OPEL ANTARA 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017.5, Model line: ANTARA, Model: OPEL ANTARA 2017.5Pages: 231, PDF Size: 6.07 MB
Page 21 of 231

Sleutels, portieren en ruiten19Sleutels, portieren
en ruitenSleutels, sloten ............................ 19
Sleutels ...................................... 19
Car Pass .................................... 20
Handzender ............................... 20
Centrale vergrendeling ..............21
Kindersloten .............................. 23
Portieren ...................................... 23
Bagageruimte ............................ 23
Antidiefstalbeveiliging ..................24
Vergrendelingssysteem .............24
Diefstalalarmsysteem ................25
Startbeveiliging .......................... 27
Buitenspiegels ............................. 28
Bolle vorm ................................. 28
Elektrische verstelling ................28
Inklapbare spiegels ...................28
Verwarmde spiegels ..................29
Automatische dimfunctie ...........29
Binnenspiegel .............................. 29
Handmatige dimfunctie ..............29
Automatische dimfunctie ...........30
Ruiten .......................................... 30
Voorruit ...................................... 30Elektrisch bediende ruiten .........30
Achterruitverwarming ................32
Zonnekleppen ............................ 32
Dak .............................................. 33
Zonnedak .................................. 33Sleutels, sloten
Sleutels Reservesleutels
Het sleutelnummer staat in de Car Pass of op een afneembaar label.
Bij het bestellen van reservesleutels moet het sleutelnummer worden
vermeld aangezien de sleutels deel
uitmaken van de startbeveiliging.
Sloten 3 203.
Sleutel met uitklapbare
sleutelbaard
Page 22 of 231

20Sleutels, portieren en ruitenDruk op de knop om uit te klappen.
Om in te klappen eerst toets indruk‐
ken.
Car Pass Op de Car Pass staan veiligheids‐
technische autogegevens. Daarom
moet deze goed worden bewaard.
Een eventueel ingeschakelde werk‐
plaats heeft voor het verrichten van
bepaalde werkzaamheden deze
autogegevens nodig.
HandzenderWordt gebruikt voor: ● Centrale vergrendeling
● Diefstalbeveiliging
● Diefstalalarmsysteem
De afstandsbediening heeft een
bereik van ongeveer 6 meter. Het
bereik kan variëren door invloeden
van buitenaf. Brandende alarmknip‐
perlichten dienen als bevestiging.
Afstandsbediening met zorg behan‐
delen, vochtvrij houden, beschermen
tegen hoge temperaturen en onnodig gebruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met de afstandsbediening kan worden
vergrendeld of ontgrendeld, kan dit
het gevolg zijn van het volgende:
● Bereik overschreden.
● Batterijspanning te laag.
● Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten hetbereik, waardoor er opnieuw
geprogrammeerd moet worden.
De hulp van een werkplaats
inroepen.● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de afstandsbediening, waar‐
door de stroomvoorziening voor korte tijd wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Ontgrendelen 3 21.
Batterij van de afstandsbediening
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de
batterij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Page 23 of 231

Sleutels, portieren en ruiten21Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Sleutelbaard uitklappen en afstands‐
bediening openen. Batterij vervangen (batterijtype CR2032), let hierbij opde juiste plaatsing. Sluit de module.
Sleutel met vaste sleutelbaard Open de module met een kleine
schroevendraaier in de nok op het
deksel. Batterij vervangen (batterij‐
type CR2032), let hierbij op de juiste
plaatsing. Sluit de module.
Centrale vergrendeling
Ontgrendelt en vergrendelt portieren,
bagageruimte en tankklep.
Door aan de binnenste portierhand‐
greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch
ontgrendeld.
Ontgrendelen
q indrukken.
Let op
Als er binnen 5 minuten na het
ontgrendelen van de auto geen portier wordt geopend, wordt de
auto opnieuw vergrendeld (en wordt het anti-inbraakalarm opnieuw
geactiveerd).
Wanneer q wordt ingedrukt, licht het
instrumentenpaneel gedurende ong.
30 seconden op of totdat het contact‐
slot naar de stand ACC wordt
gedraaid.
Vergrendelen
Sluit de portieren, bagageruimte,
tankklep, motorkap, ruiten en het
zonnedak.
Page 24 of 231

