stop start OPEL COMBO D 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017.5, Model line: COMBO D, Model: OPEL COMBO D 2017.5Pages: 203, PDF Size: 4.71 MB
Page 119 of 203

Rijden en bediening117Uitschakelen
Deactiveer het Stop/Start-systeem
handmatig met ^ in de middencon‐
sole. LED in de knopt brandt ter
bevestiging van deactiveren.
Afhankelijk van de versie kan er ook
een bijbehorend bericht, bijv.
Start&Stop uitgeschakeld , op het
Driver Information Center verschijnen
3 90.
Autostop
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat,
activeer dan een Autostop zoals hier‐ onder beschreven:
● Trap het koppelingspedaal in
● Zet de hendel in de neutraalstand
● Laat het koppelingspedaal los
De motor wordt afgezet terwijl het contact ingeschakeld blijft.
Autostop wordt aangegeven door
knipperen van controlelamp ^ op het
Driver Information Center 3 90.
Tijdens een Autostop blijven de verwarming, de stuurbekrachtiging
en de remprestaties onveranderd.
Voorzichtig
Tijdens een Autostop werkt de
stuurbekrachtiging wellicht minder goed.
Voorwaarden voor een Autostop
Het Stop/Start-systeem controleert of aan elk van de volgende voorwaar‐
den is voldaan. Anders is een Auto‐
stop niet mogelijk.
● het Stop/Start-systeem is niet handmatig uitgeschakeld
● de motorkap is volledig gesloten
● het bestuurdersportier is geslo‐ ten en de veiligheidsgordel van
de bestuurder is vastgemaakt
● de accu is voldoende opgeladen en in goede staat
● de motor is opgewarmd
● de motorkoeltemperatuur is niet te hoog
● de temperatuur van de uitlaat‐ gassen is niet te hoog, bijv. na
ritten met een hoge motorbelas‐
ting
Page 120 of 203

118Rijden en bediening●de omgevingstemperatuur is niet
te laag
● de klimaatregeling laat een Auto‐
stop toe
● de zelfreinigende functie van het roetfilter is niet actief
● de auto is verreden sinds de laat‐
ste Autostop
● het remvacuüm is voldoende
● de voorruitenwissers werken niet
met hoge snelheid
● achteruitversnelling wordt niet ingeschakeld
● achterruitverwarming werkt niet
Buitentemperaturen rond het vries‐ punt kunnen een Autostop verhinde‐
ren.
Bij auto's met geautomatiseerde
versnellingsbak kan een Autostop tot
een snelheid van ong. 10 km/u
geblokkeerd zijn.
Onmiddellijk na het rijden op de snel‐ weg kan mogelijk geen Autostop
gebeuren.
Nieuwe auto inrijden 3 114.Ontlaadbeveiliging accu
Om het betrouwbaar opnieuw starten
van de motor te garanderen, zijn er
verschillende ontlaadbeveiligingen van de accu ingevoerd als onderdeel
van het stop-startsysteem.
Motor opnieuw startenHandgeschakelde versnellingsbak
De keuzehendel moet in neutraal
staan om automatisch herstarten
mogelijk te maken.
Bedien het koppelingspedaal om de
motor te herstarten.
Geautomatiseerde versnellingsbak
Als de hefboom in de stand N staat,
selecteer dan een andere versnelling, of laat anders het rempedaal los of zet
de hendel in +, – of R om automatisch
opnieuw te starten.
Als een elektrische accessoire, bijv.
een draagbare cd-speler op de elek‐
trische aansluiting is aangesloten,
merkt u mogelijk een korte span‐
ningsdaling tijdens het herstarten.Motor opnieuw starten met de
sleutel
In een van de volgende situatiestijdens een Autostop moet u de auto
handmatig met de sleutel starten.
● de veiligheidsgordel van de bestuurders is losgemaakt en het
bestuurdersportier is geopend
● na het uitschakelen van de motor
zijn er drie minuten verstreken
In deze situatie knippert ^ op het
Driver Information Center en klinkt er
een geluidssignaal. Afhankelijk van
de versie kan er een bijbehorend
bericht op het Driver Information
Center verschijnen 3 90.
Storing
Als controlelampje Æ op de instru‐
mentengroep oplicht, is er een storing
in het Stop/Start-systeem 3 89.
Afhankelijk van de versie licht 9 als
alternatief op als controlelampje Æ
niet aanwezig is. Er kan een bijbeho‐
rend waarschuwingsbericht, bijv.
Start&Stop niet beschikb. , op het
Driver Information Center verschijnen
3 90.
Page 122 of 203

