OPEL COMBO E 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019, Model line: COMBO E, Model: OPEL COMBO E 2019Pages: 287, PDF Size: 10.29 MB
Page 211 of 287

Rijden en bediening209oliën, stookolie etc.) is streng
verboden (vanwege het gevaar
voor schade aan motor en brand‐ stofsysteem).
Let op
De enige toegestane diesel-additie‐ ven zijn additieven die voldoen aan
de norm B715001.
Rijden bij lage temperaturen
Bij temperaturen onder 0 °C kunnensommige dieselproducten met bijge‐
mengde biodiesel aankoeken, bevrie‐
zen of gelvormig worden, waardoor
het brandstoftoevoersysteem moge‐ lijk minder goed werkt. Starten en
draaien van de motor werken moge‐
lijk niet goed. Tank bij temperaturen
onder 0 °C altijd winterdiesel.
Bij temperaturen onder -20 °C kan
dieselbrandstof met een kwaliteit voor
zeer lage temperaturen worden
gebruikt. Gebruik deze brandstofkwa‐ liteit bij voorkeur niet in warme of
tropische klimaten, omdat hierdoor de
motor kan afslaan of slecht start en
het brandstofinspuitsysteem schade
kan oplopen.
Tanken9 Gevaar
Schakel het contact en externe
verwarmingen met verbrandings‐ kamers uit alvorens te beginnenmet tanken.
Volg de bedienings- en veilig‐
heidsinstructies van het tanksta‐
tion tijdens het tanken.
9 Gevaar
Brandstof is brandbaar en explo‐
sief. Niet roken. Geen open vuur
of vonken.
Wanneer u brandstof in de auto
kunt ruiken, dient u de oorzaak daarvan onmiddellijk door een
werkplaats te laten verhelpen.
Een label met symbolen aan de
binnenkant van de tankvulklep geeft
de toegestane brandstofsoorten aan.
In Europa zijn de vulpistolen op de
tankstations voorzien van dezelfde
symbolen. Tank alleen de toegestane
brandstofsoort.Voorzichtig
Wanneer u foute brandstof hebt
getankt, mag u het contact niet
aanzetten.
De tankklep zit achteraan aan de
linkerzijde van de auto.
Als de auto is uitgerust met een elek‐
tronisch sleutelsysteem, kan de tank‐
klep alleen worden geopend als de
auto ontgrendeld is. Ontgrendel
afhankelijk van de versie de tankklep
Page 212 of 287

210Rijden en bedieningdoor tegen de klep te duwen of door
aan de hoek rechtsonder ervan te
trekken.
Benzine en diesel tanken
Steek afhankelijk van de versie de
sleutel in het slot en ontgrendel de
dop.
Open de tank door de dop langzaam
linksom te draaien.
Hang tijdens het tanken de tankdop
aan de haak aan de binnenzijde van
de tankvulklep.
Plaats het pistool recht in de vulpijp
en druk het met enige kracht naar
binnen.
Schakel om te tanken het vulpistool
in.
Na het automatisch afslaan kunt de
tank nog maximaal twee keer door
drukken op het pistool helemaal vol
maken.Voorzichtig
Gemorste brandstof onmiddellijk
afwassen.
Om hem te sluiten, draait u de tank‐
dop rechtsom tot hij vastklikt.
Klepje sluiten en vastklikken.
Tankdop Gebruik uitsluitend originele tankdop‐pen.
Auto's met een dieselmotor hebben
een speciale tankdop.
Trekhaak
Algemene informatie
Alleen trekhaken gebruiken die voor
uw auto zijn goedgekeurd.
Het achteraf monteren van een trek‐
haak door een werkplaats laten
uitvoeren. Zo nodig wijzigingen in de
auto aanbrengen, zoals in het koel‐
systeem, de hitteschilden of andere
uitrusting.
De lamp-uitvaldetectie van het
aanhangerremlicht constateert geen
afzonderlijke lampuitval, bijv. bij vier
lampen van elk 5 W wordt er pas
uitval geconstateerd, wanneer
slechts één lamp van 5 W of geen van
de lampen blijft branden.
Door montage van een trekhaak
wordt de opening voor het sleepoog
mogelijk afgedekt. Maak in dat geval
gebruik van een kogelstang. Bewaar
de kogelstang altijd in de auto zodat
u deze waar nodig bij de hand hebt.
Page 213 of 287

