
taties van de actieve noodrem
beperkt:
● Bij het rijden op bochtige of heuvelachtige wegen.
● Als niet alle voertuigen worden waargenomen, met name voer‐
tuigen met een aanhanger, trac‐
tors, modderige voertuigen, etc.
● Bij het waarnemen van een voer‐
tuig wanneer het zicht door
weersomstandigheden beperkt
is, zoals bij mist, regen of
sneeuw.
● U 's nachts rijdt.
● Als het zicht door weersomstan‐ digheden beperkt is, zoals bij
mist, regen of sneeuw.
● Wanneer de sensor in de voorruit
is bedekt met sneeuw, ijs, slijk,
modder, vuil, schade aan devoorruit of slechter werkt door
vreemde voorwerpen, bijv. stic‐
kers.
Om storingen te voorkomen, moet u
het gebied rond de camerasensor in de voorruit altijd vrij houden van vuil,
stof, ijs en sneeuw.
Houd onderweg altijd uw aandacht bij het verkeer en wees altijd paraat om
handelend op te treden door bij drei‐
gende botsingen op de rem te trap‐
pen en / of de auto weg te sturen.
Storing
Als het systeem moet worden nage‐
keken, verschijnt er een bericht op het
Driver Information Center.
Als het systeem niet naar behoren
functioneert, verschijnen er berichten
in het Driver Information Centre.
Boordinformatie 3 93.Voetgangersbescherming
voor
Het voetgangersbescherming vóór voorkomt of vermindert mogelijk
letsel bij voetgangers als gevolg van
frontale botsingen bij het rijden in een vooruitversnelling.
Het systeem gebruikt de frontcamera
in de voorruit om een voetganger
direct vóór op uw pad te detecteren.
Het voetgangersbeschermingssys‐
teem vóór kan voetgangers waarne‐
men en hiervoor waarschuwen
wanneer er tussen 8 km/h en 80 km/h in een vooruitversnelling
wordt gereden.
Ook kan het voetgangersbescher‐
mingssysteem vóór zorgen voor
krachtiger remmen of de auto auto‐
matisch doen afremmen.
Tijdens het rijden bij daglicht neemt
het systeem voetgangers tot op een
afstand van circa 40 m waar. In het
donker kan de systeemprestatie
beperkt zijn.
Page 184 of 279

182Rijden en bedieningvan het gaspedaal worden ook auto‐
matisch remmen en de elektrische
handrem losgezet 3 166.
Dit systeem omvat ook de intelligente remassistentie en het noodremsys‐
teem reageert mogelijk ook op voet‐
gangers.
Actieve noodrem 3 177.
Automatisch remmen kan onder
Persoonlijke instellingen 3 94 worden
uitgeschakeld.
Algemene informatie9 Waarschuwing
De bestuurder moet altijd gereed
zijn om actie te ondernemen en te remmen en sturen om aanrijdin‐
gen te voorkomen.
9 Waarschuwing
Het remsysteem voor voetgan‐
gers vóór waarschuwt of remt
mogelijk de auto plotseling in situ‐ aties waarin dit onverwacht en
ongewenst is. Het kan abusievelijk
waarschuwen of remmen voor
obstakels die eruit zien of even
groot zijn als voetgangers, waar‐
onder schaduwen. Dit is normaal
bedrijf en de auto hoeft niet te
worden nagekeken. U kunt auto‐
matisch remmen negeren door het
gaspedaal stevig in te trappen, als de veiligheid dat toelaat.
Systeembeperkingen
In de volgende gevallen detecteert de
voetgangersbescherming vóór
mogelijk geen voetganger vóór de
auto of werkt de sensor mogelijk maar beperkt:
● Wanneer de rijsnelheid buiten het bereik van 8 km/h tot
80 km/h valt.
● Wanneer de afstand tot een voet‐
ganger vóór de auto meer is dan
40 m.
● Als het zicht door weersomstan‐ digheden beperkt is, zoals bij
mist, regen of sneeuw.
● U 's nachts rijdt.
● Wanneer de sensor in de voorruit
is bedekt met sneeuw, ijs, slijk,
modder, vuil, schade aan de
voorruit of slechter werkt door
vreemde voorwerpen, bijv. stic‐
kers.
Parkeerhulp Parkeerhulp achter9 Waarschuwing
De bestuurder is geheel verant‐
woordelijk voor het inparkeren.
Controleer bij het achteruitrijden en het gebruik van de parkeerhulp achter de zone rondom de auto.
De parkeerhulp achter vereenvoudigthet inparkeren door de afstand
tussen de auto en eventuele obsta‐ kels achter te meten. Deze informeert en waarschuwt de bestuurder met
geluidssignalen en een aanduiding
op het display.
Page 185 of 279