120Rijden en bedieningUitlaatgassen9Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij
inademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de
passagiersruimte dringen, de
ruiten openen. Oorzaak van de
storing door een werkplaats laten
verhelpen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte
binnen kunnen dringen.
Roetfilter
Het dieselpartikelfilter verwijdert
schadelijke roetdeeltjes uit de uitlaat‐
gassen. Het systeem heeft een zelf‐
reinigende functie die tijdens het
rijden automatisch wordt geactiveerd,
zonder dat hier een melding over
verschijnt. Het filter wordt geregene‐
reerd door achtergebleven roetdeel‐
tjes periodiek bij een hoge tempera‐
tuur te verbranden. Dit proces vindt in bepaalde rijomstandigheden automa‐
tisch plaats en kan tot 25 minuten
duren. Dit duurt in de regel
15 minuten. Autostop is niet beschik‐
baar en het brandstofverbruik ligt
mogelijk hoger. Enige geur- en rook‐
ontwikkeling tijdens deze procedure
is normaal.
Onder bepaalde rijomstandigheden,
bijv. bij korte ritten, kan het systeem
zichzelf niet automatisch reinigen.
Wanneer het filter geregenereerd
moet worden maar de recente rijom‐ standigheden geen automatische
regeneratie toelieten, knippert contro‐
lelamp %. Afhankelijk van de versie
kan er ook een waarschuwingsbericht op het Driver Information Center
verschijnen 3 90.
Controlelampje % brandt wanneer
het roetfilter vol is. Start het regene‐
reren zo snel mogelijk om schade aan
de motor te vermijden.
Regeneratieproces
Blijf rijden om het regeneratieproces
te activeren en houd het motortoeren‐
tal boven 2000 omw/min. Indien
nodig terugschakelen. De regenera‐
tie van het dieselpartikelfilter wordt
dan gestart.Voorzichtig
Wordt het reinigingsproces onder‐ broken, dan bestaat het risico dater zware motorschade ontstaat.
De regeneratie verloopt het snelst bij
hoge motortoeren en een zware
belasting.
Controlelampje % dooft zodra de
zelfreiniging is afgerond.
Page 124 of 203

122Rijden en bedieningBij bediening het koppelingspedaal
helemaal intrappen. Uw voet niet op
het pedaal laten rusten.Voorzichtig
Het wordt afgeraden uw hand
tijdens het rijden op de schakel‐
pook te laten rusten.
Wanneer schakelen met het oog op
het brandstofverbruik wordt aanbevo‐
len, gaat controlelamp [ of Ò op het
Driver Information Center branden.
Schakelcontrolelampje 3 85.
Stop/Start-systeem 3 116.
Geautomatiseerde
versnellingsbak
Met de geautomatiseerde versnel‐
lingsbak (MTA) is zowel handmatig
schakelen (handgeschakelde
modus) als automatisch schakelen
(automatische modus) mogelijk;
beide met automatische bediening van de koppeling.
Versnellingsbakdisplay
Weergave van modus en actuele
versnelling.
Motor starten
Bij het starten van de motor het
rempedaal intrappen.
Als het rempedaal niet ingetrapt is,
klinkt er een geluidssignaal 3 96 en
kan de motor niet worden gestart.
Afhankelijk van de versie kan er een
bijbehorend waarschuwingsbericht,
bijv. Rempedaal indrukken , op het
Driver Information Center verschijnen
3 90.
Let op
Het volume van het geluidssignaal kan ook via het Driver Information
Center worden aangepast 3 90.
Bij het intrappen van het rempedaal
schakelt de versnellingsbak automa‐ tisch naar N (neutraalstand) en de
motor kan worden gestart. Dit gebeurt
mogelijk met enige vertraging.
Autostop
Als de schakelhefboom tijdens een
Autostop in de stand N staat, selec‐
teer dan een andere versnelling, of laat anders het rempedaal los of zet
de hendel in +, – of R om de motor
automatisch opnieuw te starten.
Page 125 of 203

