OPEL ANTARA 2015 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015, Model line: ANTARA, Model: OPEL ANTARA 2015Pages: 231, PDF Size: 6.07 MB
Page 11 of 231
Kort en bondig9SpiegelverstellingBinnenspiegel
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐ gelbehuizing verstellen.
Binnenspiegel 3 31, automatisch
dimmende binnenspiegel 3 31.
Buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Bolle buitenspiegels 3 29, elektri‐
sche verstelling 3 29, inklapbare
buitenspiegels 3 29, verwarmde
buitenspiegels 3 30.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 47, contactslot‐
standen 3 128.
Page 12 of 231
10Kort en bondigOverzicht instrumentenpaneel
Page 13 of 231
Kort en bondig11
1Zijdelingse luchtroosters ....124
2 Vaste uitstroomkanalen .....125
3 Grootlicht ............................ 111
Lichtsignaal ........................ 111
Richtingaanwijzers .............112
Omgevingsverlichting ......... 117
Parkeerlichten ....................114
Cruise control ....................... 95
4 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 77
Tripcomputer ...................... 105
5 Claxon .................................. 78
6 Instrumenten ........................ 84
7 Voorruitwissers en
voorruitsproeiers,
koplampsproeiers ................. 78
Achterruitwisser en ach‐
terruitsproeier ....................... 808Info-Display .......................... 98
Check-Control, banden‐
spanningscontrolesysteem 185
Tripcomputer ...................... 105
9 Middelste luchtroosters ......124
10 Alarmknipperlichten ...........112
Parkeerhulp ........................ 148
Elektronische
stabiliteitsregeling ...............144
Systeem voor
gecontroleerde afdaling .....145
Status-LED voor diefstala‐ larmsysteem ......................... 26
Inklapbare buitenspiegels ....29
Eco-knop voor stop/start-
systeem ............................... 129
11 Infotainment-systeem ........... 10
12 Passagiersairbag .................5013Status-LED's voor
passagiersairbag voor .........52
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ......................44
14 Handschoenenkastje ...........60
15 Zekeringhouder ..................178
16 Verwarming en ventilatie ...119
17 Contactslot met stuurslot ...128
18 Gaspedaal ......................... 128
19 Bestuurdersairbag ...............50
20 Rempedaal ......................... 142
21 Koppelingspedaal ..............127
22 Stuurwiel instellen ................77
23 Motorkap ontgrendelen ......159
24 Munthouder .......................... 59
25 Kaarthouder ......................... 59
26 Lichtschakelaar ..................110
Automatisch dimlicht ..........110
Instrumentenverlichting ......115
Mistachterlicht ....................113
Page 14 of 231
12Kort en bondig
Mistlampen ......................... 113
Koplampverstelling ............111Rijverlichting
Lichtschakelaar draaien:
AUTO=Automatische verlichting:
De koplampen worden au‐
tomatisch in- en uitgescha‐
keld, afhankelijk van het om‐
gevingslicht.7=Uit (of deactivering van de
automatische verlichting)8=Zijmarkeringslichten9=Dimlicht of grootlicht
Toets indrukken:
>=Mistlampenr=MistachterlichtVerlichting 3 110.
Page 15 of 231
Kort en bondig13
Lichtsignaal, grootlicht en
dimlichtLichtsignaal=Hendel naar u toe
trekkenGrootlicht=Hendel van u af
duwenDimlicht=hefboom naar
achteren naar
stuurwiel trekken
Automatische verlichting 3 110,
grootlicht 3 111, lichtsignaal 3 111.
Richtingaanwijzersrechts=Hendel omhoogLinks=Hendel omlaag
Richtingaanwijzers 3 112, parkeer‐
lichten 3 114.
Alarmknipperlichten
Bediening met toets ¨.
Alarmknipperlichten 3 112.
Page 16 of 231
14Kort en bondigClaxon
j indrukken.
Wis-/wasinstallatie
Voorruitwissers&=snel%=langzaam$=intervalschakeling of automa‐
tisch wissen met regensensor§=uit
Hendel omlaag duwen om wissers
één slag te laten maken wanneer de
voorruitwisser uitgeschakeld is.
Voorruitwisser 3 78, wisserblad
vervangen 3 166.
