OPEL ANTARA 2015 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015, Model line: ANTARA, Model: OPEL ANTARA 2015Pages: 231, PDF Size: 6.07 MB
Page 31 of 231
Sleutels, portieren en ruiten29
gestart. Contact uitschakelen en sleu‐tel lostrekken, ongeveer 2 seconden
wachten en daarna volgende startpo‐
ging doen.
Als de controlelamp blijft branden,
kunt u proberen om de motor met de
reservesleutel te starten en daarna
de hulp van een werkplaats inroepen.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom steeds na het verlaten van de autode portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 22, 3 26.
Controlelamp d 3 94.Buitenspiegels
Bolle vorm
De convexe buitenspiegel heeft een
asferische zone en reduceert dode
hoeken. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Elektrische verstelling
Selecteer de gewenste buitenspiegel
door de schakelaar naar links (L) of
rechts (R) te draaien. Beweeg daarna
de knop om de spiegel te verstellen.
Inklapbare spiegels
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.
Handmatig inklappen Druk iets op de buitenkant van het
spiegelhuis om de buitenspiegels in
te klappen.
Page 32 of 231
30Sleutels, portieren en ruiten
Elektrisch inklappen
Met contactslot op de standen ACC of
ON drukt u op knop n om beide spie‐
gels in te klappen.
Toets n nogmaals indrukken en
beide buitenspiegels nemen hun uit‐ gangspositie weer in.
Wanneer u een elektrisch ingeklapte
spiegel met de hand uitklapt, wordt
door het indrukken van knop n alleen
de andere spiegel elektrisch uitge‐
klapt. Druk opnieuw op knop n om
beide spiegels weer in te klappen.
Spiegels weer in rijstand klappen al‐
vorens met de auto te rijden.
Verwarmde spiegels
Werkt door indrukken van de knop
R Ü . LED in de knop licht op.
De verwarming werkt met de sleutel
in de contactslotstanden ACC of ON
en wordt na korte tijd automatisch uit‐
geschakeld.
Alleen laten werken met draaiende
motor, om ontladen van de accu te
voorkomen. Niet inschakelen als u de
motor start of als er zich sneeuw of ijs op de buitenspiegels heeft opge‐
hoopt.
Geen scherpe voorwerpen of schu‐
rende reinigingsmiddelen op de bui‐
tenspiegels gebruiken. Krassen en
beschadigen van de verwarmingsele‐
menten vermijden.
Automatische dimfunctie
Om verblinding te verminderen dimt
de buitenspiegel aan bestuurders‐
zijde automatisch samen met de au‐
tomatisch dimmende binnenspiegel
3 31.
Page 33 of 231
Sleutels, portieren en ruiten31Binnenspiegel
Handmatige dimfunctie
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐ gelbehuizing verstellen.
Automatische dimfunctie
Druk op de knop op het spiegelhuis
om de functie in te schakelen; de
knop licht op en verblinding door ach‐ terliggers 's nachts neemt automa‐tisch af. Knop opnieuw indrukken om
de functie uit te schakelen.
Het spiegelhuis heeft twee lichtsen‐
soren. Bedek de sensoren niet en
hang niets aan de spiegel om storin‐
gen en slechter werken te voorko‐
men.
Ruiten
Voorruit
Warmtewerende voorruit
De warmtewerende voorruit is voor‐ zien van een coating die zonnestra‐ling reflecteert. Ook datasignalen
zoals die van tolstations kunnen wor‐ den gereflecteerd.
De gemarkeerde gebieden van de
voorruit achter de achteruitkijkspiegel
zijn niet voorzien van de coating. Ap‐
paraten voor elektronische gege‐
vensregistratie en tolheffing dienen in
Page 34 of 231
32Sleutels, portieren en ruiten
deze gebieden te worden bevestigd.
Anders kunnen er storingen optreden
in de gegevensregistratie.
Voorruitstickers
Plak geen stickers, zoals tolvignetten of soortgelijke stickers, rondom debinnenspiegel op de voorruit. Anders
kan de detectiezone van de sensor
worden beperkt.
Elektrisch bediende ruiten9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Als er achterin kinderen zitten,
moet u de kinderbeveiliging van
de elektrische ruitbediening in‐
schakelen.
Ruiten tijdens het sluiten goed in
de gaten houden. Ervoor zorgen
dat niets of niemand bekneld
raakt.
