OPEL COMBO E 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019, Model line: COMBO E, Model: OPEL COMBO E 2019Pages: 287, PDF Size: 10.29 MB
Page 251 of 287

Verzorging van de auto249● Een ontladen accu kan al bij eentemperatuur van 0 °C bevriezen.Ontdooi de bevroren accu alvo‐
rens hulpstartkabels aan te slui‐
ten.
● Bij werkzaamheden aan de accu oogbescherming en bescher‐mende kleding dragen.
● Gebruik een hulpaccu met dezelfde spanning (12 V). De
capaciteit van de hulpstartaccu (Ah) mag niet veel minder zijn
dan die van de lege accu.
● Hulpstartkabels met geïsoleerde aansluitklemmen en een diame‐
ter van minstens 16 mm 2
(bij
dieselmotoren 25 mm 2
) gebrui‐
ken.
● De ontladen accu niet van de auto loskoppelen.
● Alle onnodige stroomverbruikers uitschakelen.
● Tijdens de hulpstart niet over de accu van de auto leunen.
● De aansluitklemmen van de ene kabel mogen die van de andere
niet raken.● Ook de auto's mogen elkaar tijdens de hulpstart niet raken.
● Zet de parkeerrem aan, met de versnellingsbak in neutrale
stand, automatische versnel‐
lingsbak in stand P.
Open de pluspoolbeschermkappen
van beide accu's.
Aansluitvolgorde van de kabels: 1. Rode kabel op de pluspool van de
hulpstartaccu aansluiten.
2. Het andere uiteinde van de rode kabel op de pluspool van de ontla‐den accu aansluiten.
3. Zwarte kabel op de minpool van de hulpstartaccu aansluiten.
4. Sluit het andere uiteinde van de zwarte kabel aan op een massa‐
punt in de motorruimte.
De kabels zo leggen dat ze niet door
de draaiende delen in de motorruimte
geraakt kunnen worden.
Om de motor te starten: 1. De motor van het stroom leve‐ rende voertuig starten.
2. Na vijf minuten de andere motor starten. Startpogingen niet langerdan 15 seconden laten duren met
tussenpozen van één minuut.
3. Beide motoren met aangesloten kabels ca. drie minuten stationair
laten draaien.
4. Elektrische verbruikers zoals koplampen, achterruitverwarming
van de stroom ontvangende auto
inschakelen.
5. Bovenstaande procedure bij het verwijderen van de kabels in de
omgekeerde volgorde volgen.
Page 252 of 287

250Verzorging van de autoTrekkenAuto slepen
Wikkel bijvoorbeeld een doek rond depunt van een platte schroevendraaier
om schade aan de lak te voorkomen. Steek de schroevendraaier in de
gleuf bij het onderste deel van de kap. Maak de kap voorzichtig los.
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 234.
Sleepoog inschroeven en tot aan de
aanslag in horizontale stand vast‐
draaien.
Sleepkabel – beter is een sleepstang – aan sleepoog bevestigen.
Sleepoog alleen gebruiken om de
auto weg te slepen en niet om deze
te bergen.
Ontsteking inschakelen om het stuur‐
slot te ontgrendelen en remlichten,
claxon en voorruitwisser te kunnen
bedienen.
Voorzichtig
Deactiveer de bestuurdersonder‐
steuningssystemen zoals de
actieve noodrem 3 185, omdat de
auto anders automatisch kan
remmen tijdens het slepen.
Zet de keuzehendel in neutraal.
De handrem loszetten.
Voorzichtig
Sleep een auto met aandrijving op alle wielen (AWD) nooit met voor-
of achterbanden op het wegdek.
Bij het slepen van een auto met
AWD met voor- of achterbanden
op het wegdek kan het aandrijf‐
systeem in de auto ernstig
beschadigd raken. Bij het slepen
van een auto met AWD mogen alle
vier banden niet in contact komen
met het wegdek.
Page 253 of 287

Verzorging van de auto251Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten
kunnen de auto beschadigen.
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk
zwaarder.
Recirculatiesysteem inschakelen en
ruiten sluiten, zodat geen uitlaatgas‐
sen van de slepende auto kunnen
binnendringen.
Auto’s met een automatische versnel‐ lingsbak: De auto moet voorwaarts
worden gesleept, niet sneller dan
80 km/h en niet verder dan 100 km. In
alle andere gevallen en wanneer de versnellingsbak defect is, moet de
vooras omhoog worden gezet.
De hulp van een werkplaats inroepen. Na het slepen verwijdert u het sleep‐oog.
Steek de kap met de flens in de
uitsparing en druk de kap vast.
Andere auto slepen
Wikkel bijvoorbeeld een doek rond de punt van een platte schroevendraaier
om schade aan de lak te voorkomen. Steek de schroevendraaier in de
gleuf bij het onderste deel van de kap. Maak de kap voorzichtig los.
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 234.
Sleepoog inschroeven en tot aan de
aanslag in horizontale stand vast‐
draaien.
Gebruik het sjoroog onder aan de achterkant van de auto nooit als
sleepoog.
Sleepkabel – beter is een sleepstang
– aan sleepoog bevestigen.
Sleepoog alleen gebruiken om de
auto weg te slepen en niet om deze
te bergen.
Page 254 of 287