Rijden en bediening123Stop/Start-systeem 3 116.
Keuzehendel
De keuzehendel altijd zover mogelijk
in de gewenste richting bewegen.
Let op
Houd de keuzehendel niet in een
tussengelegen stand. Bij het niet
geheel inschakelen van een versnel‐ ling kan er een storing ontstaan en
verschijnt er mogelijk een bericht op
het Driver Information Center.
Zet de keuzehendel weer in de
middelste stand. Na korte tijd
verschijnt N op het Driver Informa‐
tion Center en werkt het systeem
weer normaal.
Driver Information Center 3 90.
Na het selecteren van A/M, + of - en
het loslaten van de keuzehendel gaat de hendel automatisch terug naar de
middelste stand.N:neutrale stando:rijstandA/
M:wisselen tussen automatische
en handgeschakelde modus
In de automatische modus
staat er AUTO op het versnel‐
lingsbakdisplay.R:achteruitversnelling
Uitsluitend inschakelen als de
auto stilstaat. Bij inschakeling
van de achteruitversnelling
staat er "R" op het versnel‐
lingsbakdisplay.+:opschakelen naar een hogere
versnelling–:terugschakelen naar een
lagere versnellingVoorzichtig
Rijd bij voorkeur niet met de hand
voortdurend op de selectorhendel.
Wegrijden
Bij het starten van de motor het
rempedaal intrappen en de keuze‐
hendel naar + bewegen om de
eerste versnelling in te schakelen.
Schakel op of terug door de keuze‐
hendel op + of - te zetten.
U kunt versnellingen overslaan door
de schakelhendel herhaaldelijk met
korte tussenpozen te bewegen.
Bij het kiezen van een onjuiste
versnelling wordt de bestuurder
gewaarschuwd door een akoestisch
geluidssignaal in combinatie met een
bericht op het Driver Information
Center 3 90. Het systeem schakelt
automatisch terug naar de meest
geschikte versnelling.
Bij het selecteren van R wordt de
achteruitversnelling ingeschakeld.
Na het loslaten van het rempedaal
rijdt de auto langzaam weg. Om snel
Page 130 of 203

128Rijden en bedieningTrap om minder kracht te hoeven
uitoefenen bij het aantrekken van
de handrem tegelijkertijd het
rempedaal in.
Bij aangetrokken handrem klinkt er
vanaf een bepaalde snelheid een
geluidssignaal.
Let op
Het volume van het geluidssignaal kan ook via het Driver Information
Center worden aangepast 3 90.
Controlelamp R 3 84.
Remassistentie Bij het snel en krachtig intrappen van
het rempedaal wordt automatisch met de maximale remkracht (noodstop)
geremd.
De druk op het rempedaal niet
verminderen, zolang er maximaal
geremd moet worden. Bij het loslaten
van het rempedaal wordt de
remkracht automatisch verminderd.
Hellingrem
Het systeem voorkomt onbedoeld
bewegen bij het wegrijden op hellin‐
gen.
Wanneer u het rempedaal loslaat
nadat u op een helling bent gestopt, blijft de rem nog gedurende
2 seconden ingeschakeld. De
remmen worden automatisch losge‐
zet zodra de auto optrekt of de vast‐
houdtijd van twee seconden is
verstreken.
Als controlelamp Z 3 85 onderweg
oplicht, is er een storing in de helling‐
rem. Afhankelijk van de versie kan er een bijbehorend waarschuwingsbe‐
richt, bijv. Hill holder niet beschikb. ,
op het Driver Information Center
verschijnen 3 90. De hulp van een
werkplaats inroepen om de storing te
laten verhelpen.
De hellingrem werkt niet tijdens een
Autostop.
Stop/Start-systeem 3 116.
Page 146 of 203

144Verzorging van de auto
Veiligheidspal zijwaarts verplaatsen
en de motorkap openen.
Motorkapsteun vastzetten.
Als de motorkap wordt geopend
tijdens een Autostop, wordt de motor
om veiligheidsredenen automatisch herstart.
Stop/Start-systeem 3 116.
Sluiten Druk alvorens de motorkap te sluiten
de steun in de houder.
Laat de motorkap zakken en laat
deze vanaf een lage hoogte
(20-25 cm) in de grendel vallen.
Controleer of de motorkap vergren‐
deld is.Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Motorolie
Controleer het oliepeil ook regelmatig
manueel om schade aan de motor te voorkomen. Vergewis u ervan dat de
gebruikte olie de juiste specificatie
heeft. Aanbevolen olie en smeermid‐
delen 3 180.
Controlelampje motoroliepeil laag S
3 88.
Het maximale motorolieverbruik is 0,6 liter per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op
bedrijfstemperatuur zijn en minstens
vijf minuten uitgeschakeld zijn
geweest.
Oliepeilstok uittrekken, afvegen, tot
aan de aanslag van de handgreep
weer insteken, opnieuw uittrekken en het motoroliepeil aflezen.
Peilstok tot aan de aanslag van de
handgreep insteken en een halve
slag draaien.
Let op
Afhankelijk van de motor worden er mogelijk verschillende oliepeilstok‐
ken gebruikt.
Page 150 of 203

