air conditioning OPEL ANTARA 2014.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014.5, Model line: ANTARA, Model: OPEL ANTARA 2014.5Pages: 225, PDF Size: 5.98 MB
Page 120 of 225

118Klimaatregeling
x=uit1=minimumsnelheid4=maximumsnelheid
Ontwasemen en ontdooien■ Luchtverdelingsschakelaar op l of
J zetten
■ Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten
■ Ventilator op hoogste stand zetten
■ Middelste ventilatieopeningen slui‐ ten
■ Zijdelingse luchtroosters openen en op de zijruiten richten
Achterruitverwarming Ü 3 33.
Airconditioning Naast het verwarmings- en ventilatie‐systeem kunnen de volgende functiesvia het airconditioningssysteem wor‐
den geregeld:
n=koeling4=luchtrecirculatieÜ=ontwasemen en ontdooien
Stoelverwarming ß 3 41.
Koeling n
Druk op toets
n om koeling in te
schakelen. De activering wordt aan‐
geduid door de LED in de toets. Koe‐ ling werkt alleen bij een draaiende
motor en ingeschakelde aanjager van
de klimaatregeling.
Druk opnieuw op toets n om koeling
uit te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht vanaf een bui‐
tentemperatuur die iets boven het
vriespunt ligt. Er kan zich dan con‐
dens vormen en onder de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, ter besparing van brandstof de
koeling uitschakelen. Geactiveerde
koeling kan een Autostop verhinde‐
ren.
Luchtrecirculatiesysteem 4
Luchtrecirculatiemodus met de toets
4 inschakelen. De activering wordt
aangeduid door de LED in de toets.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op toets 4 te drukken.9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van bin‐
nenuit kunnen aandampen. De
kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot ver‐
moeidheidsverschijnselen bij de
inzittenden kan leiden.
Bij warme en zeer vochtige omge‐
vingsomstandigheden, kan de voor‐
ruit aan de buitenkant beslaan als er
Page 121 of 225

Klimaatregeling119
koude lucht op wordt gericht. Als de
voorruit aan de buitenkant beslaat, activeert u de ruitenwisser en scha‐
kelt u l uit.
Maximale koeling Ruiten en zonnedak kortstondig ope‐
nen zodat de warme lucht snel kan
ontsnappen.
■ Airco met knop n inschakelen.
■ Luchtrecirculatie met de toets 4
inschakelen.
■ Luchtverdelingsschakelaar op M
zetten.
■ Draaiknop voor temperatuur in laagste stand zetten.
■ Ventilator op hoogste stand zetten.
■ Alle ventilatieopeningen openen.Ontwasemen en ontdooien
■ Luchtverdelingsschakelaar op l of
J zetten.
■ Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
■ Ventilator op hoogste stand zetten.
■ Middelste ventilatieopeningen slui‐ ten.
■ Zijdelingse luchtroosters openen en op de zijruiten richten.
■ Verwarming achterruit Ü 3 33 in‐
schakelen.
De airconditioning n en de luchtre‐
circulatie 4 worden automatisch in‐
geschakeld om het ontdooien effi‐
ciënter te maken wanneer stand l of
J wordt geselecteerd.
Elektronisch
klimaatregelsysteem
Dankzij de twee zones van de kli‐
maatregeling kunt u de temperatuur
aan de bestuurders- en passagiers‐
kant voorin afzonderlijk regelen.
Page 126 of 225

