display OPEL COMBO E 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: COMBO E, Model: OPEL COMBO E 2020Pages: 287, PDF Size: 28.92 MB
Page 145 of 287

Klimaatregeling143Na afloop van geprogrammeerdeverwarming of na uitschakeling van
de parkeerverwarming met behulp
van de afstandsbediening dooft het
ledje.
De parkeerverwarming is te program‐
meren met behulp van het Graphic-
Info-Display/Colour-Info-Display.
Bovendien is de parkeerverwarming
in en uit te schakelen met behulp van
een afstandsbediening.
Graphic-Info-Display Druk op MENU om de menupagina te
openen.
Druk op Verwarmen of Ventileren .
Druk op H of I om de gewenste
timer te selecteren. Bevestig met OK.
Stel de gewenste tijd van de timer in:
Druk op { of } om de gewenste
waarde in te stellen. Bevestig met
OK .
Druk voor het instellen van de timer
op H of I om OK op het display
te selecteren. Bevestig met OK.
Colour-Info-Display
Druk op d.Car Apps indrukken.
Temperatuur|conditionering indruk‐
ken.
Sluit pop-upberichten met Ù.
Programmeer de
parkeerverwarming
Instellingen indrukken.
Selecteer Verwarming of Ventilatie en
druk op ü.
Voor de werking van de parkeerver‐
warming kunnen twee starttijden
worden geprogrammeerd.
Druk op Tijd 1 of Tijd 2 om de gewen‐
ste timer te selecteren en druk op ü.
Definieer de tijd door op z Tijd 1 te
drukken voor timer één of z Tijd 2
voor timer twee.
Druk op ü om de instellingen op te
slaan.
Schakel de programmering in / uit State indrukken.
Schakel Temperatuur|conditionering
in of uit door op ON of OFF te drukken
en druk op ü.Er ka meer één startijd worden inge‐
schakeld.
Parkeerverwarming via
afstandsbediening
De parkeerverwarming kan worden
in- en uitgeschakeld met behulp van een afstandsbediening.
Druk op ì. De parkeerverwarming
wordt ingeschakeld.
Druk op OFF. De parkeerverwarming
wordt uitgeschakeld.
Page 149 of 287

Rijden en bediening147Rijden en bedieningRijtips......................................... 148
Controle over de auto ..............148
Sturen ...................................... 148
Starten en bediening .................148
Nieuwe auto inrijden ................148
Contactslotstanden ..................148
Aan/Uit-knop ............................ 149
Motor starten ........................... 150
Uitrol-brandstofafsluiter ...........152
Stop/Start-systeem ..................152
Parkeren .................................. 155
Uitlaatgassen ............................. 156
Uitlaatfilter ............................... 156
Katalysator .............................. 156
AdBlue ..................................... 157
Automatische versnellingsbak ...160
Versnellingsbakdisplay ............160
Schakelen ................................ 161
Handmatige modus .................161
Elektronische rijprogramma's ..162
Storing ..................................... 163
Eco-modus .............................. 163
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 163Remmen.................................... 164
Antiblokkeersysteem ...............164
Handrem .................................. 165
Remassistentie ........................168
Hellingrem ............................... 168
Rijregelsystemen .......................168
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..168
Systeem voor gecontroleerde afdaling ................................... 169
Selective Ride Control .............171
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ......................................... 172
Cruise control .......................... 172
Snelheidsbegrenzer ................175
Adaptieve cruise control ..........177
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing ........................................ 184
Actieve noodrem .....................186
Voetgangersbescherming vóór ........................................ 188
Parkeerhulp ............................. 190
Geavanceerde parkeerhulp .....193
Blindehoeksysteem .................198
Zijcamera aan passagierszijde 199
Panoramazichtsysteem ...........200
Achteruitkijkcamera .................203
Lane keep assist .....................205
Vermoeidheidsdetectie ............208Brandstof ................................... 210
Brandstof voor benzinemotoren .....................210
Brandstof voor dieselmotoren . 210
Tanken .................................... 212
Trekhaak .................................... 213
Algemene informatie ...............213
Rijgedrag en aanhangertips ....213
Aanhanger trekken ..................214
Aanhangerstabilisatie ..............217
Page 162 of 287