Voorruit- en koplampsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
Voorruitsproeiers en koplampsproei‐
ers 3 78, sproeiervloeistof 3 162.
Page 17 of 231
Kort en bondig15
Achterruitwisser enachterruitsproeierWissers aan=Hendel van u af
duwenWissers uit=Hendel naar u toe
trekkenWassen=toets ingedrukt
houden
Achteruitwisser en achteruitsproeier
3 80, wisserblad vervangen 3 166,
sproeiervloeistof 3 162.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit, verwarmbare buitenspiegels
R Ü -toets indrukken om verwarming
in te schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 33, Ver‐
warmbare buitenspiegels 3 30.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien
Luchtverdeling op V (of l).
De koeling A/C (of n) en de luchtre‐
circulatie 4 worden automatisch in‐
geschakeld voor beter ontdooien (in
auto's met elektronische klimaatrege‐
ling wordt de luchtrecirculatie 4 au‐
tomatisch uitgeschakeld).
Temperatuur op hoogste stand zet‐
ten.
Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
Verwarming achterruit RÜ inschake‐
len.
Page 18 of 231
16Kort en bondig
De middelste ventilatieopeningensluiten, de zijdelingse ventilatieope‐ ningen openen en op de zijruiten rich‐ ten.
Klimaatregelsysteem 3 119.Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: vanuit stilstand de koppe‐
ling intrappen en 3 seconden wach‐
ten alvorens de achteruitrijversnelling in te schakelen.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de neu‐
trale stand laten opkomen, koppeling
weer intrappen en nogmaals schake‐
len.
Handgeschakelde versnellingsbak 3 138.
Automatische versnellingsbakP=parkeerstandR=achteruitversnellingN=neutrale standD=rijstand
Handmatige modus: duw de keuze‐
hendel vanuit D naar links.
<=hogere versnelling]=lagere versnelling
U kunt de keuzehendel uit P zetten
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en u het rempedaal intrapt. Om
P of R in te schakelen, drukt u de ont‐
grendelingsknop in.
Page 19 of 231
Kort en bondig17
Automatische versnellingsbak
3 134.Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ■ Bandenspanning en -staat 3 184,
3 217.
■ Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 159.
■ Ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil, sneeuwof ijs en gebruiksklaar.
■ Juiste positie van spiegels, stoelen en veiligheidsgordels 3 29,
3 37, 3 44.
■ Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige rem‐
men.Motor starten
■ sleutel naar stand ACC draaien
■ verdraai het stuurwiel een beetje, zodat het stuurslot vrijkomt
■ handgeschakelde versnellingsbak in neutrale stand
■ trap het koppelings- en rempedaal in
■ automatische versnellingsbak in P
of N
■ geef geen gas
Page 20 of 231
18Kort en bondig
■ dieselmotoren: draai de sleutelnaar ON voor het voorgloeien en
wacht tot controlelamp ! dooft
■ sleutel kort op START zetten en
loslaten
Motor starten 3 128.Stop/Start-systeem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en bepaalde voorwaarden zijn ver‐
vuld, activeer dan een Autostop zoals
hieronder beschreven:
■ Bedien het koppelingspedaal
■ Zet de keuzehendel in N
■ Laat het koppelingspedaal los
Een Autostop wordt door de naald
aangegeven op de AUTOSTOP-
stand in de toerenteller.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw bedienen.
Stop/Start-systeem 3 129.
Parkeren9 Waarschuwing
■Parkeer de auto niet op een licht
ontvlambaar oppervlak. Door de
hoge temperatuur van het uit‐
laatsysteem kan het oppervlak
ontbranden.
■ Schakel altijd de elektrische handrem in.
Trek aan de schakelaar m.
De elektrische handrem is aan‐
getrokken wanneer controle‐
lamp m oplicht 3 89.
Voor de maximale kracht, bijv.
bij het parkeren met een aan‐
hanger of op een helling, trekt u tweemaal aan de schakelaar m.
■ Schakel de motor uit en draai de
contactsleutel naar de stand
LOCK , druk de sleutel in de con‐
tactschakelaar en trek deze er‐
uit.
Stuurwiel verdraaien totdat het
stuurslot merkbaar vergrendelt.