airbag OPEL ANTARA 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016.5, Model line: ANTARA, Model: OPEL ANTARA 2016.5Pages: 231, PDF Size: 6.11 MB
Page 8 of 231

6Kort en bondigKort en bondigBasisinformatieAuto ontgrendelen
Druk op q
om de portieren en de ba‐
gageruimte te ontgrendelen. Open de
portieren door aan de handgrepen te
trekken. Druk op de knop boven de
kentekenplaat om de achterklep te openen.
Handzender 3 20, centrale vergren‐
deling 3 21, bagageruimte 3 23.
Stoelverstelling
Verstelling in de lengterichting
Aan handgreep trekken, stoel ver‐
schuiven, handgreep loslaten.
Stoelpositie 3 35, stoelverstelling
3 36.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
Page 10 of 231

8Kort en bondigVerstellen:duw de voorste
schakelaar naar
voren/achterenHoogte van
stoel voor:voorste gedeelte
van schakelaar
voor omhoog/om‐
laag zettenHoogte van
stoel achter:achterste gedeelte
van schakelaar
voor omhoog/om‐
laag zettenHoogte van
gehele stoel:gehele schakelaar
voor omhoog/om‐
laag zettenRugleuning:bovenste gedeelte
van schakelaar
achter naar voren/
achteren zetten
Stoelpositie 3 35, Elektrische stoel‐
verstelling 3 38.
Hoofdsteunverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen en vastklikken.
Hoofdsteunen 3 34.
Veiligheidsgordel
Veiligheidsgordel afrollen en in gor‐
delslot vastklikken. De veiligheidsgor‐ del mag niet gedraaid zitten en moet
strak tegen het lichaam aanliggen. De
rugleuningen mogen niet te ver naar
achteren hellen (maximaal ca. 25°).
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Stoelpositie 3 35, veiligheidsgor‐
dels 3 41, airbagsysteem 3 45.
Page 11 of 231

Kort en bondig9SpiegelverstellingBinnenspiegel
U verstelt de spiegel door het spie‐
gelhuis in de gewenste richting te ver‐
plaatsen.
Binnenspiegel 3 29, automatisch
dimmende binnenspiegel 3 30.
Buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Bolle buitenspiegels 3 28, elektri‐
sche verstelling 3 28, inklapbare
buitenspiegels 3 28, verwarmde
buitenspiegels 3 29.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 45, contactslot‐
standen 3 127.
Page 13 of 231

Kort en bondig111Zijdelingse luchtroosters ....122
2 Vaste uitstroomkanalen .....122
3 Grootlicht ............................ 108
Lichtsignaal ........................ 108
Richtingaanwijzers .............110
Omgevingsverlichting ......... 114
Parkeerlichten ....................111
Cruise control ....................... 92
4 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 74
Tripcomputer ...................... 102
5 Claxon .................................. 74
6 Instrumenten ........................ 80
Driver Information Center ...... 93
7 Voorruitwissers en
voorruitsproeiers,
koplampsproeiers ................. 75
Achterruitwisser en ach‐
terruitsproeier ....................... 768Info-Display .......................... 96
Check-Control, banden‐
spanningscontrolesysteem 187
Tripcomputer ...................... 102
9 Middelste luchtroosters ......122
10 Alarmknipperlichten ...........109
Parkeerhulp ........................ 151
Elektronische
stabiliteitsregeling ...............147
Systeem voor
gecontroleerde afdaling .....148
Status-LED voor diefstala‐
larmsysteem ......................... 25
Inklapbare buitenspiegels ....28
Zuinige stand ...................... 124
11 Infotainment-systeem ........... 10
12 Passagiersairbag .................48
13 Status-LED's voor
passagiersairbag voor .........50
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ......................43
14 Handschoenenkastje ...........5815Zekeringhouder ..................180
16 Verwarming en ventilatie ...116
17 Contactslot met stuurslot ...127
18 Gaspedaal ......................... 126
19 Bestuurdersairbag ...............48
20 Rempedaal ......................... 144
21 Koppelingspedaal ..............125
22 Stuurwiel instellen ................74
23 Motorkap ontgrendelen ......161
24 Munthouder .......................... 57
25 Kaarthouder ......................... 57
26 Lichtschakelaar ..................107
Automatisch dimlicht ..........108
Instrumentenverlichting ......112
Mistachterlicht ....................111
Mistlampen ......................... 110
Koplampverstelling ............108
Page 23 of 231