160Rijden en bediening2. Sluit alle portieren om ammonia‐dampen in het interieur te voorko‐
men.
3. Ontgrendel de tankvulklep door tegen de klep te duwen 3 212.
4. Schroef de beschermdop los van
de vulpijphals.
5. Open de AdBlue-jerrycan.
6. Sluit een uiteinde van de slang aan op de jerrycan en schroef het
andere uiteinde op de vulpijp.
7. Til de jerrycan op tot deze leeg is of totdat er niets meer uit de jerry‐
can stroomt. Dit kan zo'n vijf minu‐ ten duren.
8. Zet de jerrycan op de grond om de
slang te laten leeglopen, wacht
15 s.
9. Schroef de slang van de vulpijp.
10. Breng de tankdop aan en schroef deze rechtsom vast.
Let op
Voer de AdBlue-jerrycan volgens de
lokale milieuregels af. De slang kan
worden hergebruikt na doorspoelen met water voordat de AdBlue
opdroogt.Automatische
versnellingsbak
Met de automatische versnellingsbak kunt u zowel automatisch (automati‐
sche modus) als handmatig schake‐
len (handmatige modus).
Handmatig schakelen is mogelijk in
de handgeschakelde modus door op
M naast het selectorwiel te drukken
en te schakelen met de peddels + en
- op het stuurwiel 3 161.
Versnellingsbakdisplay
Page 169 of 287

Rijden en bediening167antiblokkeersysteem en de elektroni‐
sche stabiliteitsregeling defect raken,
gaat een van de controlelampjes i
of J branden op de instrumenten‐
groep of gaan beide lampjes bran‐
den. In het gegeven geval is stabiliteit
alleen mogelijk door aan de schake‐
laar j te blijven trekken en erop te
drukken totdat de auto is geïmmobili‐ seerd.
Automatische bediening
Automatische bediening houdt ook in
automatisch in- en uitschakelen van
de elektrische parkeerrem.
De elektrische parkeerrem is ook
handmatig in of uit te schakelen met
de schakelaar j.
Automatisch aantrekken: ● De elektrische parkeerrem wordt automatisch ingeschakeld
wanneer de auto stilstaat en het
contact wordt uitgeschakeld.
● j brandt op de instrumenten‐
groep en er verschijnt een
melding op het display om het
inschakelen te bevestigen.Automatisch uitschakelen:
● Na vertrek wordt de parkeerrem automatisch uitgeschakeld.
● j dooft op de instrumenten‐
groep en er verschijnt een
melding op het display om het
uitschakelen te bevestigen.
Als de auto uitgerust is met een auto‐
matische versnellingsbak en de rem
niet automatisch wordt losgezet,
controleer dan of de voordeuren goed dichtstaan.Automatische bediening deactiveren 1. Start de motor.
2. Als de parkeerrem uitgeschakeld is, schakel de parkeerrem dan in
door aan de schakelaar j te
trekken.
3. Haal uw voet van het rempedaal. 4. Druk minimaal 10 en maximaal 15 s op de schakelaar j.
5. Laat de schakelaar j los.
6. Houd het rempedaal ingetrapt.
7. Trek 2 s aan de schakelaar j.
Het uitschakelen van de automati‐
sche bediening van de elektrische
parkeerrem wordt bevestigd door odat brandt op de instrumentengroep
3 107. De elektrische parkeerrem is
alleen handmatig in en uit te schake‐
len.
Om de automatische bediening weer
in te schakelen moet u bovenstaande stappen herhalen.
Werkingstest
Wanneer de auto niet beweegt, kan
de elektrische parkeerrem automa‐
tisch worden ingeschakeld. Dit wordt
gedaan om het systeem te testen.
Storing
De storingsmodus van de elektrische
parkeerrem wordt aangeduid door
controlelampje j en een bericht op
het Driver Information Center.
Boordinformatie 3 118.
Controlelampje j knippert: elektri‐
sche parkeerrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet. Knippert
het lampje continu, zet de elektrische
parkeerrem dan los en probeer deze
weer aan te trekken.
Page 176 of 287