De elektrische ruitbediening is te ge‐ bruiken:
■ bij ingeschakelde ontsteking,
■ binnen 10 minuten na het uitscha‐ kelen van het contact.
Nadat u de ontsteking hebt uitge‐
schakeld, wordt de ruitbediening ge‐
deactiveerd wanneer u het bestuur‐
dersportier opent.
Druk de schakelaar van de betref‐
fende ruit in om de ruit te openen of
trek aan de schakelaar om de ruit te
sluiten.
Voor stapsgewijs werken: Schakelaar
kort indrukken of uittrekken.
Automatisch openen of sluiten: Scha‐ kelaar langer indrukken of uittrekken.
Ruit gaat automatisch omhoog of om‐
laag met geactiveerde beveiligings‐
functie. U stopt de ruit door de scha‐
kelaar nogmaals in dezelfde richting
te bedienen.
Er zitten extra schakelaars in het pas‐
sagiersportier en de achterportieren.
De achterportierruiten gaan niet vol‐
ledig open.
Beveiligingsfunctie Stuit de ruit tijdens het automatisch
sluiten boven de middelste stand op
weerstand, dan stopt het sluiten on‐
middellijk en beweegt de ruit weer
omlaag.
Beveiligingsfunctie negeren
Bij stroef sluiten, bijv. door ijsvorming, de schakelaar van de betreffende ruit
meermaals uittrekken totdat de ruit
gesloten is. De ruit gaat automatisch
omhoog met gedeactiveerde beveili‐
gingsfunctie.
Page 35 of 231
Sleutels, portieren en ruiten33
Kinderbeveiliging voor
achterportierruiten
Druk op schakelaar z om elektrisch
bediende ruiten achter te deactive‐
ren. Druk voor het opnieuw activeren
nogmaals op z.
Wanneer de kindersloten zijn inge‐
schakeld, kunnen de achterportierrui‐
ten alleen worden bediend met be‐
hulp van de schakelaars in het be‐
stuurdersportier.
Overbelasting
Worden de ruiten in korte tijd meer‐
maals bediend, dan wordt de ruitbe‐
diening enige tijd gedeactiveerd.
Achterruitverwarming
Werkt door indrukken van de knop
R Ü . LED in de knop licht op.
De verwarming werkt met de sleutel
in de contactslotstanden ACC of ON
en wordt na korte tijd automatisch uit‐
geschakeld.
Alleen laten werken met draaiende
motor, om ontladen van de accu te
voorkomen. Niet inschakelen als u de
motor start of als er zich sneeuw of ijs op de achterruit heeft opgehoopt.
Geen scherpe voorwerpen of schu‐
rende reinigingsmiddelen op de ach‐
terruit gebruiken. Krassen en bescha‐ digen van de verwarmingselementen
vermijden.
Zonnekleppen
Om verblinding te vermijden kunnen
de zonnekleppen worden neerge‐
klapt en opzij worden gedraaid.
Page 36 of 231
34Sleutels, portieren en ruiten
Zonnekleppen zijn aan de achterkant
voorzien van een make-up spiegel en een tickethouder. Wanneer de afdek‐
king van de make-up spiegel wegge‐
klapt wordt, gaat de zonneklepver‐
lichting branden.
Onderweg moeten de afdekkingen
van de spiegels gesloten zijn.Dak
Zonnedak9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van het zonnedak. Er bestaat ver‐ wondingsgevaar, met name voor
kinderen.
Bewegende onderdelen tijdens de
bediening goed in de gaten hou‐
den. Ervoor zorgen dat niets of
niemand bekneld raakt.
Zonnedak verschuiven/
kantelen
Voor een stapsgewijze werking drukt
de schakelaar kort in de gewenste
richting in. Houd de schakelaar inge‐
drukt om de ruit automatisch te ope‐ nen of te sluiten.
Openen
Schakelaar naar achteren duwen.
Het schuifdak opent automatisch ten‐
zij de schakelaar in een andere rich‐
ting wordt geduwd of losgelaten
wordt.
Page 37 of 231
Sleutels, portieren en ruiten35
Let op
Als de bovenkant van het zonnedak
nat is, het dak kantelen om het water te laten aflopen en daarna het zon‐
nedak openen.
Sluiten
Schakelaar vooraan ingedrukt hou‐
den. Schakelaar loslaten als het zon‐
nedak de gewenste stand bereikt.
Kantelen
Schakelaar naar boven ingedrukt
houden. Schakelaar loslaten als het
zonnedak de gewenste stand bereikt.