252Verzorging van de autoVoorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten
kunnen de auto beschadigen.
Na het slepen verwijdert u het sleep‐ oog.
Plaats de afdekking met de bovenste
flens in de uitsparing en duw de
afdekking vast.
Verzorging van uiterlijk
Verzorging exterieur
Sloten
De sloten zijn af fabriek gesmeerd
met een hoogwaardig slotcilindervet.
Een ontdooimiddel alleen in drin‐
gende gevallen gebruiken, omdat het ontvettend werkt en de werking vande sloten belemmert. Na gebruik van
ontdooimiddelen, de sloten door een
werkplaats opnieuw laten smeren.
Wassen
Het lakwerk van de auto staat bloot
aan invloeden van buitenaf. De auto
daarom regelmatig wassen en met
was conserveren. Bij het bezoek aan
wasstraten, een programma met een
wasbehandeling selecteren.
Vogeluitwerpselen, dode insecten,
boomhars en stuifmeel e.d. onmid‐
dellijk verwijderen. Hierin zitten
agressieve bestanddelen bevatten
die lakschade kunnen veroorzaken.Bij een bezoek aan een wasstraat, de aanwijzingen van de exploitant opvol‐
gen. De voorruitwisser en achterruit‐ wisser moeten worden uitgescha‐
keld. Antenne en accessoires op de
buitenkant van de auto zoals een
dakdragersysteem verwijderen.
Bij handmatig wassen erop letten dat
ook de binnenkant van de wielkasten grondig schoongespoten wordt.
Breng regelmatig was op het lakwerk
van de auto aan.
Randen en naden van geopende
portieren, achterklep en motorkap en
de gebieden die erdoor bedekt
worden reinigen.
Reinig de glanzende metalen sierlijs‐
ten met een voor aluminium
geschikte reinigingsoplossing om
schade te voorkomen.Voorzichtig
Gebruik altijd een reinigingsmid‐
del met een pH-waarde van
4 tot 9.
Gebruik reinigingsmiddelen niet
op warme oppervlakken.
Page 255 of 287

Verzorging van de auto253Reinig de motorruimte niet met een
stoomcleaner of hogedrukreiniger.
Daarna de auto grondig afspoelen en
afzemen. Zeemlap vaak uitspoelen.
Voor de carrosserie en de ruiten
verschillende zeemlappen gebruiken: wasresten op de ruiten belemmerenhet zicht.
Laat de scharnieren van alle portieren
smeren door een werkplaats.
Teervlekken niet met harde voorwer‐
pen verwijderen. Op gelakte opper‐
vlakken een spray voor het verwijde‐
ren van teervlekken gebruiken.
Rijverlichting
De glazen van de koplampen en de
andere lampen zijn gemaakt van kunststof. Geen schurende, bijtende
of agressieve middelen of ijskrabbers
gebruiken en ze niet droog reinigen.
Polijsten en in de was zetten
Zet de auto regelmatig in de was
uiterlijk wanneer het water geen drup‐ peltjes meer vormt. Anders zal hetlakwerk uitdrogen.Polijsten is alleen nodig als de laklaag
mat geworden is of aanslag vertoont.
Autopolish met siliconen vormt een
vuilwerende laag, waardoor in de was
zetten overbodig is.
Kunststof carrosseriedelen mogen
niet met autowas of polijstmiddelen
worden behandeld.
Ruiten en wisserbladen Schakel de wissers vóór het werken
in hun bereik uit.
Een zachte, pluisvrije doek of een
zeemleer en een ruitenreiniger en
insectenverwijderaar gebruiken.
Wrijf bij het reinigen van de achterruit
van de binnenkant altijd parallel aan
het verwarmingselement om schade
te voorkomen.
Om handmatig ijs te verwijderen, een ijskrabber met een scherpe rand
gebruiken. IJskrabber stevig tegen de ruit drukken, zodat er geen vuil onderde krabber kan komen en er geen
krassen op de ruit worden gemaakt.
Wisserbladen die strepen trekken,
met een zachte doek en een ruiten‐
reiniger reinigen.Verwijder achtergebleven vuil van
wisserbladen die strepen op de ruit
veroorzaken, met een zachte doek en ruitenreiniger. Zorg dat u ook achter‐
gebleven was, insecten en dergelijke
van de ruit verwijdert.
IJs, verontreiniging en continu vegen
op droge ruiten beschadigen of
vernietigen zelfs de wisserbladen.
Panoramadak
Voor het reinigen nooit oplos- of
schuurmiddelen, brandstoffen,
agressieve middelen bijv. lakreini‐
gers, acetonhoudende oplossingen,
zuurhoudende of sterk alkalische
middelen dan wel schuursponzen
gebruiken.
Wielen en banden Niet schoonmaken met hogedrukrei‐
nigers.
Velgen met een pH-neutrale velgen‐
reiniger reinigen.
Velgen zijn gelakt en kunnen met
dezelfde middelen worden behandeld
als de carrosserie.
Page 256 of 287