22Sleutels, portieren en ruitenp indrukken.
De centrale vergrendeling kan
worden geactiveerd met open ruiten.
Let op
Omwille van de veiligheid kan de
auto niet met de afstandsbediening
worden vergrendeld of ontgrendeld met de sleutel in het contactslot (ende anti-inbraaksystemen worden
niet geactiveerd).
Bij een niet goed gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐ deling niet.
Achterklep ontgrendelen
q indrukken.
De achterklep wordt samen met de
portieren ontgrendeld.
Als de motor draait, kunt u de achter‐ klep uitsluitend ontgrendelen als de
elektrische handrem aangetrokken is
of als de automatische versnellings‐
bak in de stand P staat.
Centrale vergrendelingsknoppen
Alle portieren, de bagageruimte en de tankklep worden vanuit de passa‐
giersruimte vergrendeld of ontgren‐
deld.
Druk links op m om te vergrendelen.
Druk rechts op m om te ontgrende‐
len.
Als de sleutel in het contactslot zit,
kan er pas worden vergrendeld als
alle portieren gesloten zijn.
Storing in handzendersysteem
Ontgrendelen
Bestuurdersportier handmatig
ontgrendelen door de sleutel in het
slot te draaien. Schakel de ontsteking
in en druk links op de centrale
vergrendelingsschakelaar m om alle
portieren, de bagageruimte en de
tankklep te ontgrendelen.
Vergrendelen
Bestuurdersportier handmatig
vergrendelen door de sleutel in het
slot te draaien.
Page 25 of 231

Sleutels, portieren en ruiten23Kindersloten9Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Draaiknop aan het achterportierslot
met een sleutel of een geschikte
schroevendraaier naar horizontale
stand draaien. Het portier kan van
binnenuit niet geopend worden.
Om de functie te deactiveren, draait u het kinderslot in de verticale stand.
Portieren
Bagageruimte
Achterklep Openen
Druk op de knop boven de kenteken‐plaat en til de achterklep op.
Centrale vergrendeling 3 21.
Sluiten
Binnenste handgreep gebruiken.
Druk bij het sluiten van de achterklep
niet op de knop boven de kenteken‐
plaat, omdat deze anders weer wordt ontgrendeld.
Centrale vergrendeling 3 21.
Page 26 of 231

24Sleutels, portieren en ruitenStoring
Ga als volgt te werk om de achterklep
bij een stroomonderbreking te
openen:
Trek de binnenbekleding bij de
centrale grendelpal weg en trek met
geschikt gereedschap aan de
hefboom.
Algemene tips voor de
achterklepbediening9 Waarschuwing
Rijd niet met een geopende of op
een kier staande achterklep, bijv.
bij het vervoer van omvangrijke
bagage, omdat er dan giftige,
onzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐ loos raken en zelfs sterven.
Voorzichtig
Voordat u de achterklep opent,
moet u kijken of er boven de auto
niets in de weg zit, zoals een gara‐ gedeur, om schade van de achter‐
klep te voorkomen. Controleer
altijd het bewegingsgebied boven
en achter de achterklep.
Let op
Afhankelijk van het gewicht van
eventueel gemonteerde accessoi‐
res blijft de achterklep mogelijk niet
in geopende stand staan.
Antidiefstalbeveiliging
Vergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
Alle portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten alle portieren geslo‐
ten zijn.
Als de ontsteking ingeschakeld was,
moet het bestuurdersportier eenmaal
worden geopend en gesloten voordat de auto kan worden beveiligd.
Bij het ontgrendelen van de auto
wordt de mechanische diefstalbevei‐
liging uitgeschakeld. Dit is niet moge‐
lijk met de centrale vergrendelings‐
toets.
Page 27 of 231

Sleutels, portieren en ruiten25Inschakelen
Druk binnen 3 seconden tweemaal opp van de handzender.
Draai eventueel de sleutel in het
bestuurdersportier binnen
3 seconden na het vergrendelen weer
naar achteren.
Diefstalalarmsysteem Het alarmsysteem is gecombineerd
met het vergrendelingssysteem.
Het bewaakt:
● Portieren, achterklep, motorkap● Interieur en aangrenzende baga‐
geruimte
● Hellingshoek van de auto, zoals bij het wegslepen
● Alarmvoeding
● Ontsteking
Bij het ontgrendelen van de auto
worden beide systemen tegelijk uitge‐
schakeld.
Activering
Controleer of de portieren, de achter‐klep, de tankklep, de motorkap, de
ruiten en het zonnedak gesloten zijn.
Druk op de handzender op p of
vergrendel het bestuurdersportier
handmatig.
Het systeem is geactiveerd:
● Automatisch, 30 seconden nadat
u de auto vergrendelt (initialisatie
van het systeem)
● Direct wanneer u na het vergren‐
delen nogmaals op p van de
handzender drukt
Als de noodknipperlichten bij het acti‐
veren niet knipperen of als het verklik‐ kerlichtje snel knippert, kan dit erop
wijzen dat een van de portieren, de
achterklep of de motorkap niet goed
gesloten is.
Let op
Wijzigingen in het interieur, zoals het
aanbrengen van stoelhoezen en het openen van de ruiten of het zonne‐
dak, zijn mogelijk van invloed op de
interieurbewaking.
Page 28 of 231

