OPEL ASTRA J 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.5, Model line: ASTRA J, Model: OPEL ASTRA J 2015.5Pages: 345, PDF Size: 10.24 MB
Page 121 of 345

Instrumenten en bedieningsorganen119
* brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd 3 55.9 Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem te‐
zamen met een geactiveerde air‐
bag op de passagiersstoel voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Laadsysteem
p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motorStoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp
Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert bij een draaiende
motor Storing die schade aan de katalysatorkan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert. On‐
middellijk hulp van een werkplaats in‐
roepen.
Service-indicatie
g brandt geel.
Er wordt bovendien een waarschu‐
wingstekst of een waarschuwings‐
code weergegeven.De auto heeft een onderhoudsbeurt
nodig.
De hulp van een werkplaats inroepen. Boordinformatie 3 131.
Rem- en
koppelingssysteem R brandt rood.
Het rem- en koppelingsvloeistofpeil is
te laag 3 238.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Brandt nadat de ontsteking is inge‐
schakeld en de handbediende hand‐
rem is aangetrokken 3 181.
Pedaal intrappen
- brandt of knippert geel.
Page 122 of 345

120Instrumenten en bedieningsorganen
Brandt
Rempedaal moet worden ingetrapt
om de elektrische handrem los te zet‐
ten 3 181.
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in de stand Autostop te starten.
Stop/Start-systeem 3 170.
Knippert
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in het algemeen te starten 3 19,
3 168.
Bij sommige versies verschijnt het be‐ richt 'Pedaal intrappen' op het Driver
Information Center (DIC) 3 131.
Elektrische handrem m brandt of knippert rood.
Brandt
Elektrische handrem is aangetrokken
3 181.Knippert
Elektrische handrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet. Schakel de ontsteking in, trap het rempedaal in
en probeer het systeem te resetten
door de elektrische handrem eerst los
te zetten en daarna aan te trekken.
Blijft m knipperen, rijd dan niet door
en roep de hulp van een werkplaats
in.
Elektrische handrem
defect
j brandt of knippert geel.
Brandt Elektrische handrem werkt niet opti‐
maal 3 181.
Knippert Elektrische handrem staat in de ser‐
vicemodus. Stop de auto, trek de
elektrische handrem aan en zet deze
los om de rem te resetten.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Antiblokkeersysteem
(ABS) u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking enkele seconden. Het sys‐
teem is na het doven van het contro‐
lelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐ den niet dooft of als deze tijdens de rit
gaat branden, dan zit er een storing in het ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder
ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 180.
Opschakelen
[ brandt groen als een controlelamp
of verschijnt als een symbool R met
het nummer van de naasthogere ver‐
snelling op het Driver Information
Page 123 of 345

Instrumenten en bedieningsorganen121
Center (DIC) wanneer opschakelen
omwille van het brandstofverbruik wordt aanbevolen.
Bij sommige versies verschijnt de in‐
geschakelde versnelling als pop-up
op het DIC.
Rijhulp EcoFlex 3 135.
Stuurbekrachtiging c brandt geel.
Gaat branden met verminderde stuurbekrachtiging
De stuurbekrachtiging wordt vermin‐
derd door oververhitting van het sys‐
teem. De controlelamp gaat uit wan‐
neer het systeem is afgekoeld.
Stop-startsysteem 3 170.
Gaat branden met
uitgeschakelde
stuurbekrachtiging Storing in het stuurbekrachtigings‐
systeem. De hulp van een werkplaats
inroepen.Lane Departure Warning
) brandt groen of knippert geel.
Brandt groen Systeem wordt ingeschakeld en is
gebruiksklaar.
Knippert geel
Systeem herkent een onbedoelde
verandering van rijstrook.
Ultrasoonparkeerhulp r brandt geel.
Storing in het systeem
of
Storing door vervuilde of met sneeuw of ijs bedekte sensoren
of
Storingen door externe bronnen van
ultrasoon geluid. Als de storingsbron
wordt verwijderd, dan werkt het sys‐
teem weer normaal.
Oorzaak van de systeemstoring on‐
middellijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Ultrasoonparkeerhulp 3 204.Elektronische
stabiliteitsregeling UIT
n brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Elektronische stabiliteits‐
regeling en Traction
Control-systeem
b brandt of knippert geel.
Brandt
Er zit een storing in het systeem. Ver‐ der rijden is mogelijk. De rijstabiliteit
kan echter afhankelijk van de staat
van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Knippert Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden be‐
grensd en de auto kan automatisch
iets worden afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) 3 183, Traction Control-sys‐
teem (TC) 3 183.
Page 124 of 345