Rijden en bediening211Rijgedrag en aanhangertips
Alvorens een aanhangwagen aan te
koppelen, de kogel van de trekhaak
smeren. Bij gebruik van een trillings‐ demper die slingerbewegingen
dempt en op de koppelingskogel
inwerkt, mag de kogel niet worden
gesmeerd.
Rijd niet sneller dan 80 km/h bij het
trekken van een aanhanger. Een
maximumsnelheid van 100 km/h is
alleen mogelijk als een trillingsdem‐
per wordt gebruikt en het toegestane
maximale aanhangergewicht niet
boven het leeggewicht van het voer‐
tuig komt.
Gebruik van een trillingsdemper
wordt sterk aanbevolen bij aanhan‐
gers met een geringe rijstabiliteit en
caravans.
Als de aanhanger begint te slingeren, langzamer gaan rijden, niet tegenstu‐
ren en zo nodig krachtig remmen.
Bergafwaarts dezelfde versnelling
inschakelen als bergopwaarts en
ongeveer dezelfde snelheid aanhou‐
den.Bandenspanning instellen op de
waarde voor maximale belading
3 270.
Aanhanger trekken Trekgewicht
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht hangt af van de auto en de
motor en mag niet worden overschre‐
den. Het werkelijke trekgewicht is het verschilt tussen het werkelijke totaal‐
gewicht van de aanhanger en het
werkelijke kogelgewicht in aangekop‐
pelde toestand.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht staat in de autopapieren
vermeld. Dit geldt over het algemeen
voor hellingspercentages tot max.
12%.
De toelaatbare aanhangerbelasting
geldt voor de vermelde hellingshoek
en op zeeniveau. Omdat het motor‐
vermogen bij toenemende hoogte
door de lagere luchtdichtheid daalt en het klimvermogen daardoor afneemt,
moet het maximaal toelaatbare trein‐
gewicht voor elke 1000 meter hoog‐
tetoename met 10% worden vermin‐derd. Bij het rijden op wegen met een
gering hellingspercentage (minder
dan 8%, bijv. snelwegen) hoeft het
maximaal toelaatbare treingewicht niet te worden verminderd.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht mag niet worden overschreden.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht staat op het typeplaatje 3 261
vermeld.
Kogeldruk
De kogeldruk is de kracht waarmee de aanhanger op de koppelingskogel drukt. De gewichtsverdeling bij het
laden van de aanhanger is van
invloed op de kogeldruk.
De maximaal toelaatbare kogeldruk
staat op het typeplaatje van de trek‐
haak en in de autopapieren vermeld.
Streef altijd de maximale verticale
kogeldruk na, vooral bij zware
aanhangers. Nooit rijden met een
kogeldruk lager dan 25 kg.
Page 214 of 287

212Rijden en bedieningAchterasbelastingBij een aangekoppelde aanhanger en een maximale belading van de auto,
mag de toelaatbare achterasbelas‐
ting (zie typeplaatje of autopapieren)
worden verhoogd met 60 kg, maar het
toelaatbare totaalgewicht mag niet
worden overschreden. Wordt de
toelaatbare achterasbelasting over‐
schreden, dan geldt een maximum‐
snelheid van 100 km/h.
Trekhaak Afhankelijk van de versie kan de auto
worden uitgerust met een kogelstang
met een afneembare of vaste koppe‐
ling.
Type AVoorzichtig
Bij het rijden zonder aanhanger,de kogelstang demonteren.
Bevestiging van de kogelstang
1. Zet de hefboom in de achterste stand.
2. Reinig de contactpunten met eenzachte schone doek.
3. Steek de kogelstang in deopening en druk deze stevig tot
aan de aanslag.
Zet de kogelstang goed vast door
de hefboom in de vergrendelde
stand te zetten, zie afbeelding.
4. Koppel de aanhanger aan.
Page 215 of 287

Rijden en bediening213
5.Sluit de stekker van de aanhanger
aan op de aansluiting.
6. Haak de afbreekbeveiligingskabel
in het oog op de drager.
9 Waarschuwing
Rijden met een aanhanger is
alleen toegestaan bij een correct
gemonteerde kogelstang. Als u de kogelstang niet correct gemon‐
teerd krijgt, de hulp van een werk‐ plaats inroepen.
Demontage kogelstang
1. Ontkoppel de stekker van de aanhanger.
2. Maak de afbreekbeveiligingska‐ bel los.
3. Rijd de aanhanger weg.
4. Zet de hefboom van de kogel‐ stang in de achterste stand.Verwijder de kogelstang dooreraan te trekken.
5. Zet de hefboom van de kogel‐ stang in de voorste stand.
Page 216 of 287

214Rijden en bedieningType B
1.Sluit de stekker van de aanhanger
aan op de aansluiting en haak de
afbreekbeveiligingskabel in het
oog op de drager.
2. Koppel de aanhanger aan.
Type C
1. Verwijder de veiligheidssplitpen.
2. Trek aan de hefboom en open de trekring.
3.Koppel de aanhanger aan, sluit de
trekring en breng de splitpen aan.
4. Sluit de stekker van de aanhanger
aan op de aansluiting en bevestig de afbreekbeveiligingskabel aan
het oog op de drager.
Aanhangerstabilisatie Als het systeem een sterke slinger‐
beweging registreert, dan wordt het
motorvermogen verlaagd en de auto /
aanhangercombinatie afgeremd
totdat de slingerbeweging stopt.
Wanneer het systeem actief is, moet
u het stuurwiel zo stil mogelijk
houden.
Page 217 of 287

