OPEL ASTRA K 2018.75 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018.75, Model line: ASTRA K, Model: OPEL ASTRA K 2018.75Pages: 333, PDF Size: 9.56 MB
Page 161 of 333

Klimaatregeling159Stel de temperaturen in op de gewen‐ste waarde. Met de knop aan de
passagierszijde verandert u de
temperatuur voor de passagiers‐
zijde.Met de knop aan de bestuur‐
derskant verandert u de temperatuur
voor de bestuurderskant of beide
kanten, afhankelijk van de activering
van de synchronisatie SYNC.
De geselecteerde temperatuur wordt
in het display van de knop aangege‐
ven.
Als de minimumtemperatuur Lo is
ingesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling, als de koeling A/C wordt ingeschakeld.
Wanneer u de maximumtemperatuur
Hi instelt, zorgt het klimaatregelsys‐
teem voor een maximale verwarming.
Let op
Als A/C wordt ingeschakeld, kan
door het verlagen van de ingestelde temperatuur de motor vanuit een
Autostop opnieuw worden gestart of een Autostop worden belemmerd.
Stop/Start-systeem 3 171.Temperatuursynchronisatie met
twee zones SYNC
Druk op SYNC om de temperatuur
aan passagierszijde te koppelen aan
die aan bestuurderszijde. De LED in
de knop brandt om activering aan te
geven.
Wanneer de instellingen voor de
passagierskant worden veranderd,
wordt de synchronisatie gedeacti‐
veerd en dooft de led.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien V●
Druk op V. De LED in de knop
brandt om activering aan te geven.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de ventilator draait met een hoge
snelheid.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Om terug te gaan naar de vorige modus: V indrukken; om naar
de automatische modus te gaan:
AUTO indrukken.
U kunt de instellingen van de auto‐
matische achterruitverwarming wijzi‐
gen in het menu Instellingen op het
Info-display . Persoonlijke instellingen
3 131.
Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop
verhinderd totdat er opnieuw op V
wordt gedrukt.
Als l wordt ingedrukt terwijl de
aanjager ingeschakeld is en de
motor loopt, wordt een Autostop
Page 162 of 333

160Klimaatregelingverhinderd totdat er opnieuw op l
wordt gedrukt of totdat de aanjager
uitgeschakeld wordt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Als l wordt ingedrukt terwijl de
aanjager ingeschakeld is en de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 171.
Systeem aan of uit ON/OFF
De koeling, ventilator en automati‐
sche modus kunnen worden uitge‐
schakeld door op ON/OFF te druk‐
ken. Wanneer het systeem gedeacti‐ veerd is, is de led in de toets
ON/OFF uit.
Activering door indrukken van
ON/OFF , A/C of AUTO . De LED in de
knop brandt om activering aan te
geven.Handmatige instellingen
U kunt de instellingen van het klimaat‐
regelsysteem op onderstaand
beschreven manier met de toetsen en
draaiknoppen wijzigen. Wanneer u
een instelling wijzigt, wordt de auto‐
matische modus gedeactiveerd.
Luchtdebiet Z
Druk op de linkertoets om de ventila‐
torsnelheid te verlagen of op de rech‐
tertoets om deze te verhogen. De
ventilatorsnelheid wordt aangegeven
door het aantal leds in de toets.
Wanneer u de linker toets langer
indrukt, worden de aanjager en de
koeling uitgeschakeld.
Wanneer u de rechtse toets langer
indrukt: de aanjager draait op maxi‐
mumsnelheid.
Automatische modus opnieuw
inschakelen: AUTO indrukken.
Luchtverdeling l, M , K
Druk op de betreffende toets voor de
gewenste afstelling. De LED in de
knop brandt om activering aan te
geven.
Page 163 of 333

Klimaatregeling161l:naar de voorruit en de voorpor‐
tierruiten (de airco werkt op de
achtergrond om te voorkomen
dat de ruiten beslaan)M:naar hoofdhoogte via de verstel‐
bare luchtroostersK:naar de voetenruimte en voorruit
Alle combinaties zijn mogelijk.
Automatische modus opnieuw
inschakelen: AUTO indrukken.
Koeling A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. De LED in de knop brandt
om activering aan te geven. Koeling
werkt alleen bij een draaiende motor
en ingeschakelde aanjager van de
klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en
onder de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Wanneer het koelsysteem wordt
uitgeschakeld, vereist de klimaatre‐
geling niet dat de motor wordt herstart
tijdens een Autostop. Uitzondering:
ruitontdooiing werkt en buitentempe‐
ratuur boven 0 °C vraagt om opnieuw starten.
Stop/Start-systeem 3 171.
Op het display verschijnt A/C ON
wanneer de koeling aanstaat of A/C
OFF wanneer de koeling uitstaat.Handmatig bediende
luchtrecirculatie 4
Luchtrecirculatiemodus met 4
inschakelen. De LED in de knop brandt om activering aan te geven.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op 4 te drukken.
9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De
Page 164 of 333

162Klimaatregelingkwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij
de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan
de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
l uitzetten.
Automatische luchtrecirculatie
Een luchtvochtigheidssensor scha‐
kelt automatisch over op buitenlucht
als de luchtvochtigheid in het interieur te hoog is.
Basisinstellingen U kunt instellingen wijzigen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 131.
Hulpverwarming
Luchtverwarming
Quickheat is een elektrische hulpver‐
warming die de lucht in de passa‐
giersruimte automatisch sneller
opwarmt.Luchtroosters
Verstelbare luchtroosters
Wanneer de koeling ingeschakeld is,
moet er minimaal een luchtrooster
open staan.
Open het luchtrooster door het stel‐
wiel naar het grotere symbool W te
draaien. Stel de hoeveelheid lucht bij de roosteruitlaat met het stelwiel af.
Page 165 of 333

Klimaatregeling163
Door de roosters te kantelen en te
draaien de richting van de luchttoe‐
voer instellen.
Sluit het luchtrooster door het stelwiel naar het kleinere symbool W te
draaien.
9 Waarschuwing
Geen voorwerpen bevestigen aan
de roosters van de ventilatieope‐
ningen. Kans op schade en letsel
in geval van een ongeluk.
Vaste luchtroosters
Er bevinden zich bovendien nog
luchtroosters onder de voorruit en de
zijruiten, alsook in de voetenruimte.Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat naar de motorruimte
onder aan de voorkant van de voorruit
moet voor voldoende luchttoevoer
vrijgehouden worden. Bladeren, vuil
of sneeuw verwijderen.
Pollenfilter Het microfilter ontdoet de binnenko‐
mende buitenlucht van stof, roet,
stuifmeel en sporen.
Page 166 of 333

164KlimaatregelingAirconditioning regelmatigaanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling
eenmaal per maand, ongeacht de
weersgesteldheid of het seizoen,
enkele minuten worden ingescha‐
keld. Bij te lage buitentemperaturen
kan de koeling niet worden ingescha‐ keld.
Service Om de koeling optimaal te laten
werken, is het raadzaam het klimaat‐
regelsysteem jaarlijks te laten contro‐ leren, te beginnen drie jaar na afleve‐
ring van de nieuwe auto, te weten:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen ● afvoer van condensor en verdamper reinigen
● prestatietest
Page 167 of 333

Rijden en bediening165Rijden en bedieningRijtips......................................... 166
Controle over de auto ..............166
Sturen ...................................... 166
Starten en bediening .................166
Nieuwe auto inrijden ................166
Contactslotstanden ..................166
Aan/Uit-knop ............................ 167
Vertraagde uitschakeling stroom .................................... 169
Motor starten ........................... 169
Uitrol-brandstofafsluiter ...........171
Stop/Start-systeem ..................171
Parkeren .................................. 174
Uitlaatgassen ............................. 176
Uitlaatfilter ............................... 176
Katalysator .............................. 177
AdBlue ..................................... 178
Automatische versnellingsbak ...181
Versnellingsbakdisplay ............181
Keuzehendel ........................... 182
Handmatige modus .................183
Elektronische rijprogramma's ..183
Storing ..................................... 184
Stroomonderbreking ................184Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 185
Geautomatiseerde versnellings‐ bak ............................................. 185
Versnellingsbakdisplay ............186
Keuzehendel ........................... 186
Handgeschakelde modus ........187
Elektronische rijprogramma's ..188
Storing ..................................... 188
Remmen .................................... 189
Antiblokkeersysteem ...............189
Handrem .................................. 189
Remassistentie ........................191
Hellingrem ............................... 191
Rijregelsystemen .......................192
Traction Control .......................192
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 193
Sportmodus ............................. 194
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ......................................... 195
Cruisecontrol ........................... 195
Snelheidsbegrenzer ................197
Adaptieve cruisecontrol ...........198
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing ........................................ 207
Indicatie afstand tot voorligger 209
Actieve noodrem .....................210
Parkeerhulp ............................. 213Blindehoeksysteem .................221
Achteruitkijkcamera .................223
Verkeersbordherkenning .........225
Lane keep assist .....................229
Brandstof ................................... 231
Brandstof voor benzinemotoren .....................231
Brandstof voor dieselmotoren . 233
Brandstof voor het rijden op aardgas .................................. 233
Tanken .................................... 234
Trekhaak .................................... 236
Algemene informatie ...............236
Rijgedrag en aanhangertips ....237
Aanhanger trekken ..................237
Aanhangerstabilisatie ..............241
Page 168 of 333