Rijden en bediening183
Het systeem heeft drie ultrasone
parkeersensoren in de achterbum‐
per.
Inschakelen
Nadat u de auto hebt ingeschakeld,
wordt de achterste parkeerhulp geac‐
tiveerd.
Een brandende LED in de parkeer‐
hulptoets r geeft aan dat het
systeem klaar voor gebruik is.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der met waarschuwingstonen voor
mogelijk gevaarlijke obstakels achter
de auto die dichter bij zijn dan 50 cm
terwijl er een vooruitversnelling is
ingeschakeld, of tot 1,5 m als de achteruitversnelling is geselecteerd.
Afhankelijk van de kant waar de auto
dichter bij een obstakel is, hoort u aan de betreffende zijde akoestische
waarschuwingssignalen in de auto. De geluidssignalen volgen elkaarsneller op naarmate de afstand tot dat
obstakel afneemt. Is de afstand klei‐
ner dan ongeveer 30 cm, dan klinkt er een continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels
achter de auto weergegeven door
veranderende afstandslijnen op het
Driver Information Center 3 85.
De afstandsmelding kan worden
geblokkeerd door boordinformatie
met een hogere prioriteit. Zodra het
bericht is weggedrukt, wordt de
afstand weer aangegeven.Uitschakelen
Druk op de parkeerhulptoets r om
deze functie te deactiveren. De LED in de toets dooft.
Storing
Bij een storing of als het systeem
tijdelijk niet goed werkt, bijv. vanwege
veel geluid buiten of andere storende factoren, knippert de LED in de toets
gedurende drie seconden alvorens
deze dooft. Er verschijnt een bericht
in het Driver Information Center.
Page 186 of 279

184Rijden en bedieningParkeerhulp voor-achter9Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel
verantwoordelijk voor het inparke‐ ren.
Controleer bij het achteruit- en
vooruitrijden en het gebruik van de
parkeerhulp de zone rondom de
auto.
De parkeerhulp voor-achter meet de
afstand tussen de auto en voorgele‐
gen obstakels en achter de auto.
Deze informeert en waarschuwt de
bestuurder met geluidssignalen en een aanduiding op het display.
Het gebruikt twee verschillende
akoestische waarschuwingssignalen
voor de controlezones voor en achter,
elk met een andere geluidsfrequentie.Het systeem heeft vier ultrasoon
parkeersensors in de voorbumper en
drie ultrasoon parkeersensors in de
achterbumper.
Inschakelen
Het systeem wordt automatisch inge‐
schakeld bij een snelheid tot
11 km/u.Een brandende LED in de parkeer‐
hulptoets r geeft aan dat het
systeem klaar voor gebruik is.
Als r is uitgeschakeld, is de
parkeerhulp aan de voorkant uitge‐
schakeld tot de auto weer wordt inge‐ schakeld.
Als de snelheid eerder meer dan
25 km/u was, wordt de parkeerhulp
opnieuw geactiveerd wanneer de
snelheid tot onder 11 km/u daalt.
Wanneer het systeem wordt gedeac‐
tiveerd, dooft de LED in de toets en
verschijnt Park Assist UIT op het
Driver Information Center.
Page 188 of 279

186Rijden en bedieningDe geavanceerde parkeerhulp meet
bij het passeren of de parkeerplek
groot genoeg is, berekent het traject
en stuurt de auto automatisch in een
parallel of haaks gelegen parkeer‐
plek.
Instructies verschijnen op het Driver
Information Center 3 85 of, afhanke‐
lijk van de versie, op het info-display 3 88 , ondersteund door geluidssigna‐
len.
U hoeft alleen op te trekken, te
remmen en te schakelen, het sturen
gebeurt automatisch.De geavanceerde parkeerhulp werkt
altijd samen met de parkeerhulp voor/
achter. Beide systemen gebruiken
dezelfde sensoren in de voor- en
achterbumper.
Het systeem heeft zes ultrasoon
parkeersensors in de voorbumper en
vijf ultrasoon parkeersensors in de
achterbumper.
Geavanceerde parkeerhulp activeren De geavanceerde parkeerhulp kan
alleen bij vooruit rijden worden geac‐
tiveerd.
Bij het zoeken naar een parkeerplek
is het systeem door kort indrukken
van ( klaar voor gebruik.
Het systeem herkent 10 meter voor
parallelle parkeerplekken en 6 m voor haaks gelegen parkeerplekken in de
parkeerhulpmodus, en slaat deze
informatie op.
Het systeem kan alleen worden geac‐
tiveerd bij snelheden tot 30 km/u en
het systeem zoekt naar parkeerplek‐ ken bij een snelheid tot 30 km/u.
De maximaal toegestane parallelle
afstand tussen de auto en een rij
geparkeerde auto's is 1,8 m voor parallel inparkeren en 2,5 m voor
haaks inparkeren.
Page 191 of 279

Rijden en bediening189Storing
Er verschijnt een bericht wanneer:
● Het systeem een storing vertoont.
● U het parkeren niet goed afmaakt.
● Het systeem buiten werking is. ● Een van de bovenstaande rede‐ nen voor deactiveren van toepas‐sing is.
Als er tijdens het inparkeren een voor‐
werp wordt herkend, dan verschijnt
Stop op het display. Door het verwij‐
deren van het object wordt het inpar‐
keren hervat. Wordt het niet verwij‐
derd, dan wordt het systeem gedeac‐ tiveerd. Druk lang op ( om het
systeem naar een nieuwe parkeer‐
plek te laten zoeken.
Algemene opmerkingen over
parkeerhulpsystemen9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals
externe geluidsbronnen ertoe
leiden dat het systeem obstakels
niet waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden op lage obstakels die het onderstegedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel
minder goed wanneer de senso‐
ren zijn bedekt, bijv. met ijs of
sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Voor grotere auto's in de buurt
(bijv. off-roads, minivans, vans)
gelden speciale voorwaarden. De
objectherkenning en de juiste
afstandsindicatie in het bovenste
deel van deze voertuigen kan niet
worden gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec‐ tievlak, bijv. smalle voorwerpen of
zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
Parkeerhulpsystemen detecteren
geen voorwerpen buiten het
detectiebereik.
Let op
Mogelijk detecteert de sensor een
niet-bestaand object als gevolg van
echostoring van buitengeluiden of
mechanische verstoringen (sporadi‐ sche valse waarschuwingen kunnenvoorkomen).
Zorg ervoor dat de kentekenplaat voor goed gemonteerd is (niet
verbogen en geen speling ten
opzichte van de bumper links of
rechts) en dat de sensoren goed op
hun plek zitten.
De geavanceerde parkeerhulp
reageert eventueel niet op verande‐
ringen in de beschikbare parkeer‐
plek nadat u met het inparkeren bent
begonnen. Het systeem kan een
ingang, een oprit, een binnenplaats
Page 192 of 279

