alarm OPEL CORSA 2015.75 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.75, Model line: CORSA, Model: OPEL CORSA 2015.75Pages: 271, PDF Size: 7.66 MB
Page 121 of 271

Verlichting119
Afslagverlichting
In scherpe bochten of bij het afslaan,
afhankelijk van de stuurhoek of de
richtingaanwijzer, wordt een extra
lamp links of rechts bijgeschakeld, die
de weg in de rijrichting verlicht. Wordt geactiveerd tot een snelheid van
40 km/u.
AchteruitrijfunctieWanneer u de achteruitversnelling in‐
schakelt terwijl het dimlicht brandt,
worden beide afslaglichten geacti‐
veerd. Ze blijven gedurende
20 seconden nadat de achteruitver‐
snelling is uitgeschakeld, branden.
Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
De alarmlichten worden automatisch
ingeschakeld wanneer de airbags bij
een ongeval in werking treden.
RichtingaanwijzersHendel
omhoog=Rechter richting‐
aanwijzerHendel omlaag=Linker richtingaan‐ wijzer
Als de hendel voorbij het weerstands‐
punt wordt geduwd, blijft de richting‐
aanwijzer ingeschakeld. Bij het terug‐ draaien van het stuurwiel gaat derichtingaanwijzer automatisch uit.
Om driemaal te knipperen, bijv. om van rijstrook te wisselen, de hendel
tot tegen het weerstandspunt duwen
en loslaten.
Page 143 of 271

Rijden en bediening141Parkeren9Waarschuwing
■Parkeer de auto niet op een licht
ontvlambaar oppervlak. Door de
hoge temperatuur van het uit‐
laatsysteem kan het oppervlak
ontbranden.
■ Trek altijd de handrem aan. Trek
de handrem aan zonder op de
ontgrendelingsknop te drukken.
Op een aflopende of oplopende
helling zo stevig mogelijk. Trap
tegelijkertijd de rem in om de be‐ dieningskracht te verminderen.
■ Zet de motor af.
■ Wanneer de auto vlak of op een
oplopende helling staat, dan
vóór het verwijderen van de
contactsleutel de eerste ver‐
snelling inschakelen of de keu‐ zehendel in stand P zetten. Op
een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.
Wanneer de auto op een aflo‐
pende helling staat, dan vóór
het verwijderen van de contact‐
sleutel de achteruitversnelling
inschakelen of de keuzehendel
in stand P zetten. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand toedraaien.
■ Sluit de ramen en het schuifdak.
■ De contactsleutel verwijderen. Stuurwiel verdraaien totdat het
stuurslot merkbaar vergrendelt.
Bij auto's met automatische ver‐ snellingsbak kan de sleutel al‐
leen worden verwijderd met de
keuzehendel in stand P.
Voor auto's met geautomati‐
seerde versnellingsbak kan de
sleutel alleen uit het contactslot
worden getrokken wanneer de
handrem is aangetrokken.
■ Vergrendel de auto.
■ Diefstalalarmsysteem inschakelen.
■ Koelventilatoren kunnen ook na het
afzetten van de motor in werkingtreden 3 193.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge mo‐
tortoerentallen of met hoge motor‐
belasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te be‐
schermen.
Let op
Bij een ongeval waarbij airbags wor‐
den geactiveerd, wordt de motor au‐ tomatisch uitgeschakeld als de auto
binnen een bepaalde tijd tot stilstand
komt.
Page 163 of 271

