OPEL COMBO E 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: COMBO E, Model: OPEL COMBO E 2020Pages: 287, PDF Size: 28.92 MB
Page 141 of 287

Klimaatregeling139Basisinstelling voor maximaal
comfort:
● Druk op AUTO, de luchtverdeling
en ventilatorsnelheid worden
automatisch geregeld.
● Open alle luchtroosters voor opti‐
male luchtverdeling in de auto‐ matische modus.
● De airconditioning moet zijn geactiveerd voor optimale
koeling en ontwaseming. Druk op A/C om de airconditioning in te
schakelen. Het led-lampje in de
toets geeft aan dat het systeem
geactiveerd is.
● Stel de voorkeurtemperaturen voor de bestuurders- en passa‐
gierszijde voorin in met de linker
en rechter draairing. De aanbe‐
volen temperatuur is 22 °C.Druk achter elkaar op AUTO om de
gewenste automatische instellingen te selecteren:
● Soft Auto voor een zachte en
stille luchtverdeling.
● Auto voor warmtecomfort en een
stille luchtverdeling.
● Auto Fast voor een dynamische
en efficiënte luchtverdeling.
Handmatige instellingen U kunt de instellingen van de klimaat‐
regeling aanpassen door de volgende
functies te activeren:
Luchtdebiet r sDruk op r voor meer of s voor
minder opbrengst.
Om de automatische modus opnieuw in te schakelen: AUTO indrukken.
Luchtverdeling w
Page 142 of 287

140KlimaatregelingDruk achter elkaar op w totdat de
gewenste richting van de luchtverde‐ ling verschijnt:t:naar de voorruit en de voorste
zijruitenu:naar hoofdzone en zitplaatsen
achterin via verstelbare lucht‐
roostersv:naar voetenruimte voor en
achterw:naar de voorruit en de voorste
zijruiten, naar hoofdzone en
zitplaatsen achterin via verstel‐
bare luchtroosters, naar voeten‐
ruimte voor en achter
Druk achter elkaar op w voor combi‐
naties van verschillende luchtverde‐
lingsopties.
Druk om de automatische luchtverde‐ ling opnieuw in te schakelen op
AUTO .
Temperatuur selecteren
Stel de voorkeurstemperaturen voor
de bestuurders- en passagierszijde
voorin afzonderlijk met de linker- en
rechterschakelaar voor aanpassen
van de temperatuur in op de gewen‐
ste waarde.
De aanbevolen temperatuur is 22 °C.
De temperatuur verschijnt op het
display naast de schakelaars voor
aanpassen van de temperatuur.
Als de minimumtemperatuur Lo is
ingesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling, als de koeling
A/C wordt ingeschakeld.
Wanneer u de maximumtemperatuur
Hi instelt, zorgt het klimaatregelsys‐
teem voor een maximale verwarming.
Let op
Als A/C wordt ingeschakeld, kan
door het verlagen van de ingestelde temperatuur de motor vanuit een
Autostop opnieuw worden gestart of
een Autostop worden belemmerd.
Stop/Start-systeem 3 152.
Temperatuursynchronisatie met twee zones MONO
Druk op MONO om de temperatuur‐
instelling passagierszijde te koppelen
aan die van de bestuurderszijde/om
te koppeling temperatuurinstelling
passagierszijde aan die van de
bestuurderszijde ongedaan te
maken. De temperatuurinstelling passagierszijde is gekoppeld aan die
van de bestuurderszijde als de led in
de toets MONO niet brandt.
Page 143 of 287

Klimaatregeling141Airconditioning A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. Koeling werkt alleen bij
een draaiende motor en ingescha‐
kelde aanjager van de klimaatrege‐
ling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en
onder de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Handmatig bediende
luchtrecirculatie u
Druk op u om de luchtrecirculatiemo‐
dus in te schakelen. u verschijnt op
het display om aan te geven dat deze
ingeschakeld is.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op u te drukken.
9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser inschakelen
en l uitschakelen.
Page 144 of 287