Sleutels, portieren en ruiten21Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Sleutelbaard uitklappen en afstands‐
bediening openen. Batterij vervangen (batterijtype CR2032), let hierbij opde juiste plaatsing. Sluit de module.
Sleutel met vaste sleutelbaard Open de module met een kleine
schroevendraaier in de nok op het
deksel. Batterij vervangen (batterij‐
type CR2032), let hierbij op de juiste
plaatsing. Sluit de module.
Centrale vergrendeling
Ontgrendelt en vergrendelt portieren,
bagageruimte en tankklep.
Door aan de binnenste portierhand‐
greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch ont‐
grendeld.
Ontgrendelen
q indrukken.
Let op
Als er binnen 5 minuten na het ont‐
grendelen van de auto geen portier
wordt geopend, wordt de auto op‐
nieuw vergrendeld (en wordt het
anti-inbraakalarm opnieuw geacti‐
veerd).
Wanneer q wordt ingedrukt, licht het
instrumentenpaneel gedurende ong.
30 seconden op of totdat het contact‐
slot naar de stand ACC wordt ge‐
draaid.
Vergrendelen
Sluit de portieren, bagageruimte,
tankklep, motorkap, ruiten en het zon‐
nedak.
Page 36 of 231

34Stoelen, veiligheidssystemenStoelen,
veiligheidssysteme
nHoofdsteunen .............................. 34
Actieve hoofdsteunen ................35
Voorstoelen .................................. 35
Stoelpositie ................................ 35
Stoelverstelling .......................... 36
Rugleuning neerklappen ...........38
Elektrische stoelverstelling ........38
Armsteun ................................... 39
Verwarming ............................... 40
Achterbank ................................... 40
Zitplaatsen achterin ...................40
Armsteun ................................... 41
Veiligheidsgordels .......................41
Driepuntsgordel ......................... 43
Airbagsysteem ............................. 45
Frontaal airbagsysteem .............48
Zijdelings airbagsysteem ...........49
Gordijnairbagsysteem ...............50
Airbag deactiveren ....................50Kinderveiligheidssystemen ..........51
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 53
Isofix- kinderveiligheidssystemen ......56
Top-Tether-bevestigingsogen ..56Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de bo‐
venzijde van het hoofd. Is dit bij zeer
lange personen niet mogelijk, dan de
Page 37 of 231

Stoelen, veiligheidssystemen35hoofdsteun in de hoogste stand zet‐
ten (bij zeer kleine personen de
hoofdsteun juist in de laagste stand
zetten).
Hoogteverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen en vastklikken.
Zet de hoofdsteun omhoog door er‐
aan te trekken. Zet de hoofdsteun
omlaag door er met ingedrukte ont‐
grendelknop op te duwen.
Verwijderen
Steek geschikt gereedschap in het
smalle gat in de kant van de schuifbus zonder de ontgrendelknop en druk de
vergrendeling in. Ontgrendelknop op
de andere schuifbus indrukken en
hoofdsteun omhoog trekken.
Hoofdsteunen veilig opbergen in de
laadruimte.
Actieve hoofdsteunen
Bij een aanrijding van achteren kan‐
telen de actieve hoofdsteunen auto‐
matisch naar voren. Op deze wijze
wordt het hoofd dusdanig gesteund
dat het risico van een whiplash af‐
neemt.
Let op
Bevestig geen voorwerpen of com‐
ponenten die niet voor uw auto zijn
goedgekeurd aan de hoofdsteunen.
Deze tasten de beschermende wer‐
king van de hoofdsteunen aan en
kunnen bij krachtig remmen of bij
een ongeluk ongecontroleerd door
de auto slingeren.
Let op
Goedgekeurde accessoires mogen
alleen bevestigd worden als de stoel niet wordt gebruikt.Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden ver‐
stellen, omdat ze ongecontroleerd kunnen bewegen.
9 Waarschuwing
Nooit voorwerpen onder de stoe‐
len plaatsen.
Page 38 of 231

