ESP OPEL ANTARA 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017.5, Model line: ANTARA, Model: OPEL ANTARA 2017.5Pages: 231, PDF Size: 6.07 MB
Page 126 of 231

124Rijden en bedieningRijden en bedieningRijtips......................................... 124
Economisch rijden ...................124
Controle over de auto ..............125
Sturen ...................................... 126
Starten en bediening .................126
Nieuwe auto inrijden ................126
Contactslotstanden ..................127
Motor starten ........................... 127
Uitrol-brandstofafsluiter ...........128
Stop/Start-systeem ..................128
Parkeren .................................. 130
Uitlaatgassen ............................. 131
Roetfilter .................................. 131
Katalysator .............................. 132
AdBlue ..................................... 133
Automatische versnellingsbak ...138
Versnellingsbakdisplay ............138
Keuzehendel ........................... 138
SPORT-modus ........................ 139
Handmatige modus .................140
Elektronische rijprogramma's ..140
Storing ..................................... 141
Stroomonderbreking ................141
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 142Rijsystemen............................... 142
All-wheel drive ......................... 142
Remmen .................................... 145
Antiblokkeersysteem ...............145
Handrem .................................. 145
Remassistentie ........................146
Hellingrem ............................... 147
Rijregelsystemen .......................147
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 147
Systeem voor gecontroleerde afdaling ................................... 148
Automatische niveauregeling ..149
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ......................................... 150
Cruise control .......................... 150
Parkeerhulp ............................. 151
Brandstof ................................... 153
Brandstof voor dieselmotoren . 153
Tanken .................................... 153
Brandstofverbruik - CO 2-
uitstoot  ................................... 154
Trekhaak .................................... 155
Algemene informatie ...............155
Rijgedrag en aanhangertips ....155
Aanhanger trekken ..................155
Aanhangerstabilisatie ..............158Rijtips
Economisch rijden
Zuinige stand
De brandstofbesparingsmodus is een functie voor een optimaal brandstof‐
verbruik. Deze beïnvloedt o.a. het
motorvermogen en -koppel, het acce‐
lereren en het aangegeven schakel‐
punt.
Handgeschakelde versnellingsbak 
Page 130 of 231

128Rijden en bedieningDe auto starten bij lage
temperaturen
Bij extreem lage temperaturen,
d.w.z. minder dan -20 °C moet de
motor wellicht zo'n 30 seconden rond‐ draaien voordat deze start.
Sleutel op stand  START zetten en
vasthouden totdat de motor start.
Startpogingen niet langer dan
30 seconden laten duren. Als de
motor niet start,
10 seconden wachten alvorens de
startprocedure te herhalen.
Nagaan of de motorolie de juiste
viscositeit heeft, de juiste brandstof
gebruikt is, er geen achterstallig
onderhoud is en of de accu
voldoende opgeladen is.
Opwarmen van de turbomotor
Bij het starten is het mogelijk dat het
beschikbare motorkoppel gedurende een korte tijd beperkt is, vooral
wanneer de motortemperatuur koud
is. Deze beperking is er om het
smeersysteem de motor volledig te
laten beschermen.Uitrol-brandstofafsluiter
De brandstoftoevoer wordt automa‐
tisch afgesloten bij het uitrollen,
d.w.z. wanneer u met een ingescha‐
kelde versnelling onder het rijden het
gas loslaat.
Stop/Start-systeem Het Stop/Start-systeem helpt brand‐stof besparen en uitlaatemissies
beperken. Wanneer de omstandighe‐ den het toelaten, schakelt het de
motor uit van zodra de auto langzaam
rijdt of stilstaat, bijv. voor een
verkeerslicht of in een file. Het start de motor automatisch zodra u het
koppelingspedaal bedient. Een accu‐ sensor zorgt ervoor dat een Autostop
alleen wordt uitgevoerd, als de accu
voldoende opgeladen is om opnieuw
te kunnen starten.
Activering
Het Stop/Start-systeem is beschik‐ baar van zodra de motor is gestart, de
auto is vertrokken en er aan de hier‐
onder opgegeven omstandigheden
voldaan is.Deactivering
Schakel het stop-startsysteem manu‐ eel uit door op  s te drukken. De
uitschakeling wordt aangeduid
wanneer de led in de knop uitgaat.
Brandstofbesparingsmodus  3 124.
Autostop Als de auto langzaam rijdt of stilstaat,
activeer dan een Autostop zoals hier‐ onder beschreven:
● Bedien het koppelingspedaal
● Zet de hendel in de neutraalstand
● Laat het koppelingspedaal los 
Page 142 of 231