174Rijden en bedieningTrek op tot de gewenste snelheid en
duw het kartelwiel eenmaal kort naar
RES/+ of SET/- . De huidige snelheid
wordt opgeslagen en gehandhaafd. U kunt het gaspedaal loslaten.
De ingestelde snelheid is vervolgens te wijzigen door het kartelwiel naar
RES/+ te duwen om de snelheid te
verhogen of naar SET/- om de snel‐
heid te verlagen. Bij kort indrukken
wijzigt u de snelheid in kleine stapjes
en bij lang indrukken in grote stappen.
De ingestelde snelheid verschijnt op
het Driver Information Center.
Snelheid van snelheidslimietdetectie
overnemen
De intelligente snelheidsadaptatie
informeert u wanneer de snelheidsli‐
mietdetectie een snelheidslimiet
heeft gedetecteerd. De gedetec‐
teerde maximumsnelheid kan worden gebruikt als een nieuwe waarde voor
de cruisecontrol.
Met behulp van een camera boven
aan de voorruit detecteert en leest dit
systeem de maximumsnelheid en de
borden einde maximumsnelheid. Het
systeem houdt ook rekening met
maximumsnelheden in de navigatie‐
kaartgegevens.
De functie kan worden gedeactiveerd
of geactiveerd in het menu Persoon‐
lijke instellingen 3 120.
Bij een actieve cruisecontrol
verschijnt de gedetecteerde maxi‐
mumsnelheid op het Driver Informa‐
tion Center en MEM licht op.
De weergegeven informatie hangt af
van de versie van het Driver Informa‐ tion Center.Op het Driver Information Center
verschijnt het maximumsnelheids‐
bord op het display en licht MEM
enkele seconden op.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
nieuwe snelheidsinstelling te bevesti‐
gen en op te slaan.
Deze snelheid geldt als de nieuwe
waarde voor de cruisecontrol.
Ingestelde snelheid overschrijden
Het is mogelijk te versnellen door gas
te geven. Na het loslaten van het
gaspedaal wordt opnieuw de opge‐
slagen snelheid aangehouden.
Functie deactiveren Druk op Ñ, de cruisecontrol staat in
de pauzemodus en er verschijnt een
bericht. U rijdt in de auto zonder crui‐
secontrol.
De cruisecontrol wordt gedeacti‐
veerd, maar niet uitgeschakeld. De laatst opgeslagen snelheid blijft voor
later hervatten van de snelheid in het geheugen.
Page 182 of 287

180Rijden en bedieningheeft gedetecteerd. De gedetec‐teerde maximumsnelheid is te gebrui‐
ken als nieuwe snelheidsinstelling
voor de adaptieve cruisecontrol.
Dankzij de camera boven aan de
voorruit detecteert en leest dit
systeem de maximumsnelheid en de
borden einde maximumsnelheid. Het
systeem houdt ook rekening met
maximumsnelheden in de navigatie‐
kaartgegevens.
De functie is te activeren of te deacti‐ veren in met menu Persoonlijke
instellingen 3 120.
Bij een adaptieve cruisecontrol
verschijnt de gedetecteerde maxi‐
mumsnelheid op het Driver Informa‐
tion Center en MEM licht op.
Op het Driver Information Center
verschijnt het maximumsnelheids‐
bord op het display en licht MEM
enkele seconden op.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
nieuwe snelheidsinstelling te bevesti‐
gen en op te slaan.Deze maximumsnelheid is daarmee
de nieuwe snelheidsinstelling voor de
adaptieve cruisecontrol.
Adaptieve cruisecontrol bij auto’s
met een automatische
versnellingsbak
Bij auto's met een automatische
versnellingsbak maakt de adaptieve
cruisecontrol het mogelijk om de
gekozen volgafstand tot een remmen
voorligger aan te houden totdat de
auto helemaal stilstaat.
Als het systeem uw auto achter een
voorligger tot stilstand heeft gebracht, maakt de snelheidsinstelling plaats
voor een groen controlelampje .. Dit
lampje geeft aan dat de auto automa‐
tisch staande wordt gehouden.
Als de stilstaande voorligger langere
tijd heeft gestopt en weer begint te
rijden, zal het groene controlelampje
Voorligger gedetecteerd . knippe‐
ren en klinkt er een geluidssignaal om u eraan te herinneren om het verkeerte controleren voordat u weer
wegrijdt.Wanneer de voorligger wegrijdt, moet
u op het gaspedaal trappen tot een
snelheid van 30 km/h en het kartel‐
wiel naar SET- of RES+ duwen om de
adaptieve cruisecontrol te hervatten.
Bij een stop van meer dan vijf minuten of als de bestuurdersdeur wordt
geopend en de veiligheidsgordel van
de bestuurder wordt losgemaakt, dan wordt de elektrische parkeerrem
automatisch geactiveerd om de auto
staande te houden. Controlelampje
m lichten op. Trap om de elektrische
parkeerrem uit te schakelen het
gaspedaal in.
Elektrische parkeerrem 3 165.9 Waarschuwing
Wanneer het systeem wordt
gedeactiveerd of geannuleerd,
zorgt het systeem er niet langer
voor dat de auto stil blijft staan,
waardoor de auto kan gaan rijden. Houd er altijd rekening mee dat u
Page 192 of 287