26Sleutels, portieren en ruitenInschakelen zonder interieur- en
hellingshoekbewaking
Schakel de interieur- en hellingshoek‐
bewaking uit wanneer personen of dieren in de auto achterblijven en
wanneer de auto op een veerpont of
trein wordt vervoerd vanwege de
grote hoeveelheid ultrasoonsignalen
en bewegingen, die het alarm kunnen laten afgaan.
1. Sluit de achterklep, de motorkap, de ruiten en het zonnedak.
2. o indrukken. Controlelamp o
licht geel op in de instrumenten‐
groep.
3. Portieren sluiten.
4. Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
Druk opnieuw op o om te annule‐
ren. Controlelampje o dooft.
Status-LED
Status-LED bevindt zich in de
middenconsole.
Status tijdens de eerste
30 seconden na het activeren van het alarmsysteem:Led
aan:test, inschakelvertraging.Led
knip‐
pert
snel:portieren, achterklep of
motorkap niet goed dicht,
eventuele systeemstoring.
Status nadat systeem is geactiveerd:
Led knippert
langzaam:systeem is geacti‐
veerd.LED knippert
3 maal snel na
het ontgren‐
delen:systeem is
gedeactiveerd.
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Deactivering Wanneer u de auto ontgrendelt, wordthet alarmsysteem gedeactiveerd.
Alarmknipperlichten knipperen twee
keer bij het deactiveren.
Als er binnen 5 minuten na het ontgrendelen van de auto geen
portier wordt geopend of de motor
Page 29 of 231

Sleutels, portieren en ruiten27niet wordt gestart, wordt de auto auto‐
matisch weer vergrendeld en het
alarm weer geactiveerd.
Als het alarm in werking is getreden,
zullen de alarmknipperlichten bij het
uitschakelen niet knipperen.
AlarmWanneer het alarm afgaat, klinkt er
een geluid uit de speciale sirene met
een eigen accuvoeding en tegelijker‐ tijd knipperen de alarmknipperlichten.
Het aantal en de duur van de alarm‐
signalen zijn voorgeschreven door de
wetgever.
Schakel het alarm uit met een knop
op de handzender of door het
bestuurdersportier handmatig met de
contactsleutel te ontgrendelen. Daar‐
bij wordt ook het diefstalalarmsys‐
teem uitgeschakeld.Startbeveiliging
Het systeem is onderdeel van de
contactschakelaar en het controleert
of de auto met de gebruikte sleutel
mag worden gestart.
De startbeveiliging activeert zichzelf
automatisch nadat u de sleutel uit de
contactschakelaar hebt gehaald.
Bij het inschakelen van het contact
gaat controlelampje d branden en
dooft vervolgens weer. Als d blijft
branden nadat het contact is inge‐
schakeld, dan is er een storing in het systeem: de motor kan niet worden
gestart. Contact uitschakelen en sleu‐
tel lostrekken, ongeveer 2 seconden
wachten en daarna volgende startpo‐
ging doen.
Als de controlelamp blijft branden,
kunt u proberen om de motor met de
reservesleutel te starten en daarna
de hulp van een werkplaats inroepen.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom
steeds na het verlaten van de auto de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 21, 3 25.
Controlelamp d 3 91.
Page 30 of 231

28Sleutels, portieren en ruitenBuitenspiegels
Bolle vorm De convexe buitenspiegel heeft een
asferische zone en reduceert dode
hoeken. Door de vorm van de spiegel lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Elektrische verstelling
Selecteer de gewenste buitenspiegel
door de schakelaar naar links (L) of
rechts (R) te draaien. Beweeg daarna
de knop om de spiegel te verstellen.
Inklapbare spiegels
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.
Handmatig inklappen Druk iets op de buitenkant van het
spiegelhuis om de buitenspiegels in
te klappen.
Elektrisch inklappen
Met contactslot in de standen ACC of
ON drukt u op n om beide spiegels
in te klappen.
n nogmaals indrukken en beide
buitenspiegels nemen hun uitgangs‐
positie weer in.
Als u een elektrisch ingeklapte spie‐ gel met de hand uitklapt, wordt door
het indrukken van n alleen de andere
spiegel elektrisch uitgeklapt. Druk
opnieuw op n om beide spiegels
weer in te klappen.
Spiegels weer in rijstand klappen
alvorens met de auto te rijden.