148Verzorging van de autoAccu
De accu bevindt zich in de motor‐
ruimte.
De accu van de auto is onderhouds‐
vrij als het rijgedrag zodanig is dat
deze voldoende wordt opgeladen. Bij korte ritten en veelvuldig starten kan
de accu ontladen raken. Vermijd het
gebruik van onnodige elektrische
verbruikers.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan
vier weken achtereen stilstaat, kan de accu ontladen raken. Poolklem van
de minpool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
kelde ontsteking aansluiten en
loskoppelen.
Ontlaadbeveiliging van accu 3 105.
Accu vervangen Let op
Elke afwijking van de in deze para‐ graaf gegeven instructies kan leiden
tot een tijdelijke uitschakeling van
het stop-startsysteem.
Vervang bij auto's met een Stop/
Start-systeem de accu altijd door de
juiste accu. Het wordt geadviseerd de accu door een werkplaats te laten
vervangen.
Stop/Start-systeem 3 116.Accu opladen9 Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kan de
accu beschadigd raken.
9 Gevaar
Voor voldoende ventilatie zorgen
bij het opladen van de accu. Er bestaat gevaar voor ontploffing als gassen die tijdens het opladen
worden gevormd kunnen blijven hangen!
Starthulp gebruiken 3 172.
Page 160 of 203

158Verzorging van de autoNr.StroomkringF09AchterdeurschakelaarF10ClaxonF14GrootlichtF15Hulpverwarming PTCIF19AirconditioningF20Verwarmbare achterruitF21BrandstofpompF30MistlampenF84CNG-systeemF85StekkerdozenF86Aansteker/Verwarmde stoelenF87Stop/Start-systeemF88Spiegelverwarming
Breng het deksel van de zekeringen‐
kast na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen weer aan.
Wanneer u het deksel van het zeke‐
ringenkastje niet goed sluit, kan een
storing optreden.
Zekeringenkast
instrumentenpaneel
De zekeringhouder bevindt zich
achter een kap onder op het instru‐ mentenpaneel.
In auto's met stuurwiel links; aan de linkerkant van het instrumentenpa‐
neel of, bij auto's met stuurwiel rechts; aan de rechterkant van het instru‐
mentenpaneel.
Page 181 of 203

Service en onderhoud179Service en
onderhoudAlgemene informatie ..................179
Service-informatie ...................179
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............180
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................180Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide en actuele service‐
schema voor uw auto is beschikbaar in de werkplaats.
Service-display 3 78.
Motoraanduiding 3 183.
Europese service-intervallen
Benzine- en CNG-motoren
Laat uw auto onderhouden om de
30.000 km of na twee jaar, wat het eerst van toepassing is.
Dieselmotoren
Tenzij anders vermeld op het Driver
Information Center moet aan de auto
om de 35.000 km, of na twee jaar, wat het eerst voorkomt, onderhoud
worden gepleegd 3 90.Bij een zwaardere belasting, bijv. bij
taxi's en politievoertuigen, geldt
wellicht een korter onderhoudsinter‐
val.
Service-display 3 78.
Internationale service-intervallen
Onderhoud van uw auto is nodig om
de 20.000 km of na één jaar, afhan‐
kelijk van wat zich het eerst voordoet,
tenzij anders aangegeven op het
service-display.
De internationale service-intervallen
gelden voor:
Albanië, Wit-Rusland, Bosnië-Herze‐
govina, Georgië, Macedonié, Molda‐
vië, Montenegro, Servië, Oekraïne.
Er is sprake van zware bedrijfsom‐
standigheden als een of meer van de
volgende situaties vaak voorkomt-/
en: Koude starts, vaak stoppen en
optrekken, rijden met een aanhanger, rijden in de bergen, rijden op slechte
en rulle wegdekken, ernstige lucht‐
vervuiling, zand en veel stof in de
lucht, rijden op grote hoogtes en
aanzienlijke temperatuurwisselingen.
In deze zware omstandigheden
moeten bepaalde