190Rijden en bedieningParkeerhulpAlgemene informatie Wanneer er een aanhanger of fiets‐drager op de trekhaak is gemonteerd,
wordt de parkeerhulp gedeactiveerd.9 Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel
verantwoordelijk voor het inparke‐ ren.
Controleer bij het achteruit- en
vooruitrijden en het gebruik van de
parkeerhulp de zone rondom de
auto.
Parkeerhulp achter
Het systeem waarschuwt u bij een
ingeschakelde achteruitversnelling
met akoestische signalen voor obsta‐ kels achter de auto op een afstand
kleiner dan 50 cm.
Het systeem gebruikt ultrasone
parkeersensoren in de achterbum‐
per.
Inschakelen
De parkeerhulp achter wordt geacti‐
veerd wanneer u bij ingeschakeld
contact de achteruitversnelling
inschakelt. Dit wordt bevestigd door
een geluidssignaal.
Graphic-Info-Display: Het systeem is
klaar voor gebruik, wanneer het led-
lampje in de parkeerhulpknop ¼ niet
brandt.
Colour-Info-Display: Activeer de
parkeerhulp in de persoonlijke instel‐
lingen 3 120.
Melding
Afhankelijk van de kant waar de auto
dichter bij een obstakel is, hoort u aan de desbetreffende zijde akoestische
waarschuwingssignalen in de auto.
De akoestische signalen volgen
elkaar sneller op naarmate de afstand
tot dat obstakel afneemt. Is de
afstand kleiner dan ongeveer 30 cm,
dan klinkt er een continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels
achter de auto weergegeven door
dynamische afstandslijnen op het
Info-Display 3 115. Wanneer u het
obstakel erg dicht bent genaderd,
verschijnt het gevarensymbool 9.
Page 193 of 287

Rijden en bediening191Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch uitge‐
schakeld bij inschakeling van de
achteruitversnelling. Druk op ¼ om
het systeem handmatig uit te schake‐
len. Het led-lampje in de knop gaat
branden, wanneer het systeem
gedeactiveerd is. Als het systeem
handmatig uitgeschakeld is, wordt het
bij de volgende keer inschakelen van het contact niet automatisch opnieuw
ingeschakeld.
Graphic-Info-Display: Het systeem is
klaar om te worden uitgeschakeld,
wanneer de led in de parkeerhulp‐
knop ¼ brandt.
Colour-Info-Display: Deactiveer de
parkeerhulp in de persoonlijke instel‐
lingen 3 120. De staat van het
systeem
Parkeerhulp voor-achter
De parkeerhulp voor-achter meet de
afstand tussen de auto en voorgele‐
gen obstakels en achter de auto.
Deze informeert en waarschuwt de
bestuurder met geluidssignalen en
een aanduiding op het display.Het gebruikt twee verschillende
akoestische waarschuwingssignalen
voor de controlezones voor en achter,
elk met een andere geluidsfrequentie.
Het systeem gebruikt ultrasone
parkeersensoren in de voor- en
achterbumper.
Inschakelen
Wanneer bij een rijsnelheid lager dan
10 km/h een obstakel voor de auto
wordt gedetecteerd, wordt naast de
parkeerhulp ook de parkeerhulp voor
geactiveerd.
Graphic-Info-Display: Het systeem is
klaar voor gebruik, wanneer het led-
lampje in de parkeerhulpknop ¼ niet
brandt.
Colour-Info-Display: Activeer de
parkeerhulp in de persoonlijke instel‐
lingen 3 120.
Melding
Afhankelijk van de kant waar de auto
dichter bij een obstakel is, hoort u aan
de desbetreffende zijde akoestische
waarschuwingssignalen in de auto.
De akoestische signalen volgen
elkaar sneller op naarmate de afstandtot dat obstakel afneemt. Is de
afstand kleiner dan ongeveer 30 cm,
dan klinkt er een continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels
voor en achter de auto weergegeven
door dynamische afstandslijnen op
het Info-Display 3 115.
Als de auto langer dan drie seconden
in een vooruitversnelling stopt, als de automatische versnellingsbak op P
staat of als er geen andere obstakels
worden gedetecteerd, klinken er geen geluidssignalen.
Page 194 of 287