122Instrumenten en bedieningsorganenTraction Control-systeem
UIT k brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Voorverwarming ! brandt geel.
De voorverwarming is geactiveerd.
Wordt alleen bij lage buitentempera‐
turen ingeschakeld.
Roetfilter
% brandt of knippert geel.
Het dieselpartikelfilter moet gerege‐
nereerd worden.
Blijven rijden totdat % dooft. Laat het
motortoerental zo mogelijk niet onder
2000 omw/min dalen.
Brandt
Het dieselpartikelfilter is vol. Start het
regeneratieproces zo spoedig moge‐
lijk.Knippert
Het maximale vulniveau van het filter
is bereikt. Start het regeneratieproces
onmiddellijk om schade aan de motor
te voorkomen.
Roetfilter 3 173, Stop-startsysteem
3 170.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem
w brandt of knippert geel.
Brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Knippert Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor
(bijv. reservewiel). Na
60–90 seconden brandt de controle‐
lamp continu. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Motoroliedruk
I brandt rood.Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk on‐
derbroken. Dit kan aanleiding ge‐
ven tot motorschade en/of tot het
blokkeren van de aandrijfwielen.
1. Koppelingspedaal intrappen.
2. Versnellingsbak in neutrale stand zetten, keuzehendel in stand N
zetten.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij an‐dere weggebruikers te hinderen.
4. Ontsteking uitschakelen.
9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder. Tijdens een Autostop
Page 125 of 345

Instrumenten en bedieningsorganen123werkt de
rembekrachtigingseenheid nog al‐ tijd.
Verwijder de sleutel niet voordat
de auto stilstaat, anders kan het
stuurslot onverwacht ingescha‐
keld worden.
Het oliepeil controleren alvorens de hulp van een werkplaats in te roepen
3 235.
Te laag brandstofpeil i brandt of knippert geel.
Brandt
Peil in brandstoftank is te laag.
Knippert
Brandstofvoorraad opgebruikt. On‐
middellijk bijtanken. Tank nooit leeg‐
rijden.
Katalysator 3 174.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 240.
Startbeveiliging
d knippert geel.
Storing in de startbeveiliging. De mo‐
tor kan niet worden gestart.
Motorvermogen
verminderd
# brandt geel.
Het motorvermogen is beperkt. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 143.
Grootlicht C brandt blauw.
Brandt wanneer het grootlicht aan is of tijdens een lichtsignaal 3 144 of
wanneer het grootlicht aan is met grootlichtassistentie of intelligent ver‐
lichtingssysteem 3 146.Grootlichtassistentie
l brandt groen.
De grootlichtassistentie of het intelli‐ gent verlichtingssysteem is geacti‐
veerd 3 144, 3 146.
Adaptive Forward Lighting
f brandt of knippert geel.
Brandt
Storing in het systeem.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert
Systeem overgeschakeld op symme‐ trisch dimlicht.
Controlelamp f knippert na het in‐
schakelen van de ontsteking ca.
4 seconden om u eraan te herinneren
dat het systeem is geactiveerd
3 146.
Automatische verlichting 3 144.
Mistlamp > brandt groen.
Page 126 of 345

124Instrumenten en bedieningsorganen
De voorste mistlampen zijn ingescha‐keld 3 151.
Mistachterlicht
r brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld
3 151.
Niveau sproeiervloeistof te
laag G brandt geel.
Het niveau van de sproeiervloeistof is
te laag.
Sproeiervloeistof 3 238.
Cruise control m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen
De cruise control is actief.
Cruise control 3 188.Adaptieve cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen
Adaptieve cruise control is actief.
Adaptieve cruise control 3 191.
Voorligger gedetecteerd
A brandt groen.
Er is een voertuig in dezelfde rijstrook gedetecteerd.
Adaptieve cruise control 3 191, fron‐
taanrijdingswaarschuwing 3 198.
Portier open h brandt rood.
Een portier of de achterklep is ge‐ opend.Informatiedisplays
Driver Information Center Het Driver Information Centre (DIC)
zit in de instrumentengroep tussen
snelheidsmeter en toerenteller. Het
wordt geleverd als Midlevel-display of Uplevel-Combi-display.
Midlevel-Display bevat:
■ dagteller algemeen
■ dagteller
■ een aantal controlelampen
■ boordinformatie
Page 127 of 345

Instrumenten en bedieningsorganen125
■informatiemenu dagteller/brandstof
■ boordinformatie, in de vorm van cij‐
fercodes 3 131.
In het Uplevel-combi-display kunnen
via MENU menupagina's worden ge‐
selecteerd. Menusymbolen verschij‐
nen op de bovenste regel van het dis‐ play:
■ X Informatie- menu voertuig
■ W Informatiemenu dagteller/
brandst.
■ s Informatiemenu ECO
■ C Menu prestaties
Sommige functies op het display ver‐
schillen tussen onderweg of in stil‐
stand. Sommige functies zijn alleen
onderweg beschikbaar.
Persoonlijke instellingen 3 137. Op‐
geslagen instellingen 3 24.
Menu’s en functies selecteren U selecteert de menu's en functies
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Druk op MENU om tussen de menu's
te schakelen of om vanuit een sub‐ menu één niveau terug te gaan.
Draai aan het stelwiel om een menu-
optie te markeren of om een nume‐
rieke waarde in te stellen.
Page 128 of 345