142KlimaatregelingRuiten ontwasemen en ontdooien h
●
Druk op h. Het led-lampje in de
knop brandt om activering aan te
geven.
● Airconditioning en automatische stand worden automatisch inge‐schakeld. De led in de toets A/C
brandt, AUTO verschijnt op het
display.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de ventilator draait met een hoge snelheid.
● Verwarming achterruit e inscha‐
kelen.
● Voorruitverwarming , inscha‐
kelen.
● Om weer naar de vorige modus te gaan: h weer indrukken.
Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop
verhinderd totdat er opnieuw op V
wordt gedrukt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 152.
Elektronische klimaatregeling
deactiveren
Druk daarna op s totdat het elek‐
tronische klimaatregelsysteem wordt
uitgeschakeld.
Parkeerverwarming
Met de parkeerverwarming kunt u het
interieur van de auto verwarmen en
het interieur van de auto ventileren
met omgevingslucht.
Een led-lampje geeft de bedrijfsstatus
van de parkeerverwarming aan.
● Ledje aan: Er is een timer inge‐ steld.
● Ledje knippert: Het systeem is in bedrijf.
Page 145 of 287

Klimaatregeling143Na afloop van geprogrammeerdeverwarming of na uitschakeling van
de parkeerverwarming met behulp
van de afstandsbediening dooft het
ledje.
De parkeerverwarming is te program‐
meren met behulp van het Graphic-
Info-Display/Colour-Info-Display.
Bovendien is de parkeerverwarming
in en uit te schakelen met behulp van
een afstandsbediening.
Graphic-Info-Display Druk op MENU om de menupagina te
openen.
Druk op Verwarmen of Ventileren .
Druk op H of I om de gewenste
timer te selecteren. Bevestig met OK.
Stel de gewenste tijd van de timer in:
Druk op { of } om de gewenste
waarde in te stellen. Bevestig met
OK .
Druk voor het instellen van de timer
op H of I om OK op het display
te selecteren. Bevestig met OK.
Colour-Info-Display
Druk op d.Car Apps indrukken.
Temperatuur|conditionering indruk‐
ken.
Sluit pop-upberichten met Ù.
Programmeer de
parkeerverwarming
Instellingen indrukken.
Selecteer Verwarming of Ventilatie en
druk op ü.
Voor de werking van de parkeerver‐
warming kunnen twee starttijden
worden geprogrammeerd.
Druk op Tijd 1 of Tijd 2 om de gewen‐
ste timer te selecteren en druk op ü.
Definieer de tijd door op z Tijd 1 te
drukken voor timer één of z Tijd 2
voor timer twee.
Druk op ü om de instellingen op te
slaan.
Schakel de programmering in / uit State indrukken.
Schakel Temperatuur|conditionering
in of uit door op ON of OFF te drukken
en druk op ü.Er ka meer één startijd worden inge‐
schakeld.
Parkeerverwarming via
afstandsbediening
De parkeerverwarming kan worden
in- en uitgeschakeld met behulp van een afstandsbediening.
Druk op ì. De parkeerverwarming
wordt ingeschakeld.
Druk op OFF. De parkeerverwarming
wordt uitgeschakeld.
Page 146 of 287

144KlimaatregelingBatterij in de afstandsbediening
vervangen
Als het controlelampje van de
afstandsbediening geel wordt, is de
oplaadstatus van de batterij zwak. Als
het controlelampje niet meer brandt,
is de batterij ontladen en moet deze
worden vervangen.
1. Schroef het klepje van de afstandsbediening los met een
muntstuk en verwijder de batterij.
2. Vervang de batterij door een batterij van hetzelfde type. Let op
de installatiepositie.
3. Schroef het klepje weer vast.
Luchtroosters
Verstelbare luchtroosters
Luchtroosters in het
instrumentenpaneel
Door de roosters te kantelen en te
draaien de richting van de luchttoe‐
voer instellen.
Kantel om het rooster te sluiten de
lamellen naar binnen.
Buitenste luchtroosters in
dashboard
Door de roosters te kantelen en te
draaien de richting van de luchttoe‐
voer instellen.
Kantel om het rooster te sluiten de
lamellen naar buiten.
Wanneer de koeling ingeschakeld is, moeten er minstens twee luchtroos‐
ters openstaan.
Page 147 of 287

Klimaatregeling1459Waarschuwing
Geen voorwerpen bevestigen aan
de roosters van de ventilatieope‐
ningen. Kans op schade en letsel
in geval van een ongeluk.
Luchtroosters achter in de
middenconsole
Druk voor het verdelen van gecondi‐
tioneerde/verwarmde lucht via de
luchtroosters achter op E.
Door de roosters te kantelen en te
draaien de richting van de luchttoe‐
voer instellen.
Pas de luchtstroom aan om de
gewenste snelheid te selecteren.x:luchtstroom verhogenx:luchtstroom verlagen
Vaste luchtroosters
Er bevinden zich bovendien nog
luchtroosters onder de voorruit, de
zijruiten, alsook in de voetenruimten.
Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat naar de motorruimte
onder aan de voorkant van de voorruit moet voor voldoende luchttoevoer
vrijgehouden worden. Bladeren, vuil
of sneeuw verwijderen.
Page 148 of 287