124KlimaatregelingPollenfilterFiltering lucht
passagierscompartiment
Een partikelfilter verwijdert stof, roet,
stuifmeel en sporen uit de lucht van
de passagiersruimte.
Actief koolstoffilter Aanvullend op het partikelfilter ver‐
mindert het actieve-koolstoffilter on‐
aangename geuren.
Airconditioning regelmatig
aanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling een‐
maal per week, ongeacht de weers‐
gesteldheid of het seizoen, enkele mi‐
nuten worden ingeschakeld. Bij te
lage buitentemperaturen kan de koe‐
ling niet worden ingeschakeld.Service
Om de koeling optimaal te laten wer‐
ken, is het raadzaam het klimaatre‐
gelsysteem jaarlijks te laten controle‐
ren, te beginnen 3 jaar na aflevering van de nieuwe auto, te weten:
■ Functie- en druktest,
■ werking van de verwarming,
■ lektest,
■ controle van de aandrijfriemen, ■ afvoer van condensor en verdam‐ per reinigen,
■ prestatietest.
Page 130 of 225

128Rijden en bediening
Deactivering
Schakel het Stop/Start-systeem
handmatig uit door op de eco-knop te
drukken. De uitschakeling wordt aan‐
geduid wanneer de led in de knop uit‐ gaat.
Autostop
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat,
activeer dan een Autostop zoals hier‐ onder beschreven:
■ Bedien het koppelingspedaal
■ Zet de hendel in de neutraalstand
■ Laat het koppelingspedaal los
De motor wordt afgezet terwijl het contact ingeschakeld blijft.
Een Autostop wordt aangegeven
door de naald op de AUTOSTOP-po‐
sitie in de toerenteller.
Tijdens een Autostop blijven de ver‐
warming, de stuurbekrachtiging en de remprestaties onveranderd.
Afhankelijk van het koelvermogen
kan de airconditioning het Stop/Start-
systeem wel of niet hinderen.
Voorzichtig
Tijdens een Autostop kan de
stuurbekrachtiging verminderd
werken.
Voorwaarden voor een Autostop
Het Stop/Start-systeem controleert of
aan elk van de volgende voorwaar‐
den is voldaan.
■ Het Stop/Start-systeem is niet handmatig uitgeschakeld
■ de motorkap is volledig gesloten
■ het bestuurdersportier is gesloten of de veiligheidsgordel van de be‐
stuurder is vastgemaakt
■ de accu is voldoende opgeladen en
in goede staat
■ de motor is opgewarmd
■ de koelvloeistoftemperatuur is niet te hoog of te laag
■ de temperatuur van de uitlaatgas‐ sen is niet te hoog, bijv. na ritten
met een hoge motorbelasting
■ de omgevingstemperatuur is niet te
laag
Page 218 of 225

216Trefwoordenlijst
12V-aansluiting ............................. 61
A Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............201, 205
Aandrijving op alle wielen ............89
Aanduidingen op banden ..........181
Aanhangerstabilisatie ................154
Aanhanger trekken ....................151
Aansluitingen voor accessoires ....82
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 155
Accu...................................... 87, 161
Accu, starthulp gebruiken ...........193
Achterklep..................................... 24 Achterklep open ........................... 94Achterlichten .............................. 168
Achterruitverwarming ................... 33
Achteruitrijlichten .......................112
Actieve hoofdsteunen .............36, 37
Afmetingen auto ........................210
Afstandsbediening ........................20
Airbag deactiveren ....................... 52 Airbag en gordelspanners ...........87
Airbaglabel.................................... 47
Airbagsysteem ............................. 47
Airconditioning ........................... 118Airconditioning regelmatig
aanzetten ............................... 124
Alarmknipperlichten ...................110
Algemene informatie .................. 150
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 125
All-wheel Drive ........................... 137
Andere auto slepen ...................196
Antiblokkeersysteem .................140
Antiblokkeersysteem (ABS) .........89
Armsteun ...................................... 42
Armsteun met opbergruimte ........61
Autogegevens ............................ 205
Autokrik....................................... 179
Automatische dimfunctie .......30, 31
Automatische koplamphoogteregeling .............93
Automatische niveauregeling ....
........................................ 109, 144
Automatische verlichting ............ 108
Automatische versnellingsbak ...
.......................................... 88, 132
Auto ontgrendelen .........................6
Auto reinigen .............................. 197
Auto slepen ................................ 195
Auto stallen ................................. 155
Auto wassen ............................... 197