140Rijden en bedieningControlelamp S op de instru‐
mentengroep gaat branden  3 88.
Deactivering Druk nogmaals op  SPORT om weer
naar de normale modus te gaan.
Controlelampje  S dooft.
Handmatige modus
Keuzehendel uit stand  D naar links en
vervolgens naar voren of naar
achteren bewegen.
<:Opschakelen naar een hogere
versnelling.]:Terugschakelen naar een lagere
versnelling.
Keuzehendel in de juiste richting
tikken. Deze gaat dan terug naar de
middelste stand.
Schakelen in handgeschakelde
modus is mogelijk tijdens gas geven.
Als het motortoerental te laag is, zal
de versnellingsbak automatisch naar
een lagere versnelling schakelen,
zelfs in de handgeschakelde modus,
om te voorkomen dat de motor
afslaat.
Wordt bij een te lage snelheid een
hogere versnelling geselecteerd of
een lagere versnelling bij een te hoge
snelheid, dan schakelt de auto niet.
In de handmatige modus wordt er bij
hoge toerentallen niet automatisch
naar een hogere versnelling opge‐ schakeld.
U kunt versnellingen overslaan door
de schakelhendel herhaaldelijk met
korte tussenpozen te bewegen.
Wanneer wordt gestopt, wordt auto‐
matisch de 1e versnelling ingescha‐
keld. Bij wegrijden op een gladde
ondergrond, de keuzehendel naar
voren tikken om de 2e versnelling in
te schakelen.
Om naar stand  D terug te keren, de
keuzehendel terug naar rechts
duwen.
Elektronische rijprogramma's
● Het bedrijfstemperatuurpro‐ gramma brengt de katalysator na
een koude start snel op tempera‐
tuur door het motortoerental te
verhogen.
Kickdown In zowel de automatische als dehandgeschakelde modus: bij het
geheel intrappen van het gaspedaal
schakelt de versnellingsbak afhanke‐
lijk van het motortoerental naar een
lagere versnelling. Het volledige
motorvermogen is beschikbaar voor acceleratie.
Brandstofbesparingsmodus  3 124. 
Page 144 of 231

142Rijden en bedieningHandgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit inschakelen: vanuit stil‐
stand de koppeling intrappen en
3 seconden wachten alvorens de
achteruitrijversnelling in te schakelen.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de
neutrale stand laten opkomen,
koppeling weer intrappen en
nogmaals schakelen.
Laat de koppeling niet onnodig slip‐
pen.
Bij bediening het koppelingspedaal
helemaal intrappen. Uw voet niet op
het pedaal laten rusten.Voorzichtig
Rijd bij voorkeur niet met de hand
voortdurend op de selectorhendel.
Brandstofbesparingsmodus  3 124.
Rijsystemen
All-wheel drive
All-wheel drive is een actief systeem
dat automatisch zonder tussenkomst
van de bestuurder werkt. Afhankelijk
van de omstandigheden schakelt de
auto over tussen tweewielaandrijving
en vierwielaandrijving, om de auto zo nodig meer trekkracht en stabiliteit te
geven.
Als de voorwielen beginnen door te
slippen, zullen de achterwielen indien
nodig automatisch de auto beginnen aan te drijven. Er gaat meer koppel
naar de wielen met de meeste tractie om te allen tijde een optimale grip te
garanderen. Bij intensief gebruik kan
er een gering inschakelgeluid hoor‐
baar zijn.
Dit systeem zorgt ervoor dat er met de
auto zowel op ruw terrein als op
normale wegen kan worden gereden
zonder overdreven slijtage aan de
banden en de aandrijflijn te veroorza‐ ken of de bestuurbaarheid te
verslechteren. 
Page 158 of 231