254Verzorging van de autoLakschadeGeringe lakschade voordat er roest‐vorming optreedt met een lakstift
herstellen. Grotere lakschade of
roestvorming door een werkplaats
laten herstellen.
Onderstel
Sommige delen van de bodemplaat zijn voorzien van een beschermende
pvc-laag, terwijl er op andere delen
een duurzame beschermende
waslaag is aangebracht.
De bodemplaat na het schoonspuiten
controleren en zo nodig een nieuwe
waslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze / rubber materialen
kunnen de pvc-laag aantasten. Werk‐ zaamheden aan de bodemplaat door
een werkplaats laten uitvoeren.
De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de
beschermende waslaag laten contro‐ leren.Vloeibaar-gassysteem9 Gevaar
Vloeibaar gas is zwaarder dan
lucht en kan zich op lage punten
verzamelen.
Wees voorzichtig wanneer u in
een werkkuil aan het chassis
werkt.
Voor lakwerk en bij gebruik van een
droogcabine bij een temperatuur
boven 60 °C moet de lpg-tank worden verwijderd.
Breng geen wijzigingen aan het vloei‐
baar-gassysteem aan.
Trekhaak Kogelstang niet met een stoom- ofhogedrukreiniger reinigen.
Verzorging interieur
Interieur en bekleding Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met
zuiver water en een zachte doek.
Gebruik een reinigingsmiddel voor leder als de bekleding erg vuil is.
Instrumentengroep en de displays
alleen met een zachte, vochtige doek reinigen. Gebruik zo nodig water en
milde zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet
kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐
ringen veroorzaken, met name op lichtgekleurde bekleding. Reinig
verwijderbare vlekken en verkleurin‐
gen zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.
Page 257 of 287

Verzorging van de auto255Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten
omdat geopende klittenbandslui‐
tingen schade aan de stoelbekle‐
ding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐ kerbroeken met metalen accen‐
ten.
Kunststof en rubber onderdelen
Kunststof en rubberen onderdelen
mogen met dezelfde middelen
worden gereinigd als de carrosserie.
Zo nodig een interieurreiniger gebrui‐ ken. Geen andere middelen gebrui‐ken. Vooral geen oplosmiddelen of
brandstof. Niet schoonmaken met
hogedrukreinigers.
Page 258 of 287

256Service en onderhoudService en
onderhoudAlgemene informatie ..................257
Service-informatie ...................257
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............259
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................259
Page 259 of 287

Service en onderhoud257Algemene informatieService-informatieHet is voor de bedrijfs- en verkeers‐veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide bijgewerkte service‐
schema voor uw auto is beschikbaar
in de werkplaats.
Er is sprake van zware bedrijfsom‐
standigheden als een of meer van de
volgende situaties vaak voorkomt-/
en: Koude starts, frequent stoppen en optrekken zoals bij taxi's en politie‐
voertuigen, ritten met een aanhanger, ritten in de bergen, ritten op slechte
en rulle wegdekken, ernstige lucht‐
vervuiling, zand en veel stof in de
lucht, ritten op grote hoogte en grote
temperatuurschommelingen.
In deze zware omstandigheden
moeten bepaalde onderhoudswerk‐
zaamheden wellicht vaker dan met
het reguliere service-interval dat op
het service-display verschijnt wordenverricht. Raadpleeg een werkplaats voor aangepaste onderhoudssche‐
ma's.
Service-display 3 106.
Groep 1 bestaat uit de volgende
landen: Frankrijk, Duitsland, Italië,
Spanje, Oostenrijk, Benelux, Portu‐
gal, Zwitserland, Denemarken, Grie‐
kenland, IJsland, Albanië, Bosnië, Bulgarije, Kroatië, Hongarije, Kosovo,
Letland, Litouwen, Macedonië,
Polen, Tsjechische Republiek,
Servië, Slowaakse Republiek, Slove‐
nië, Estland, Zweden, Noorwegen,
Finland, Verenigd Koninkrijk, Ierland.
Groep 2 bestaat uit de volgende
landen: Israël, Zuid-Afrika.
Groep 3 bestaat uit de volgende
landen: Algerije, Marokko, Chili.
Page 260 of 287

258Service en onderhoudOnderhoudsintervallen – Combo Life
MotortypeEB2ADT
DV5RC
DV5RD
DV5REGroep 125.000 km / 1 jaar30.000 km / 1 jaarGroep 2Groep 310.000 km / 1 jaarRegistraties
Uitgevoerde service wordt geregi‐
streerd op de daarvoor bestemde
plaatsen in het service- en garantie‐
boekje. De datum en afgelezen kilo‐
meterstand worden bevestigd met
stempel en handtekening van de
uitvoerende werkplaats.
Zorg ervoor dat het service- en garan‐ tieboekje correct wordt ingevuld,
omdat een sluitend bewijs van
service essentieel is bij aanspraken
op garantie of goodwill en tevens een
pluspunt is bij verkoop van de auto.