166Rijden en bedieningRijtips
Controle over de auto Nooit met afgezette motor rijden
In deze toestand werken veel syste‐
men niet (bijv. rembekrachtiging,
stuurbekrachtiging). Als u op deze
manier rijdt, brengt u uzelf en anderen
in gevaar.
Alle systemen werken tijdens een
Autostop.
Stop/Start-systeem 3 171.
Stationair aanjagen
Als het nodig is om de accu op te laden wegens een probleem met de
accu, moet het vermogen van de
dynamo worden vergroot. Dit kan
door stationair aanjagen, wat moge‐
lijk hoorbaar is.
Er verschijnt een bericht op het Driver Information Center.
Pedalen
Om de pedalen ongehinderd te
kunnen bedienen geen matten onder
de pedalen leggen.Gebruik alleen vloermatten die goed
passen en met de houders aan
bestuurderszijde bevestigd zijn.
Sturen Als de stuurbekrachtiging niet meerwerkt doordat de motor stopt of door
een systeemdefect, kunt u nog
steeds sturen maar is er wellicht meer
kracht nodig.Starten en bediening
Nieuwe auto inrijden
Rem niet onnodig hard tijdens de
eerste ritten.
Tijdens de eerste rit kan er rookont‐
wikkeling optreden door het verdam‐
pen van was en olie op het uitlaatsys‐ teem. Parkeer na de eerste rit de auto
enige tijd buiten en vermijd het inade‐ men van de dampen.
Tijdens het inrijden kunnen het brand‐ stof- en motorolieverbruik hoger zijn.
Ook wordt het uitlaatfilter mogelijk
vaker geregenereerd.
Uitlaatfilter 3 176.
Autostop is wellicht niet mogelijk wanneer de accu wordt opgeladen.
Contactslotstanden
Draai de sleutel op:
Page 169 of 333

Rijden en bediening1670:contact uit: Sommige functies blij‐
ven actief totdat de sleutel eruit
wordt getrokken of het bestuur‐
dersportier wordt geopend, mits
het contact van tevoren aan was1:accessoirestand: Stuurslot
losgezet, sommige elektrische
functies werken, contact is uit2:contactstand: Contact is aan,
dieselmotor gloeit voor. De
controlelampen branden en de
meeste elektrische functies
werken3:motor starten: Laat de sleutel los
nadat de motor gestart isStuurslot
Trek de sleutel uit het contactslot en
draai aan het stuurwiel totdat het vastklikt.9 Gevaar
Neem de sleutel tijdens het rijden
nooit uit het contactslot omdat
hierdoor het stuurslot wordt inge‐
schakeld.
Aan/Uit-knop
Elektronische sleutel moet in de auto
aanwezig zijn.
Accessoirestand
Druk een keer op Engine Start/Stop
zonder het koppelings- of rempedaal in te trappen. De gele led in de toetsbrandt. Het stuurslot wordt losgezet
en sommige elektrische functies
werken, contact is uit.Contactstand aan
Houd Engine Start/Stop zes secon‐
den ingedrukt zonder het koppelings- of rempedaal in te trappen. De groeneled in de toets brandt, de dieselmotor
gloeit voor. De controlelampjes bran‐
den en de meeste elektrische functies werken.Motor starten
Trap het koppelingspedaal (handge‐ schakelde versnellingsbak) of het
rempedaal (automatische of geauto‐
matiseerde versnellingsbak) in en
druk nog een keer op
Engine Start/Stop . Laat de toets los
nadat de motor gestart is.Ontsteking uit
Druk in elke modus kort op
Engine Start/Stop of wanneer de
motor draait en de auto stilstaat. Sommige functies blijven actief totdat
Page 170 of 333

168Rijden en bedieninghet bestuurdersportier wordt
geopend, mits het contact van tevo‐ ren aan was.Uitschakelen in noodsituatie tijdens
het rijden
Druk langer dan twee seconden op
Engine Start/Stop of druk er binnen
vijf seconden twee keer kort op
3 169.
Stuurslot
Het stuurslot werkt automatisch
wanneer:
● De auto stilstaat.
● Het contact uitgeschakeld is.
● Het bestuurdersportier geopend is.
Zet het stuurslot los door het bestuur‐ dersportier te openen en de sluiten en
de accessoiremodus in te schakelen
of de motor direct te starten.
9 Waarschuwing
Bij een lege accu is wegslepen, op
gang slepen of gebruik van hulp‐
startkabels niet toegestaan,
omdat het stuurslot dan niet kan worden ontgrendeld.
Bediening op auto's met
elektronisch sleutelsysteem bij
storing
Bij een storing in de elektronischesleutel of als de batterij van elektroni‐ sche sleutel bijna ontladen is, kan er
bij een startpoging Geen
afstandsbed. geregistreerd of
Vervang batterij in afstandsbedie‐
ning op het Driver Information Center
verschijnen.
Plaats alleen de elektronische sleutel in de lengterichting plat op het
zendergebied, met de toetsen naar
boven gekeerd; zie de illustratie.
Andere voorwerpen, bijvoorbeeld
andere sleutels, transponder, tags,
munten, etc., moet u van de midden‐
console af halen.
Trap het koppelingspedaal (handge‐
schakelde versnellingsbak) of het
rempedaal (automatische of geauto‐
matiseerde versnellingsbak) in en
druk op Engine Start/Stop .
Motor uitschakelen door weer op
Engine Start/Stop te drukken. Haal de
elektronische sleutel uit de midden‐
console.
Deze mogelijkheid is alleen bestemd
voor noodgevallen. Vervang de batte‐ rij van de elektronische sleutel zo
spoedig mogelijk 3 22.