192Rijden en bedieningUitschakelen
Het systeem wordt automatisch uitge‐
schakeld wanneer de rijsnelheid
hoger dan 10 km/h is, door het
inschakelen van de elektrische
parkeerrem of door het indrukken van de parkeerhulptoets ¼.
Graphic-Info-Display: Het systeem is klaar om te worden uitgeschakeld,
wanneer de led in de parkeerhulp‐
knop ¼ brandt.
Colour-Info-Display: Deactiveer de
parkeerhulp in de persoonlijke instel‐
lingen 3 120.
Parkeerhulp voor-achter-
zijwaarts
De parkeerhulp voor-achter-zijwaarts
meet de afstand tussen de auto en
voorgelegen obstakels, achter en aan de zijkant van de auto. Deze infor‐
meert en waarschuwt de bestuurder
met geluidssignalen en een aandui‐
ding op het display.
Het systeem gebruikt ultrasone
parkeersensoren in de achter- en
voorachterbumper en op de flanken
van de auto.Inschakelen
Naast de parkeerhulp achter en de
parkeerhulp voor-achter wordt de
parkeerhulp voor-achter-zijwaarts
geactiveerd wanneer het systeem
vaste obstakels aan één kant of
weerszijden van de auto detecteert.
Graphic-Info-Display: Het systeem is
klaar voor gebruik, wanneer het led-
lampje in de parkeerhulpknop ¼ niet
brandt.
Colour-Info-Display: Activeer de
parkeerhulp in de persoonlijke instel‐
lingen 3 120.
Melding
Afhankelijk van de kant waar de auto
dichter bij een obstakel is, hoort u aan de desbetreffende zijde akoestische
waarschuwingssignalen in de auto.
De akoestische signalen volgen
elkaar sneller op naarmate de afstand
tot dat obstakel afneemt. Is de
afstand kleiner dan ongeveer 30 cm,
dan klinkt er een continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels
voor, achter en aan de zijkanten van
de auto weergegeven door dynami‐ sche afstandslijnen op het Colour-
Info-Display 3 115.
Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch uitge‐
schakeld wanneer de rijsnelheid
hoger dan 10 km/h is, door het
inschakelen van de elektrische
parkeerrem of door het indrukken van de parkeerhulptoets ¼.
Graphic-Info-Display: Het systeem is klaar om te worden uitgeschakeld,
wanneer de led in de parkeerhulp‐
knop ¼ brandt.
Page 195 of 287

Rijden en bediening193Colour-Info-Display: Deactiveer de
parkeerhulp in de persoonlijke instel‐
lingen 3 120.
Systeembeperkingen
Bij een storing of als het systeem
tijdelijk niet goed werkt, bijv. vanwege
veel geluid buiten of andere storende factoren, gaat C op de instrumen‐
tengroep branden. Er verschijnt een
bericht op het Driver Information
Center.9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals
externe geluidsbronnen ertoe
leiden dat het systeem obstakels
niet waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden op lage obstakels die het onderste
gedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.
Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel
minder goed wanneer de senso‐
ren zijn bedekt, bijv. met ijs of
sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Voor grotere auto's in de buurt
(bijv. off-roads, minivans, vans)
gelden speciale voorwaarden. De
objectherkenning en de juiste
afstandsindicatie in het bovenste
deel van deze voertuigen kan niet
worden gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec‐ tievlak, bijv. smalle voorwerpen of
zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
Parkeerhulpsystemen detecteren
geen voorwerpen buiten het
detectiebereik.
Geavanceerde parkeerhulp9 Waarschuwing
De bestuurder is geheel verant‐
woordelijk voor het accepteren
van de door het systeem voorge‐
stelde parkeerplek en het inparke‐
ren.
Controleer bij het gebruik van de geavanceerde parkeerhulp de
zone rondom de auto in alle rich‐
tingen.
De geavanceerde parkeerhulp meet
tijdens het passeren of het parkeer‐ vak groot genoeg is, de functie bere‐
kent het traject en stuurt de auto auto‐ matisch tijdens het inparkeren.
Geavanceerde parkeerhulp biedt
hulp bij de volgende handelingen:
● inparkeren bij fileparkeren
● inparkeren bij haaks parkeren
● uitparkeren bij fileparkeren