146KlimaatregelingAirconditioning regelmatigaanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling
eenmaal per maand, ongeacht de
weersgesteldheid of het seizoen,
enkele minuten worden ingescha‐
keld. Bij te lage buitentemperaturen
kan de koeling niet worden ingescha‐ keld.
Service Om de koeling optimaal te laten
werken, is het raadzaam het klimaat‐
regelsysteem jaarlijks te laten contro‐ leren, te beginnen drie jaar na afleve‐
ring van de nieuwe auto, te weten:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen ● afvoer van condensor en verdamper reinigen
● prestatietest
Page 149 of 287

Rijden en bediening147Rijden en bedieningRijtips......................................... 148
Controle over de auto ..............148
Sturen ...................................... 148
Starten en bediening .................148
Nieuwe auto inrijden ................148
Contactslotstanden ..................148
Aan/Uit-knop ............................ 149
Motor starten ........................... 150
Uitrol-brandstofafsluiter ...........152
Stop/Start-systeem ..................152
Parkeren .................................. 155
Uitlaatgassen ............................. 156
Uitlaatfilter ............................... 156
Katalysator .............................. 156
AdBlue ..................................... 157
Automatische versnellingsbak ...160
Versnellingsbakdisplay ............160
Schakelen ................................ 161
Handmatige modus .................161
Elektronische rijprogramma's ..162
Storing ..................................... 163
Eco-modus .............................. 163
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 163Remmen.................................... 164
Antiblokkeersysteem ...............164
Handrem .................................. 165
Remassistentie ........................168
Hellingrem ............................... 168
Rijregelsystemen .......................168
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..168
Systeem voor gecontroleerde afdaling ................................... 169
Selective Ride Control .............171
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ......................................... 172
Cruise control .......................... 172
Snelheidsbegrenzer ................175
Adaptieve cruise control ..........177
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing ........................................ 184
Actieve noodrem .....................186
Voetgangersbescherming vóór ........................................ 188
Parkeerhulp ............................. 190
Geavanceerde parkeerhulp .....193
Blindehoeksysteem .................198
Zijcamera aan passagierszijde 199
Panoramazichtsysteem ...........200
Achteruitkijkcamera .................203
Lane keep assist .....................205
Vermoeidheidsdetectie ............208Brandstof ................................... 210
Brandstof voor benzinemotoren .....................210
Brandstof voor dieselmotoren . 210
Tanken .................................... 212
Trekhaak .................................... 213
Algemene informatie ...............213
Rijgedrag en aanhangertips ....213
Aanhanger trekken ..................214
Aanhangerstabilisatie ..............217
Page 150 of 287

148Rijden en bedieningRijtips
Controle over de auto Nooit met afgezette motor rijden
In deze toestand werken veel syste‐
men niet (bijv. rembekrachtiging,
stuurbekrachtiging). Wanneer u op
deze manier rijdt, vormt u een gevaar voor uzelf en anderen.
Alle systemen werken tijdens een
Autostop.
Stop/Start-systeem 3 152.
Pedalen
Om de pedalen ongehinderd te
kunnen bedienen geen matten onder
de pedalen leggen.
Gebruik alleen vloermatten die goed
passen en met de houders aan
bestuurderszijde bevestigd zijn.Sturen
Als de stuurbekrachtiging niet meer werkt doordat de motor stopt of door
een systeemdefect, kunt u nog
steeds sturen maar is er wellicht meer
kracht nodig.Starten en bediening
Nieuwe auto inrijden
Tijdens de eerste ritten niet onnodig
hard remmen.
Tijdens de eerste rit kan er rookont‐
wikkeling optreden door het verdam‐
pen van was en motorolie op het
uitlaatsysteem. Na de eerste rit de
auto enige tijd buiten parkeren en
inademen van de dampen vermijden.
Tijdens het inrijden kunnen het brand‐
stof- en motorolieverbruik hoger zijn.
Ook wordt het uitlaatfilter mogelijk
vaker geregenereerd.
Uitlaatfilter 3 156.
Contactslotstanden Draai de sleutel op: