sensor OPEL AMPERA E 2018 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018, Model line: AMPERA E, Model: OPEL AMPERA E 2018Pages: 279, PDF Size: 6.51 MB
Page 247 of 279

Verzorging van de auto245
Bij het detecteren van een te lage
bandenspanning brandt het controleā
lampje w 3 83.
Als w oplicht, stop dan bij de eerstā
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spanningsā
waarden 3 261.
Na het op spanning brengen moet u wellicht een stukje rijden om de
bandenspanningswaarden op het
Driver Information Center bij te
werken. Hierbij kan w oplichten.
Als w bij lagere temperaturen oplicht
en na het rijden dooft, kan dit duiden
op een naderende te lage bandenā
spanning. Bandenspanning controleā
ren.
Boordinformatie 3 93.
Schakel de auto uit wanneer de
bandenspanning moet worden
verhoogd of verlaagd.
Winterbanden of aanvullende wielā
sets moeten zijn voorzien van sensoā ren, omdat het systeem anders niet
werkt en controlelamp w ononderbroā
ken brandt.
De storingslamp van het bandenā
spanningscontrolesysteem is gecomā bineerd met het controlelampje
bandenspanning te laag. Als het
systeem een defect detecteert, knipā
pert w ongeveer ƩƩn minuut en blijft
dan ononderbroken branden. Voor de
duur van de storing wordt deze reeks bij elke keer opnieuw starten doorloā
pen.
Wanneer de storingslamp w brandt,
is het systeem wellicht niet naar
behoren in staat om een te lage
bandenspanning te detecteren of te
signaleren. Er kunnen diverse redeā
nen zijn voor storingen in het bandenā spanningscontrolesysteem, zoals het
monteren van vervangende of andere
banden of wielen op de auto waarā
door het bandenspanningscontroleā
systeem niet goed werkt. Controleer
na het vervangen van een of meer
banden of wielen op uw auto altijd de
controlelamp w van het bandenspanāningscontrolesysteem, opdat het
bandenspanningscontrolesysteem
ook met de vervangende of andere
banden en wielen goed werkt.
Een tijdelijk reservewiel is niet uitgeā
rust met een druksensor. Het
bandenspanningscontrolesysteem
werkt niet op deze wielen. Controleā
lamp w brandt. Voor de overige drie
wielen blijft het systeem werken.
Een volwaardig reservewiel is uitgeā
rust met een druksensor. Het
systeem herkent het nieuwe wiel onderweg automatisch.
Gebruik van standaard verkrijgbare
vloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beĆÆnvloeden. Gebruik bij voorkeur
door de fabriek goedgekeurde repaā
ratiesets.
Als u elektronische apparaten
gebruikt of zich in de buurt vindt van
voorzieningen die vergelijkbare
frequenties gebruiken, kan dit de
werking van het bandenspanningsā
controlesysteem verstoren.
Elke keer bij het verwisselen van de
banden moeten de sensoren van het
bandenspanningscontrolesysteem
Page 248 of 279

246Verzorging van de autoworden gedemonteerd en onderhouā
den. Bij opgeschroefde sensoren;
vervang het ventielelement en de
keerring. Bij opgeklikte sensoren
moet de hele ventielsteel worden
vervangen.
Status belading van auto
Pas de bandenspanning volgens de
informatie op het etiket van de band
of in de tabel bandenspanningswaarā den aan op de belading van de auto
3 261 en selecteer de betreffende
instelling in het menu
Draagvermogen banden in het menu
Opties op het Driver Information
Center 3 85. Deze instelling is de
referentiewaarde voor waarschuwinā gen over de bandenspanning.
De beschikbare instellingen zijn:
ā Licht voor een comfortabele
spanning tot drie inzittenden.
ā Zuinig voor een Eco-spanning tot
drie inzittenden.
ā Max voor volledige belading.
Automatisch inleren
Elke bandenspanningsensor heeft
een unieke identificatiecode. De idenā tificatiecode moet aan de positie van
een nieuw wiel worden gekoppeld
nadat de wielen zijn geroteerd of alle wielen zijn verwisseld en als een of
meer bandenspanningssensoren zijn
vervangen.
Nadat de wielen zijn vervangen moet de auto ca. 20 minuten blijven stilā
staan alvorens het systeem een
herberekening uitvoert. Het daaropā
volgende inleerproces duurt
10 minuten bij een minimale rijsnelā
heid van 20 km/u. In dit geval kan w
verschijnen of u ziet wisselende
spanningswaarden op het Driver
Information Center.
Als er tijdens het inleren problemen optreden, verschijnt er een waarschuā
wingsbericht op het Driver Informaā
tion Center.
Profieldiepte
Regelmatig de profieldiepte controleā
ren.
Om veiligheidsredenen de banden te
vervangen wanneer een profieldiepte
van 2-3 mm (4 mm voor winterbanā
den) is bereikt.
Om veiligheidsredenen mag het
verschil in profieldiepte van banden
op ƩƩn as niet meer dan 2 mm zijn.
Page 265 of 279

Klantinformatie263IntelliLink-e infotainmentsysteem
LG Electronics
European Shared Service Center
B.V., Krijgsman 1, 1186 DM Amstelā
veen, The NetherlandsBedrijfsfrequentie
(MHz)Maximale
output (dBm)2400,0 - 2483,54,02400,0 - 2483,513,05725,0 - 5850,013,0
OnStar-module
LG Electronics
European Shared Service Center B.V., Krijgsman 1, 1186 DM Amstelā
veen, The Netherlands
Bedrijfsfrequentie
(MHz)Maximale
output (dBm)2402 - 248042412 - 246218880 - 915331710 - 1785241850 - 1910241920 - 1980242500 - 257023
Radareenheid
Hella KGaA Hueck & Co.
Rixbecker Strasse 75, 59552 Lippā
stadt, Germany
Bedrijfsfrequentie:
24,05 - 24,25 GHz
Maximale output: 20 EIRP dBm
Ontvanger afstandsbediening
Robert Bosch GmbH
Robert Bosch Platz 1, 70839 Gerlinā
gen, Germany
Bedrijfsfrequentie: 433,92 MHz
Maximale output: n.v.t.
Zender afstandsbediening
Robert Bosch GmbH
Robert Bosch Platz 1, 70839 Gerlinā
gen, Germany
Bedrijfsfrequentie: 433,92 MHz
Maximale output: -4 dBm
Externe module smartphone
Denso Corporation
Waldeckerstrasse 11, 64546 Moerfelā den-Walldorf, Germany
Bedrijfsfrequentie: 2400-2482 MHz
Maximale output: 3 dBm
Bandenspanningssensors
Schrader Electronics Ltd.
11 Technology Park, Belfast Road,
Antrim BT41 1QS, Northern Ireland,
United Kingdom
Bedrijfsfrequentie: 433,92 MHz
Maximale output: 10 dBm
REACH Registration, Evaluation, Authorisaā
tion and Restriction of Chemicals
(REACH) is een EU-verordening ter
verbetering van de bescherming van
de volksgezondheid en het milieu
tegen de risico's die mogelijk uitgaan
van chemische stoffen. Ga naar
www.opel.com/reach voor nadere
informatie en voor inzage in de
Artikel 33-communicatie.
Page 275 of 279

273Koplampverstelling ....................106
Koppelen .................................... 140
L Laadsysteem ............................... 81
Lane keep assist ..................83, 201
Leeslampen ............................... 108
Lichtschakelaar .......................... 103
Lichtsignaal ................................ 105
Locatie-gebaseerd laden ............207
Luchtinlaat ................................. 154
M Maximaal opstartvolume............. 121
Menubediening ........................... 118
Meters........................................... 77
Mistachterlicht ...................... 84, 107
Mobiele telefoons en CB-zendapparatuur .................147
Motorgegevens .......................... 260
Motorkap .................................... 224
Mute............................................ 114
N
Nieuwe auto inrijden ..................156
Noodoproep ................................ 143
O Obstakeldetectiesystemen .........182
OnStar .......................................... 98
Ontlaadbeveiliging accu ............109Opbergruimte................................ 59
Opbergvakken .............................. 59
Opbergvak middenconsole ..........60
Opgeslagen instellingen ...............20
Oplaadkabel ............................... 215
Oplaadmodus selecteren ...........207
Oplaadstatus .............................. 214
Oplaadtarief selecteren ..............207
Opladen ...................................... 203
Opladen negeren ........................207
Oproepenhistorie ........................143
Overbelasting elektrisch systeem .................................. 233
Overzicht bedieningselementen. 112
Overzicht instrumentenpaneel .......8
P
Panoramazichtsysteem ..............193
Parkeerhulp ............................... 182
Parkeerlichten ............................ 107
Parkeren .............................. 14, 160
Park pilot met ultrasoonsensoren 182
Pech ........................................... 250
Persoonlijke instellingen ..............94
Pollenfilter .................................. 154
Portieren ....................................... 29
Portier open ................................. 85
Prestaties ................................... 260
Profieldiepte ............................... 246Programmeerbaar laden ............207
Programmeerbaar opladen ........207
R
Radio Afstemmen op zender .............126
DAB configureren ....................129
DAB-berichten ......................... 129
Digital audio broadcasting
(DAB) ...................................... 129
Favoriete lijsten .......................126
Frequentiebereik selecteren ...125
Gebruik.................................... 125
Inschakelen ............................. 125
Intellitext .................................. 129
Radio Data System (RDS) ......128
RDS configureren.................... 128
Regio-instelling........................ 128
Regionaal ................................ 128
Zender zoeken ........................ 126
Radio activeren........................... 125
Radio Data System (RDS) ......... 128
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 269
RDS ............................................ 128
REACH ....................................... 263
Regelbare instrumentenverlichā ting ......................................... 108
Regeneratief remmen ...........79, 168
Regio-instelling ........................... 128