36Stoelen, veiligheidssystemen
● Met zitvlak zo ver mogelijk tegende rugleuning zitten. De afstand
tot de pedalen zo instellen dat de
benen bij het intrappen van de
pedalen licht gebogen zijn. De
passagiersstoel voor zo ver mo‐
gelijk naar achteren schuiven.
● Zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en
alle instrumenten goed kunt afle‐ zen. Tussen hoofd en dakframe
moet minstens een handbreed
tussenruimte zitten. Uw dijen die‐
nen licht op de zitting rusten, zon‐ der druk uit te oefenen.
● Met schouders zo ver mogelijk tegen de rugleuning zitten. Stel
de hoek van de rugleuning zo in
dat u het stuurwiel gemakkelijk
met licht gebogen armen kunt vastpakken. Bij het verdraaien
van het stuurwiel, contact blijven
houden tussen schouders en
rugleuning. De rugleuning niet te
ver laten achteroverhellen. De
aanbevolen hellingshoek be‐
draagt maximaal ongeveer 25°.
● Stel de stoel en het stuur zodanig
op elkaar af dat wanneer uw pols bovenop het stuur rust, uw arm
volledig is gestrekt en uw schou‐
ders de rugleuning raken.
● Stuurwiel instellen 3 74.
● Hoofdsteun instellen 3 34.
● Hoogte veiligheidsgordel instel‐ len 3 43.
● Lendensteun zo instellen dat deze de natuurlijke vorm van de
wervelkolom ondersteunt.Stoelverstelling9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden ver‐
stellen, omdat ze ongecontroleerd kunnen bewegen.
Zorg bij het rijden dat de stoelen en
rugleuningen altijd vastgeklikt zijn.
Page 47 of 231

Stoelen, veiligheidssystemen45Gordelwaarschuwing passagier
voorin
Bij een draaiende motor knippert con‐
trolelampje k en licht het op als de
passagiersstoel bezet is en de veilig‐
heidsgordel niet is omgedaan.
Bij een snelheid van meer dan
22 km/u knippert k gedurende
100 seconden samen met een waar‐
schuwingszoemer en gaat het bran‐
den totdat de veiligheidsgordel om‐
gedaan is.
Brandt korte tijd als contact wordt in‐ geschakeld.
Controlelampje X voor gordelverklik‐
ker bestuurder 3 85.
Airbagsysteem
Het airbagsysteem bestaat uit meer‐
dere afzonderlijke systemen afhanke‐
lijk van de omvang van de uitrusting.
Bij het activeren worden de airbags
binnen enkele milliseconden gevuld.
Ook het leeglopen van de airbags
verloopt zo snel, dat dit tijdens een
aanrijding vaak niet eens wordt opge‐ merkt.9 Waarschuwing
Bij onoordeelkundige behandeling
kunnen de airbagsystemen op ex‐plosieve wijze in werking treden.
Let op
Ter hoogte van de middenconsole
bevindt zich de regelelektronica van
het airbagsysteem en de gordel‐
spanners. In dit gebied geen mag‐
netische voorwerpen plaatsen.
Afdekkingen van airbags niet be‐
plakken of met andere materialen
bedekken.
Elke airbag treedt slechts eenmaal
in werking. Geactiveerde airbags
onmiddellijk laten vervangen door
een werkplaats. Ook moeten even‐ tueel het stuurwiel, het instrumen‐
tenbord, plaatwerk, de portierafdich‐ tingen, handgrepen en de stoelen
worden vervangen.
Geen aanpassingen in het airbag‐
systeem aanbrengen, anders ver‐
valt de typegoedkeuring van de
auto.
Bij het ontplooien van de airbags kun‐ nen de vrijkomende hete gassen
brandwonden veroorzaken.
Controlelamp v voor airbagsystemen
3 85.
Kinderveiligheidssystemen op de
passagiersstoel met
airbagsystemen
Waarschuwing conform ECE R94.02 :
Page 48 of 231

46Stoelen, veiligheidssystemen
EN: NEVER use a rear-facing child
restraint system on a seat protected
by an ACTIVE AIRBAG in front of it,
DEATH or SERIOUS INJURY to the
CHILD can occur.
DE: Nach hinten gerichtete Kinder‐
sitze NIEMALS auf einem Sitz ver‐ wenden, der durch einen davor be‐findlichen AKTIVEN AIRBAG ge‐
schützt ist, da dies den TOD oder
SCHWERE VERLETZUNGEN DES
KINDES zur Folge haben kann.
FR: NE JAMAIS utiliser un siège d'en‐
fant orienté vers l'arrière sur un siège
protégé par un COUSSIN GONFLA‐
BLE ACTIF placé devant lui, sous
peine d'infliger des BLESSURES
GRAVES, voire MORTELLES à l'EN‐ FANT.
ES: NUNCA utilice un sistema de re‐
tención infantil orientado hacia atrás
en un asiento protegido por un AIR‐
BAG FRONTAL ACTIVO. Peligro de
MUERTE o LESIONES GRAVES
para el NIÑO.
RU: ЗАПРЕЩАЕТСЯ
устанавливать детское
удерживающее устройство лицом
назад на сиденье автомобиля,
оборудованном фронтальной
подушкой безопасности, если
ПОДУШКА НЕ ОТКЛЮЧЕНА! Это
может привести к СМЕРТИ или
СЕРЬЕЗНЫМ ТРАВМАМ
РЕБЕНКА.
NL: Gebruik NOOIT een achterwaarts
gericht kinderzitje op een stoel met een ACTIEVE AIRBAG ervoor, om
DODELIJK of ERNSTIG LETSEL van het KIND te voorkomen.
DA: Brug ALDRIG en bagudvendt au‐
tostol på et forsæde med AKTIV AIR‐ BAG, BARNET kan komme I LIVS‐
FARE eller komme ALVORLIGT TIL
SKADE.SV: Använd ALDRIG en bakåtvänd
barnstol på ett säte som skyddas med en framförvarande AKTIV AIRBAG.
DÖDSFALL eller ALLVARLIGA SKA‐ DOR kan drabba BARNET.
FI: ÄLÄ KOSKAAN sijoita taaksepäin
suunnattua lasten turvaistuinta istui‐
melle, jonka edessä on AKTIIVINEN
TURVATYYNY, LAPSI VOI KUOLLA
tai VAMMAUTUA VAKAVASTI.
NO: Bakovervendt barnesikringsut‐
styr må ALDRI brukes på et sete med
AKTIV KOLLISJONSPUTE foran, da
det kan føre til at BARNET utsettes for
LIVSFARE og fare for ALVORLIGE
SKADER.
PT: NUNCA use um sistema de re‐
tenção para crianças voltado para
trás num banco protegido com um
AIRBAG ACTIVO na frente do
mesmo, poderá ocorrer a PERDA DE VIDA ou FERIMENTOS GRAVES na
CRIANÇA.
IT: Non usare mai un sistema di sicu‐
rezza per bambini rivolto all'indietro
su un sedile protetto da AIRBAG AT‐
TIVO di fronte ad esso: pericolo di
MORTE o LESIONI GRAVI per il
BAMBINO!