Rijden en bediening215Aanhangerstabilisatie maakt deel uit
van de elektronische stabiliteitsrege‐ ling 3 168.
Page 218 of 287

216Verzorging van de autoVerzorging van de
autoAlgemene informatie ..................217
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 217
Auto stallen .............................. 217
Verwerking van sloopauto .......218
Controle van de auto .................218
Werkzaamheden uitvoeren .....218
Motorkap ................................. 219
Motorolie .................................. 219
Koelvloeistof ............................ 220
Sproeiervloeistof ......................221
Remmen .................................. 221
Remvloeistof ............................ 222
Accu ........................................ 222
Dieselbrandstofsysteem ontluchten ............................... 223
Wisserblad vervangen .............223
Gloeilamp vervangen .................224
Halogeenkoplampen ...............224
LED-koplampen .......................226
Mistlampen voor ......................226
Richtingaanwijzers voor ..........227
Achterlichten ............................ 228
Zijrichtingaanwijzers ................230Kentekenverlichting .................231
Binnenverlichting .....................231
Elektrisch systeem .....................231
Zekeringen .............................. 231
Zekeringenkast in motorruimte 232
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................233
Boordgereedschap ....................234
Gereedschap ........................... 234
Velgen en banden .....................235
Winterbanden .......................... 235
Aanduidingen op banden ........236
Bandenspanning .....................236
Drukverliesdetectiesysteem ....237
Profieldiepte ............................ 238
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 239
Wieldoppen ............................. 239
Sneeuwkettingen .....................240
Bandenreparatieset .................240
Wiel verwisselen ......................243
Reservewiel ............................. 244
Starthulp gebruiken ...................248
Trekken ...................................... 250
Auto slepen ............................. 250
Andere auto slepen .................251Verzorging van uiterlijk ..............252
Verzorging exterieur ................252
Verzorging interieur .................254
Page 219 of 287

Verzorging van de auto217Algemene informatie
Accessoires en modificaties van auto
Het wordt geadviseerd alleen gebruik te maken van originele onderdelen,
accessoires en andere uitdrukkelijk
door de fabriek voor uw autotype
goedgekeurde onderdelen. Voor
andere onderdelen kunnen wij – ook
als deze door autoriteiten of anders‐
zins zijn goedgekeurd – niet beoorde‐ len of deze betrouwbaar zijn en er
evenmin garant voor staan.
Bij eventuele aanpassingen, omzet‐
tingen of andere wijzigingen in de
standaard voertuigspecificaties
(waaronder, zonder beperkingen,
softwarematige aanpassingen,
aanpassingen in de elektronische
regeleenheden) wordt de door Opel
geboden garantie mogelijk ongeldig.
Bovendien kunnen dergelijke wijzi‐
gingen bestuurdersondersteunings‐ systemen, het brandstofverbruik, de
CO 2-uitstoot en andere uitstoot van
de auto nadelig beïnvloeden waar‐
door deze mogelijk niet meer voldoetaan de typegoedkeuring en de geldig‐
heid van uw kentekenbewijs in het
geding kan komen.Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een
takelwagen kunnen de spatlappen beschadigd worden.
Sneeuwkappen
Om ophopen van sneeuw bij de koel‐
ventilator radiateur te voorkomen,
adviseren we om sneeuwkappen aan te brengen.
De afdekkingen moeten op professi‐
onele wijze worden aangebracht,
roep de hulp in van een werkplaats.
Voorzichtig
Verwijder de beschermkappen als er sprake is van een van de
volgende situaties:
● De omgevingstemperatuur is
hoger dan 10 °C.
● Wanneer de auto wordt gesleept.
● De auto rijdt sneller dan 120 km/h.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en conserveren.
● Brandstoftank helemaal vullen.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op de waarde voor maximale belading.
Page 220 of 287

218Verzorging van de auto● Auto in een droge en goedgeventileerde ruimte parkeren.
Eerste versnelling of achteruit‐
versnelling inschakelen of keuze‐ hendel in stand P zetten. Voor‐
komen dat auto kan wegrollen.
● Handrem niet aantrekken.
● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt,
waaronder het diefstalalarmsys‐
teem.
Weer in gebruik nemen Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voor
de elektrische ruitbediening
inschakelen.
● Bandenspanning controleren.
● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren.
Verwerking van sloopauto
Eventueel wettelijk verplichte infor‐
matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindt
u op onze website. Laat dit werk
uitsluitend over aan een erkend auto‐
demontagebedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking
uitvoeren.
De koelventilator kan ook bij uitge‐ schakelde ontsteking gaan
draaien.