156Rijden en bedieningHet maximaal toelaatbare trekge‐
wicht staat in de autopapieren
vermeld. Het geldt normaal bij
hellingspercentages tot maximaal
12%.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht geldt tot aan het aangegeven
hellingspercentage en tot een hoogte van 1000 meter boven de zeespiegel.
Omdat het motorvermogen bij toene‐
mende hoogte door de lagere lucht‐
dichtheid daalt en het klimvermogen
daardoor afneemt, moet het maxi‐
maal toelaatbare treingewicht voor
iedere 1000 meter aan hoogtetoe‐
name met 10% worden verminderd.
Bij het rijden op wegen met een
gering hellingspercentage (minder
dan 8%, bijv. snelwegen) hoeft het
maximaal toelaatbare treingewicht
niet te worden verminderd.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht mag niet worden overschreden.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht staat op het typeplaatje  3 210
vermeld.Kogeldruk
De kogeldruk is de kracht waarmee
de aanhanger op de koppelingskogel drukt. De gewichtsverdeling bij het
laden van de aanhanger is van
invloed op de kogeldruk.
De maximaal toelaatbare kogeldruk
(80 kg) staat op het typeplaatje van de
trekhaak en in de autopapieren
vermeld. Altijd de maximale kogeld‐
ruk nastreven, vooral bij zware
aanhangers. Nooit rijden met een
kogeldruk lager dan 25 kg.
Bij het meten van de kogeldruk
controleren of de trekstang van de
belaste aanhanger even hoog staat
als wanneer de aanhanger met een
belast trekkend voertuig aangekop‐
peld is. Dit is met name belangrijk bij
aanhangers met een tandemas.
AchterasbelastingBij een aangekoppelde aanhanger en
een maximale belasting van de auto (inclusief alle inzittenden), mag de
toelaatbare achterasbelasting (zie
typeplaatje of autopapieren) niet
worden overschreden.De wettelijke voorschriften met
betrekking tot de maximumsnelheden
voor voertuigen met een aanhanger
in acht nemen.
TrekhaakVoorzichtig
Bij het rijden zonder aanhanger,de kogelstang demonteren.
Trekhaak met afneembare
kogelstang
De kogelstang wordt bewaard in eentas die met behulp van een strop
wordt gesloten, en wordt opgeborgen
onder de vloerbedekking van de
bagageruimte. 
Page 194 of 231

192Verzorging van de autoSneeuwkettingen
Sneeuwkettingen zijn alleen toege‐
staan op de vooras.
Deze symmetrisch op de banden
aanbrengen zodat deze rondom goed passen.
9 Waarschuwing
Beschadigingen kunnen een klap‐
band veroorzaken.
Speciale sneeuwkettingen zijn alleen
toegestaan wanneer ze ontworpen
zijn met een roterende kettingband op
het loopvlak van de banden, geen
kettingschakels op de binnenzijden
van de wielen en wanneer de
kettingen niet meer dan 12 mm aan
het loopvlak van de banden toevoe‐
gen. Voor meer informatie m.b.t. het
juiste gebruik van sneeuwkettingen
voor de bandenmaat kunt u contact
opnemen met een gespecialiseerde
auto-onderdelendealer of een fabri‐
kant van sneeuwkettingen. Sneeuw‐
kettingen zijn alleen toegestaan bij
banden met de maten 235/60 R17 en 235/55 R18.Algemeen
Het gebruik van sneeuwkettingen op
een compact reservewiel is niet
toegestaan.
Bandenreparatieset
Lichte beschadigingen van de loop‐
vlakken en de zijwanden van de
banden kunnen met de bandenrepa‐
ratieset worden verholpen.
Vreemde voorwerpen niet uit de
banden verwijderen.
Beschadigingen die groter zijn dan
4 mm of die in de bandwang dichtbij
de velg zitten, kunnen niet met de
bandenreparatieset worden verhol‐
pen.
Bij modellen met een bandenrepara‐
tieset zijn er wellicht geen krik en een
boordset aanwezig.
Boordgereedschap  3 184.
Compact reservewiel  3 198.9 Waarschuwing
Niet sneller rijden dan 80 km/u.
Niet langdurig gebruiken.
Bestuurbaarheid en rijeigen‐
schappen worden mogelijk nade‐
lig beïnvloed.
Bij bandenpech:
Elektrische handrem  3 145 aantrek‐
ken, eerste versnelling, achteruitver‐
snelling of  P inschakelen.
De bandenreparatieset zit in een
opbergvak onder de vloerafdekplaat
van de bagageruimte.
Achterklep openen om de bandenre‐
paratieset uit te nemen. 
Page 205 of 231