Schakelaar omlaag houden om zon‐
nedak weer in de oorspronkelijke
stand te zetten. Schakelaar loslaten
als het zonnedak de gewenste stand
bereikt.
Algemene tips
Standby-functie
Het zonnedak is te gebruiken:
■ bij ingeschakelde ontsteking,
■ binnen 10 minuten na het uitscha‐ kelen van de ontsteking,Nadat u de ontsteking hebt uitge‐
schakeld, wordt de bediening van het zonnedak gedeactiveerd wanneer u
het bestuurdersportier opent.
Page 38 of 231
36Stoelen, veiligheidssystemenStoelen,
veiligheidssystemenHoofdsteunen .............................. 36
Voorstoelen .................................. 37
Achterbank ................................... 41 Veiligheidsgordels .......................43
Airbagsysteem ............................. 47
Kinderveiligheidssystemen ..........53Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun
moet op gelijke hoogte zijn als de bo‐
venzijde van het hoofd. Is dit bij zeer
lange personen niet mogelijk, dan de
hoofdsteun in de hoogste stand zet‐
ten (bij zeer kleine personen de
hoofdsteun juist in de laagste stand
zetten).
Hoogteverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen en vastklikken.
Zet de hoofdsteun omhoog door er‐
aan te trekken. Zet de hoofdsteun
omlaag door er met ingedrukte ont‐
grendelknop op te duwen.
Verwijderen
Steek geschikt gereedschap in het smalle gat in de kant van de schuifbus zonder de ontgrendelknop en druk de
Page 39 of 231
Stoelen, veiligheidssystemen37
vergrendeling in. Ontgrendelknop op
de andere schuifbus indrukken en
hoofdsteun omhoog trekken.
Hoofdsteunen veilig opbergen in de
laadruimte.
Actieve hoofdsteunen
Bij een aanrijding van achteren kan‐
telen de actieve hoofdsteunen auto‐
matisch naar voren. Op deze wijze
wordt het hoofd dusdanig gesteund
dat het risico van een whiplash af‐
neemt.
Let op
Bevestig geen voorwerpen of com‐
ponenten die niet voor uw auto zijn
goedgekeurd aan de hoofdsteunen.
Deze tasten de beschermende wer‐
king van de hoofdsteunen aan en
kunnen bij krachtig remmen of bij
een ongeluk ongecontroleerd door
de auto slingeren.
Let op
Goedgekeurde accessoires mogen
alleen bevestigd worden als de stoel niet wordt gebruikt.Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
■ Met zitvlak zo ver mogelijk tegen de
rugleuning zitten. De afstand tot de
pedalen zo instellen dat de benen
bij het intrappen van de pedalen
licht gebogen zijn. De passagiers‐
stoel voor zo ver mogelijk naar ach‐ teren schuiven.
■ Met schouders zo ver mogelijk te‐ gen de rugleuning zitten. Stel de
hoek van de rugleuning zo in dat u
het stuurwiel gemakkelijk met licht
gebogen armen kunt vastpakken.
Bij het verdraaien van het stuurwiel, contact blijven houden tussen
schouders en rugleuning. De rug‐
leuning niet te ver laten achterover‐ hellen. De aanbevolen hellings‐
hoek bedraagt maximaal ongeveer
25°.
■ Stuurwiel instellen 3 77.
■ Zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en alle
instrumenten goed kunt aflezen. Tussen hoofd en dakframe moet
minstens een handbreed tussen‐
ruimte zitten. Uw dijen dienen licht
op de zitting rusten, zonder druk uit
te oefenen.
■ Hoofdsteun instellen 3 36.
■ Hoogte veiligheidsgordel instellen 3 44.
■ Lendensteun zo instellen dat deze de natuurlijke vorm van de wervel‐
kolom ondersteunt.
Page 40 of 231
38Stoelen, veiligheidssystemenStoelverstelling9Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden ver‐
stellen, omdat ze ongecontroleerd kunnen bewegen.
Zorg bij het rijden dat de stoelen en
rugleuningen altijd vastgeklikt zijn.
Zitpositie
Aan handgreep trekken, stoel ver‐
schuiven, handgreep loslaten.
Rugleuning voorstoelen
Trek aan de hendel, stel de rugleu‐
ning in en laat de hendel los. Laat de
rugleuning hoorbaar vastklikken.
Bij het verstellen de rugleuning niet
belasten.