OPEL COMBO 2014 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014, Model line: COMBO, Model: OPEL COMBO 2014Pages: 185, PDF Size: 4.18 MB
Page 141 of 185

Verzorging van de auto139
Nr.StroomkringF09AchterdeurschakelaarF10ClaxonF14GrootlichtF15PTCI-verwarmingF19AirconditioningF20Verwarmbare achterruitF21BrandstofpompF30MistlampenF84CNG-systeemF85StekkerdozenF86Aansteker, verwarmde stoelenF87Stop/Start-systeemF88Spiegelverwarming
Breng het deksel van de zekeringen‐
kast na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen weer aan.
Wanneer u het deksel van het zeke‐
ringenkastje niet goed sluit, kan een
storing optreden.
Zekeringenkast
instrumentenpaneel
De zekeringhouder bevindt zich ach‐
ter een kap onder op het instrumen‐
tenbord, aan bestuurderszijde.
Page 142 of 185

140Verzorging van de auto
Nr.StroomkringF12Dimlicht rechtsF13Koplampverstelling, dimlicht
linksF31Relais in zekeringenkast, relais
carrosserieregelmoduleF32InstapverlichtingF36Diagnosestekker, klimaatrege‐
ling, InfotainmentsysteemF37Instrumentenbord, remsysteemF38Centrale vergrendelingF43Wis-/wasinstallatie voorF47Elektrische ruitbedieningF48Elektrische ruitbedieningF49Buitenspiegels, Infotainment‐
systeem, parkeerhulpF51Infotainmentsysteem, remsys‐
teem, koppelingF53InstrumentenpaneelF94Stekkerdoos bagageruimteF95Aansteker, 12 V-aansluitingF96Aansteker, 12 V-aansluitingNr.StroomkringF97Verwarmde voorstoelF98Verwarmde voorstoel
Page 143 of 185

Verzorging van de auto141Boordgereedschap
Gereedschap
Bestelwagen
Het gereedschap en de boordkrik lig‐ gen in het opbergvak achter de voor‐
stoel. Trek aan de hendel voor en
schuif de stoel naar voren voor toe‐
gang tot 3 34.
Combi, Combo Tour
Het gereedschap en de krik liggen in
de bagageruimte achter een paneel
rechts.
Wiel verwisselen 3 146, Reservewiel
3 148.
Velgen en banden
Conditie van banden en velgen
Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden over scherpe randen kan schade aan
banden en velgen tot gevolg hebben.
Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een werkplaats inroepen.
Winterbanden Winterbanden verhogen bij tempera‐turen onder 7 °C de rijveiligheid en
dienen daarom om alle wielen gelegd
te worden.
Bandenmaten 185/65 R15,
195/65 R15 en 195/60 R16 C zijn toe‐
gestaan als winterbanden.
De sticker met de maximumsnelheid
in overeenstemming met de geldende wetgeving in uw land in het gezichts‐
veld van de bestuurder aanbrengen.
Page 144 of 185

142Verzorging van de autoAanduidingen op banden
Bijv. 215/60 R 16 95 H215=Bandbreedte in mm60=Hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. band‐
breedte) in %R=Type koordlagen: RadiaalRF=Type: RunFlatC=Cargo (bedrijfswagen)16=Velgdiameter in inches95=Kengetal voor draagvermo‐
gen, 95 komt bijv. overeen
met 690 kgH=Kenletter voor snelheid
Kenletter voor snelheid:
Q=Maximaal 160 km/uS=Maximaal 180 km/uT=Maximaal 190 km/uH=Maximaal 210 km/uV=Maximaal 240 km/uW=Maximaal 270 km/uBandenspanning
De bandenspanning minstens om de 14 dagen en vóór elke lange rit bij
koude banden controleren. Het reser‐ vewiel niet vergeten.
Draai het ventieldopje los.
Bandenspanning 3 172.
De voorgeschreven bandenspanning geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
Reservewiel altijd oppompen tot de
bandenspanning bij maximale bela‐
ding.
Een onjuiste bandenspanning beïn‐
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofver‐
bruik negatief en verhoogt de ban‐
denslijtage.
De bestuurder is verantwoordelijk voor het juist instellen van de ban‐
denspanningswaarden.9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
Profieldiepte
Regelmatig de profieldiepte controle‐
ren.
Om veiligheidsredenen de banden te
vervangen wanneer een profieldiepte
van 2–3 mm (4 mm voor winterban‐ den) is bereikt.
Om veiligheidsredenen is het aan te
bevelen dat de profieldiepte van de banden op één as niet meer dan
2 mm verschilt.
Page 145 of 185