Verzorging van de auto203Sleepoog alleen gebruiken om de
auto weg te slepen en niet om deze
te bergen.Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten
kunnen de auto beschadigen.
Om schade te voorkomen, de sleep‐
kabel niet te snel strak spannen.
Na het slepen het sleepoog achter‐
aan rechtsom draaien om het te
verwijderen. De afdekking opnieuw
aanbrengen.
Verzorging van uiterlijk
Verzorging exterieur
Sloten
De sloten zijn af fabriek gesmeerd
met een hoogwaardig slotcilindervet. Ontdooimiddelen alleen in dringende
gevallen gebruiken, omdat ze ontvet‐
tend werken en de werking van de
sloten belemmeren. Na gebruik van
een ontdooimiddel, de sloten door
een werkplaats opnieuw laten
smeren.
Wassen Het lakwerk van de auto staat bloot
aan invloeden van buitenaf. De auto
daarom regelmatig wassen en met
was conserveren. Bij het bezoek aan
wasstraten, een programma met een
wasbehandeling selecteren.
Vogeluitwerpselen, dode insecten,
boomhars en stuifmeel e.d. onmid‐
dellijk verwijderen. Hierin zitten
agressieve bestanddelen bevatten
die lakschade kunnen veroorzaken.Bij een bezoek aan een wasstraat, de aanwijzingen van de exploitant opvol‐
gen. Voorruitwisser en achterruitwis‐
ser uitschakelen. Antenne en acces‐
soires op de buitenkant van de auto
zoals een dakdragersysteem verwij‐
deren.
Bij handmatig wassen erop letten dat
ook de binnenkant van de wielkasten
grondig schoongespoten wordt.
Randen en naden van geopende
portieren, achterklep en motorkap en
de gebieden die erdoor bedekt
worden reinigen.Voorzichtig
Gebruik altijd een reinigingsmid‐
del met een pH-waarde van 4 tot 9.
Gebruik reinigingsmiddelen niet
op warme oppervlakken.
Laat de scharnieren van alle portieren smeren door een werkplaats.
Reinig de motorruimte niet met een
stoomcleaner of hogedrukreiniger. 
Page 225 of 231

223Banden- en wielmaat,verwisselen ............................. 191
Bandenreparatieset  ...................192
Bandenspanning  ...............102, 186
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .......................... 90, 102, 187
Bandenspanningswaarden  ........217
Banden verwisselen ...................195
Bedieningsorganen ......................74
Bekerhouders ............................... 58
Bekleding, reinigen .....................205
Beladingsinformatie  .....................72
Beslagen lampglazen  ................112
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 150
Beveiliging van de auto ................24
Binnenspiegels ............................. 29
Binnenverlichting  ...............112, 174
BlueInjection ............................... 133
Board-Info-Display  .......................93
Bolle vorm .................................... 28
Boordcomputer op Board-Info-Display ..................102
Boordcomputer op Graphic- Info-Display of Colour-Info-
Display  ................................... 104
Boordgereedschap .....................184
Brandblusser ................................ 71
Brandstofbesparingsmodus ..........91
Brandstoffilter aftappen  ...............91Brandstofmeter  ............................ 81
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot  154
Brandstof voor dieselmotoren  ...153
Buitenspiegels .............................. 28
Buitentemperatuur  .......................77
Buitenverlichting .........................107
C Car Pass  ...................................... 20
Cd-bak .......................................... 57
Centrale vergrendeling  ................21
Check-Control............................. 102
Claxon  ................................... 13, 74
Conformiteitsverklaring ...............218
Consolenet ................................... 57
Contactslotstanden  ....................127
Controlelampen ......................80, 82
Controlelampje aanhanger  ..........92
Controle levensduur motorolie .....90
Controle over de auto  ................125
Controles .................................... 161
Cruise control  ...................... 92, 150
D Dagrijlicht  ................................... 109
Dagteller  ...................................... 81
Dak ............................................... 33
Dakbelasting ................................. 71
Dakdrager  .................................... 71
Dakdragersysteem .......................72De belangrijkste informatie voor
uw eerste rit................................. 6
DEF ............................................ 133
Derde remlicht ....................111, 174
Detectiesystemen .......................151
Diefstalalarmsysteem  ............25, 93
Dieselbrandstoffilter  ...................168
Dieselbrandstofsysteem ontluchten  .............................. 168
Dieselpartikelfilter .........................86
Dieseluitlaatvloeistof ...................133
Dimlicht of grootlicht ...........107, 108
Draagsysteem achterzijde ............59
Driepuntsgordel  ........................... 43
Driver Information Center .............93
E Economisch rijden ......................124
Elektrisch bediende ruiten  ...........30
Elektrische aansluitingen  .............79
Elektrische handrem  ............87, 145
Elektrische handrem defect ..........87
Elektrische stoelverstelling ...........38
Elektrische stuurbekrachtiging ...126
Elektrische verstelling  ..................28
Elektrisch systeem...................... 175
Elektronische rijprogramma's  ....140
Elektronische stabiliteitsregeling ..88
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 147