126Instrumenten en bedieningsorganen
Druk op de toets SET/CLR om een
functie te kiezen of om een melding te bevestigen.
Informatie- menu voertuig Druk op MENU om de Informatie-
menu voertuig te selecteren of selec‐
teer X op het Uplevel-Combi-dis‐
play.
Draai aan het stelwiel om een sub‐
menu te kiezen. Druk ter bevestiging op de toets SET/CLR.
Volg de instructies in de submenu's.
Afhankelijk van de versie kunnen mo‐
gelijke submenu's zijn:
■ Eenheid : U kunt de eenheden op
de displays veranderen.
■ Bandenspanning : Controleert de
bandenspanning van alle banden
onder het rijden 3 271.
■ Bandenbelasting : Selecteer de
bandenspanningscategorie vol‐
gens de huidige werkelijke banden‐
spanning 3 271.
■ Resterende levensduur olie : Geeft
aan wanneer de motorolie ververst
en het filter vervangen moet wor‐
den 3 115.
■ Snelheidswaarschuwing : Bij over‐
schrijden van de ingestelde snel‐ heidslimiet klinkt een geluidssig‐
naal.
■ Verkeersbordherkenning : Geeft
waargenomen verkeersborden tij‐
dens het huidige traject weer.
3 216
■ Volgafstand : Toont de afstand tot
een voorligger 3 202.
Selectie en aanduiding kunnen afwij‐
ken in Midlevel- en Uplevel-Combi-
display.
Page 129 of 345

Instrumenten en bedieningsorganen127
Informatiemenu dagteller/brandst. Druk op MENU om de
Informatiemenu dagteller/brandst. te
selecteren of selecteer W op het
Uplevel-Combi-display.
Draai aan het stelwiel om een sub‐
menu te kiezen. Druk ter bevestiging
op de toets SET/CLR.
■ dagteller 1
■ dagteller 2
■ digitale snelheid
Dagteller 2 en digitale snelheid zijn
alleen beschikbaar op auto's met Uplevel-Combi-display.
Zet de dagteller terug door gedu‐
rende enkele seconden op de knop
SET/CLR op de richtingaanwijzer‐
hendel te drukken of door met het
contact aan op de resetknop tussen de snelheidsmeter en het DIC te druk‐ ken.
Bij auto’s met een boordcomputer zijn
meer submenu’s beschikbaar.
Selectie en aanduiding kunnen afwij‐
ken in Midlevel- en Uplevel-Combi-
display.
Informatiemenu dagteller/brandstof,
tripcomputer 3 135.
Informatiemenu ECO Druk op MENU om s op de bo‐
venste regel van het Uplevel-Combi-
display te selecteren.
Draai aan het stelwiel om een sub‐
menu te kiezen. Druk ter bevestiging op de toets SET/CLR.Submenu's zijn:
■Schakelindicatie : De huidige ver‐
snelling wordt aangegeven binnen
een pijl. Het cijfer erboven geeft
aan dat de bestuurder omwille van
het brandstofverbruik moet op‐
schakelen.
Eco-indexdisplay : Het actuele
brandstofverbruik wordt aangege‐
ven op een segmentdisplay. Voor
Page 130 of 345

128Instrumenten en bedieningsorganen
zuinig rijden past u uw rijeigen‐
schappen aan om de volle segmen‐ ten binnen het ECO-gebied te hou‐
den. Hoe meer segmenten er ge‐
vuld zijn, hoe hoger het brandstof‐
verbruik. Tegelijkertijd wordt het ac‐ tuele brandstofverbruik aangege‐
ven.
■ Grootverbruikers : lijst met de groot‐
ste comfortverbruikers die momen‐
teel zijn ingeschakeld, worden
weergegeven in afnemende volg‐
orde. De mogelijke brandstofbe‐
sparing wordt aangegeven. Een uit‐
geschakelde verbruiker verdwijnt
van de lijst en de verbruikswaarde
wordt bijgewerkt.
Onder bepaalde omstandigheden
activeert de motor de achterruitver‐ warming automatisch om de motorzwaarder te belasten. In dat gevalwordt de achterruitverwarming
aangeduid als een van de grootste
verbruikers, zonder dat de bestuur‐
der deze heeft geactiveerd.
■ Zuinig rijden : Weergave van de ont‐
wikkeling van het gemiddelde
brandstofverbruik over een afstand
van 50 km. Gevulde segmenten ge‐
ven het verbruik weer in stappen
van 5 km en laten het effect van de
omgeving of het rijgedrag op het
brandstofverbruik zien.
Menu prestaties
Druk op MENU om de Menu
prestaties te selecteren of selecteer
C op het Uplevel-Combi-display.
Draai aan het stelwiel om een sub‐
menu te kiezen. Druk ter bevestiging op de toets SET/CLR.
Submenu's zijn: ■ Acceleratie : Weergave van de hui‐
dige acceleratie in alle richtingen.