Verzorging van de auto143
De wettelijk toegestane minimumpro‐
fieldiepte (1,6 mm) is bereikt wanneer het profiel tot aan één van de slijtage- indicatoren (TWI = Tread Wear Indi‐
cator) is afgesleten. De locatie hier‐ van is met markeringen op de zijkant
van de band weergegeven.
Is de slijtage voor groter dan achter,
dan de voorbanden regelmatig om‐
wisselen met de achterbanden. De
draairichting van de wielen moet de‐
zelfde als voorheen zijn.
Banden verouderen ook wanneer er
niet mee gereden wordt. Wij raden u
aan de banden om de 6 jaar te ver‐
vangen.
Van banden- en velgmaat
veranderen
Bij het gebruik van banden met een
andere bandenmaat dan af fabriek
gemonteerd, moeten mogelijk de
snelheidsmeter en de voorgeschre‐
ven bandenspanning geherprogram‐
meerd worden en moeten er eventu‐
eel andere aanpassingen aan de auto
worden verricht.
Na montage van banden met een an‐ dere bandenmaat de sticker met de
bandenspanning laten vervangen.9 Waarschuwing
Het gebruik van ongeschikte ban‐
den of velgen kan tot ongelukken
leiden en maakt de typegoedkeu‐
ring van het voertuig ongeldig.
Wieldoppen
Gebruik wieldoppen en banden die
door de fabriek voor de desbetref‐
fende auto zijn goedgekeurd en daar‐
mee aan alle eisen voor de desbe‐
treffende combinatie van wielen en
banden voldoen.
Indien geen wieldoppen en banden
worden gebruikt die door de fabriek
zijn goedgekeurd, mogen de banden
niet voorzien zijn van een velgbe‐
schermingsrand.
Wieldoppen mogen de koeling van de remmen niet belemmeren.9 Waarschuwing
Het gebruik van ongeschikte ban‐
den of wieldoppen kan tot plotse‐
ling drukverlies leiden met onge‐
lukken als mogelijk gevolg.
Page 146 of 185

144Verzorging van de autoSneeuwkettingen
Sneeuwkettingen zijn alleen toege‐
staan op de vooras.
Fijne sneeuwkettingen gebruiken, die (inclusief kettingslot) maximaal
10 mm buiten het loopvlak en de bin‐
nenkant van de band uitsteken.
Rijd met sneeuwkettingen maximaal
50 km/u.
9 Waarschuwing
Beschadigingen kunnen een klap‐
band veroorzaken.
Bandenreparatieset
Lichte beschadigingen van het loop‐
vlak van de banden kan met de ban‐
denreparatieset worden verholpen.
Vreemde voorwerpen niet uit de ban‐
den verwijderen.
Beschadigingen die groter zijn dan
4 mm of die in de bandwang zitten,
kunnen niet met de bandenreparatie‐ set worden verholpen.9 Waarschuwing
Niet sneller rijden dan 80 km/u.
Niet langdurig gebruiken.
Bestuurbaarheid en rijeigen‐
schappen worden mogelijk nade‐
lig beïnvloed.
Bij bandenpech:
Handrem aantrekken en eerste of
achteruitversnelling inschakelen.
De bandenreparatieset kan onder de
voorstoel, in het handschoenenkastje
of rechts in de bagageruimte achter een klep liggen.
1. Haal de bandenreparatieset uit de
auto.
2. Verwijder de compressor.
3. Zet de compressor rechtop bij de band.
4. Ventieldop van defecte band los‐ schroeven.
Page 147 of 185

Verzorging van de auto145
5. Schroef de flexibele vulslang ophet ventiel.
6. De schakelaar van de compres‐ sor moet op J staan.
7. Steek de compressorstekker in de
12V-aansluiting of de aansteke‐
raansluiting.
Om te voorkomen dat de accu
leegraakt, is het raadzaam de mo‐
tor te laten draaien.8. Zet de wipschakelaar van de com‐
pressor op I. De band wordt nu
met afdichtmiddel gevuld.
9. Al het afdichtmiddel wordt in de band gepompt. Daarna wordt de
band opgepompt.
Bandenspanning 3 172. Schakel
de compressor uit wanneer de
juiste bandenspanning is bereikt.
10. Demonteer de bandenreparatie‐ set als de druk niet binnen
5 minuten tot 1,5 bar opgelopen
is. De auto één wielomwenteling
verplaatsen. De bandenreparatie‐ set weer aansluiten en het vulpro‐
ces 5 minuten lang voortzetten.
De band is te zeer beschadigd als de druk niet binnen nog eens
5 minuten tot 1,8 bar opgelopen
is. De hulp van een werkplaats in‐ roepen.
De compressor niet langer dan
20 minuten laten werken.
11. Maak de bandenreparatieset los.
12. Eventueel vrijgekomen afdicht‐ middel met een doek verwijderen.
13. Het op de fles met afdichtmiddel aanwezige etiket met de maxi‐
maal toelaatbare snelheid in het
gezichtsveld van de bestuurder
aanbrengen.
14. De rit onmiddellijk voortzetten, zo‐
dat het afdichtmiddel zich gelijk‐
matig in de band kan verspreiden. Na ca. 10 km rijden (uiterlijk na
10 minuten) stoppen en de ban‐
denspanning controleren. Hier‐
voor de luchtslang van de com‐
pressor rechtstreeks op bandven‐ tiel en compressor schroeven.
Page 148 of 185