190Rijden en bedieningof zelfs een kruising als een parkeer‐plek herkennen. Na het inschakelen
van de achteruitversnelling begint
het systeem met inparkeren. Kijk
goed of de voorgestelde parkeerplek inderdaad beschikbaar is.
Het systeem detecteert geen onre‐
gelmatigheden in het wegdek, bijv.
op bouwterreinen. De bestuurder
neemt de verantwoordelijkheid op
zich.
Let op
Elke nieuwe auto moet worden
gekalibreerd. Voor optimale begelei‐
ding tijdens het parkeren is een rijaf‐
stand van ten minste 10 km, inclusief
een aantal bochten, nodig.
Blindehoeksysteem
Het blindehoeksysteem detecteert en meldt objecten die zich, binnen een
specifieke blindehoekzone, aan
weerszijden van de auto bevinden.
Het systeem geeft een visueel alarm
visueel in elke buitenspiegel bij het
detecteren die in de binnen- en
buitenspiegels wellicht niet zichtbaar
zijn.De radarafstandssensoren zitten in de achterbumper.9 Waarschuwing
Het blinde-hoeksysteem vervangt
het zicht van de bestuurder niet.
Het systeem detecteert geen:
● auto's die zich buiten de blinde hoeken bevinden, en die moge‐
lijk snel naderen
● voetgangers, fietsers of dieren Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de
richtingaanwijzer.
Als het systeem tijdens het vooruitrij‐
den in de blindehoekzone een voer‐
tuig detecteert, licht er zowel bij auto's
die worden ingehaald of die u inhalen,
een geel waarschuwingssymbool
F in de betreffende buitenspiegel
op. Als de bestuurder vervolgens de
richtingaanwijzer gebruikt, gaat het
waarschuwingssymbool F geel
knipperen als waarschuwing om niet
van rijstrook te wisselen.
Als de auto wordt gestart, lichten
beide displays in de buitenspiegels
kort op om aan te geven dat het
systeem operationeel is.
U kunt het systeem activeren of deac‐ tiveren op het info-display.
Persoonlijke instellingen 3 94.
Het blindehoeksysteem wordt uitge‐
schakeld wanneer Waarschuwing
wisselen van rijstrook wordt uitge‐
schakeld. De deactivering wordt
aangegeven met een tekst op het
Driver Information Centre.
Page 193 of 279

Rijden en bediening191Detectiezones
De detectiezones beginnen bij de
achterbumper en strekken zich tot op ongeveer 3 m naar achteren en naar
de zijkanten uit. De zone is ongeveer
tussen de 0,5 m en 2 m hoog, vanaf
de grond.
Het blindehoeksysteem is ontworpen
om stilstaande voorwerpen, zoals
vangrails, lantaarnpalen, stoepran‐
den, muren en balken te negeren.
Geparkeerde voertuigen of tege‐
moetkomende voertuigen worden
niet gedetecteerd.
Storing
Het kan soms voorkomen dat het
systeem geen signaal afgeeft, bij
natte weersomstandigheden zal dit
vaker optreden.
Het blindehoeksysteem werkt niet als de bumper aan de linker- of rechter‐
zijde vervuild is met modder, vuil,
sneeuw, ijs, slijk, of tijdens hevige
regenval.
Instructies voor reinigen 3 252.In geval van een storing in het
systeem of als het systeem door tijde‐ lijke omstandigheden niet operatio‐
neel is, lichten de symbolen in de
spiegels permanent op en verschijnt
er een bericht op het Driver Informa‐
tion Center. De hulp van een werk‐ plaats inroepen.
Waarschuwing wisselen
van rijstrook
Behalve het blindehoeksysteem
3 190 herkent ook de waarschuwing
wisselen van rijstrook snel naderende achterliggers op rijstroken naast uw
auto.
Als de auto met waarschuwing voor
wisselen van rijstrook is uitgerust,
heeft deze ook altijd een blindehoek‐
systeem.
Het systeem waarschuwt visueel in
elke buitenspiegel bij het detecteren
van snel naderende achterliggers.
De radarafstandssensoren zitten in
de achterbumper.9 Waarschuwing
De waarschuwing wisselen van
rijstrook vervangt niet het kijken
door de bestuurder.
Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de
richtingaanwijzer.
Wanneer het systeem een aanzienlijk
snellere achterligger detecteert, licht
het gele waarschuwingssymbool
F in de betreffende buitenspiegel
op. Als de bestuurder vervolgens de
richtingaanwijzer gebruikt, gaat het
waarschuwingssymbool F geel
knipperen als waarschuwing om niet
van rijstrook te wisselen.
De waarschuwing wisselen van
rijstrook werkt bij alle snelheden.