146Verzorging van de auto
Bij een bandenspanning hoger
dan 1,8 bar, de bandenspanning
op de voorgeschreven waarde
brengen. Procedure herhalen tot‐ dat de bandenspanning niet meer
afneemt.
Bij een bandenspanning lager
dan 1,8 bar, de auto niet meer ge‐ bruiken. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
15. Bandenreparatieset in de baga‐ geruimte opbergen.
Let op
De rijeigenschappen van de her‐
stelde band zijn veel minder goed,
laat deze band daarom vervangen.
Bij abnormale geluiden of sterke ver‐
hitting van de compressor, deze uit‐
schakelen en laten afkoelen.
Let op de vervaldatum van de set.
Na deze datum is niet meer gega‐
randeerd dat het middel nog goed
afdicht. Op de bewaarinstructies op
de fles met afdichtmiddel letten.
Gebruikte fles met afdichtmiddel
vervangen. Afvoeren volgens de
desbetreffende wettelijke voorschrif‐ ten.
De compressor en het afdichtmiddel zijn vanaf ca. -20 °C te gebruiken.
Blik afdichtmiddel vervangen Vervang het blik afdichtmiddel als
volgt:
1. Ontkoppel de luchtslang van de compressor.
2. Til het blik linksom draaiend eruit.
3. Plaats het nieuwe blik rechtsom draaiend.
4. Sluit de luchtslang van de com‐ pressor aan op het blik en breng
de flexibele vulslang op zijn plaats
aan.
Wiel verwisselen Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset 3 144.
Page 149 of 185

Verzorging van de auto147
De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
■ Auto op een vlakke, stevige en slip‐
vrije ondergrond parkeren. Voor‐
wielen in de rechtuitstand draaien.
■ Handrem aantrekken en eerste of achteruitversnelling inschakelen.
■ Reservewiel verwijderen 3 148.
■ Nooit meerdere wielen tegelijkertijd
vervangen.
■ Gebruik de krik alleen om een wiel te wisselen in geval van banden‐
pech en niet voor de jaarlijkse mon‐
tage van winter- of zomerbanden.
■ Bij een zachte ondergrond, een ste‐
vige plank (max. 1 cm dik) onder de
krik leggen.
■ In de op te krikken auto mogen zich
geen personen of dieren bevinden.
■ Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
■ Opgekrikte auto niet starten.
■ Reinig de wielmoeren en de draad met een schone doek voordat u het
wiel plaatst.9 Waarschuwing
Vet de wielbout, de wielmoer en
de conus van de wielmoer niet in.
1. Wielmoerdoppen met een schroe‐
vendraaier loswippen en verwij‐
deren. Trek de wieldop met ge‐
schikt gereedschap eraf.
2. Plaats de wielsleutel goed en draai elke wielmoer met een halve
slag los.
3. Er zijn hefpunten voor en achter op de auto.
Page 150 of 185

148Verzorging van de auto
4.Zet de krik op de vereiste hoogte.
Zet deze zo onder het krikpunt dat losschieten onmogelijk is.
Plaats de krik goed en draai eraantotdat het wiel van de ondergrond
loskomt.
5. Draai de wielmoeren los.
6. Wiel verwisselen. Reservewiel 3 148.
7. Draai de wielmoeren erop.
8. Auto laten zakken.
9. Wielsleutel aanbrengen, let er hierbij op dat deze stevig vastzit
en de wielmoeren kruiselings
aanhalen. Het aanhaalkoppel is
85 Nm (stalen velg) of 120 Nm
(lichtmetalen velg).
10. Wieldop voor het aanbrengen zo verdraaien dat de ventielopeningover het bandventiel valt.
Wielmoerdoppen aanbrengen.
11. Het vervangen wiel 3 148 en het
boordgereedschap 3 141 opber‐
gen.
12. Bandenspanning en het aanhaal‐ koppel van de wielmoeren van het
gemonteerde wiel zo spoedig mo‐ gelijk controleren.
Defecte band zo spoedig mogelijk la‐
ten vervangen of repareren.
Reservewiel Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset 3 144.
Het reservewiel kan afhankelijk van de uitvoering en de landelijke bepa‐
lingen ook als compact reservewiel
(thuiskomer) worden aangemerkt.Voorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
Afhankelijk van de modelvariant zit
het reservewiel onder de vloer of in de
bagageruimte.
1. Bevestig het verlengstuk 2 aan de
wielsleutel 1. Boordgereedschap
3 141.