Rijden en bediening161
De bestuurder alarmeren
Een groene controlelamp voorligger
gedetecteerd A licht op in de instru‐
mentengroep wanneer het systeem
een voorligger heeft geconstateerd.
Wanneer de afstand tot een rijdende
voorligger te klein wordt of wanneer
een andere auto te snel nadert en een aanrijding op handen is, wordt een
rood LED-waarschuwingslicht knip‐
perend in de voorruit weerspiegeld,
vlak voor de bestuurder.Tegelijkertijd klinkt er een geluidssig‐
naal. Trap het rempedaal in als de si‐
tuatie dit vereist.
Uitschakelen
Het systeem kan worden gedeacti‐
veerd. Druk op V totdat het volgende
bericht op het DIC verschijnt.Algemene informatie
9 Waarschuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
is een waarschuwingssysteem dat de remmen niet activeert. Bij het
met een te hoge snelheid naderen
van een voorligger, kan er onvol‐
doende tijd zijn om een aanrijding
te voorkomen.
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het be‐
waren van een veilige onderlinge
Page 174 of 271

172Rijden en bediening
Let op
Bij het inschakelen van een vooruit‐ versnelling en het overschrijden van een bepaalde snelheid wordt de par‐keerhulp achter bij het uitschuiven
van het draagsysteem achterzijde
gedeactiveerd.
Bij het eerst inschakelen van de ach‐ teruitversnelling detecteert de par‐
keerhulp het draagsysteem achter‐ zijde en klinkt er een zoemer. Druk
kort op r of D om de parkeer‐
hulp te deactiveren.
Let op
Na productie moet het systeem wor‐
den gekalibreerd. Voor optimale be‐
geleiding tijdens het parkeren is een rijafstand van ten minste 10 km, in‐
clusief een aantal bochten, nodig.
Blindehoeksysteem Het blindehoeksysteem detecteert enmeldt objecten die zich, binnen een
specifieke blindehoekzone, aan
weerszijden van de auto bevinden.
Het systeem alarmeert visueel in elkebuitenspiegels bij het detecteren die
in de binnen- en buitenspiegels wel‐
licht niet zichtbaar zijn.
Het blindehoeksysteem maakt ge‐
bruik van sommige sensoren van de
geavanceerde parkeerhulp in de
voor- en achterbumper aan beide zij‐
den van de auto.9 Waarschuwing
Het blinde-hoeksysteem vervangt
het zicht van de bestuurder niet.
Het systeem detecteert geen: ■ auto's die zich buiten de blinde hoeken bevinden, en die moge‐
lijk snel naderen
■ voetgangers, fietsers of dieren
Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de richtingaanwijzer.
Als het systeem tijdens het vooruitrij‐
den in de blindehoekzone een voer‐
tuig detecteert, licht er zowel bij auto's
die worden ingehaald of die u inhalen, een geel waarschuwingssymbool B
in de betreffende buitenspiegel op.
Als de bestuurder vervolgens de rich‐
tingaanwijzer gebruikt, gaat het waar‐
schuwingssymbool B geel knipperen
als waarschuwing om niet van rij‐
strook te wisselen.
Het blindehoeksysteem werkt bij
snelheden van 10 km/u tot 140 km/u. Bij snelheden hoger dan 140 km/u
wordt het systeem inactief, aangege‐
ven door de verlichte waarschuwings‐ symbolen B in beide buitenspiegels.
Als de snelheid weer wordt verlaagd,
verdwijnen de waarschuwingssym‐
bolen. Als een auto dan in de blinde
zone wordt waargenomen, worden de
Page 195 of 271

Verzorging van de auto193
■ Motorkap openen, alle portierensluiten en auto vergrendelen.
■ Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt, bijv.
het diefstalalarmsysteem.
Weer in gebruik nemen
Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
■ Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voor
de elektrische ruitbediening inscha‐
kelen.
■ Bandenspanning controleren.
■ Sproeiervloeistofreservoir vullen.
■ Motoroliepeil controleren.
■ Koelvloeistofpeil controleren.
■ Zo nodig kentekenplaat monteren.
Verwerking van sloopauto Informatie over autodemontagebe‐
drijven en de recycling van sloopau‐
to's vindt u op onze website. Laat dit
werk uitsluitend over aan een erkend
autodemontagebedrijf.Gasauto's moeten worden afgevoerd
door een speciaal daartoe bevoegd
bedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden
uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking uit‐ voeren.
De koelventilator kan ook bij uit‐
geschakelde ontsteking gaan
draaien.
Page 266 of 271

264TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............243, 247
Aanduidingen op banden ..........216
Aanhangerkoppeling ..................186
Aanhangerstabilisatie ................191
Aanhanger trekken ....................187
Aansteker .................................... 86
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 192
Accu ........................................... 198
Achterlichten .............................. 205
Achterruitverwarming ................... 34
Achteruitkijkcamera ...................173
Achteruitrijlichten .......................121
Afmetingen auto ........................257
Afslagverlichting ......................... 118
Airbag deactiveren ....................... 50 Airbag-deactivering ...................... 94
Airbag en gordelspanners ...........94
Airbaglabel.................................... 45
Airbagsysteem ............................. 45
Airconditioning ........................... 126
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 134
Alarmknipperlichten ...................119
Algemene informatie .................. 186
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 135Andere auto slepen ...................237
Antiblokkeersysteem .................151
Antiblokkeersysteem (ABS) .........95
Asbakken ..................................... 86
Autogegevens ............................ 247
Autokrik....................................... 214
Automatische dimfunctie .............32
Automatische verlichting ............ 116
Automatische versnellingsbak ...143
Automatisch vergrendelen ...........26
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 236 Auto stallen ................................. 192
Autostop ....................................... 98
B Bagageruimte ........................ 27, 71
Bagageruimte-afdekking .............73
Bandenreparatieset ...................224
Bandenspanning .......................216
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 97, 217
Bandenspanningswaarden ........259
Batterijspanning .........................110
Bedieningsorganen ......................79
Bekerhouders .............................. 60
Bekleding .................................... 240
Beladingsinformatie .....................77
Beslagen lampglazen ................121
Page 267 of 271

265
Bestuurdersondersteuningssys‐temen ...................................... 157
Beveiliging van de auto ................28
Binnenspiegels ............................. 32
Binnenverlichting ...............121, 209
Blindehoeksysteem ....................172
Bolle vorm .................................... 30
Boordgereedschap .....................214
Boordinformatie .........................107
Brandstof .................................... 179
Brandstofkeuzeschakelaar ..........89
Brandstofmeter ............................ 88
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 185
Brandstof voor benzinemotoren 179
Brandstof voor dieselmotoren ...180
Brandstof voor rijden op LPG .....180
Buitenspiegels .............................. 30
Buitentemperatuur .......................83
Buitenverlichting .........................115
C
Car Pass ...................................... 22
Centrale vergrendeling ................24
Claxon ................................... 14, 80
Code ........................................... 107
Colour-Info-Display .....................105
Conformiteitsverklaring ...............261
Contactslotstanden ....................136
Controlelampen ......................87, 91
Controle over de auto ................135Controles.................................... 193
Cruise control ...................... 99, 157
D Dagrijlicht ................................... 117
Dagteller ...................................... 87
Dak ............................................... 35
Dakbelasting ................................. 77
Dakdrager .................................... 76
Derde remlicht ........................... 208
Diefstalalarmsysteem ..................29
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 200
Dimlicht of grootlicht ...................115
Draagsysteem achterzijde ............62
Driepuntsgordel ........................... 43
Driver Information Center .............99
E Eerste hulp ................................... 76
Elektrisch bediende ruiten ...........32
Elektrische aansluitingen .............86
Elektrische verstelling ..................30
Elektrisch systeem...................... 209
Elektronische rijprogramma's ...
........................................ 145, 151
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....96
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 154Elektronische
stabiliteitsregeling UIT ...............96
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............129
Event Data Recorders (EDR) .....262
F
Fietsendrager ............................... 62
Flex-Fix-systeem .......................... 62
Frontaal airbagsysteem ...............48
Frontaanrijdingswaarschuwing ...160
G
Geautomatiseerde versnellingsbak .......................148
Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignalen .........................110
Gemakkelijk instappen .................40
Gereedschap ............................. 214
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................76
Gloeilamp vervangen ................201
Gordels ......................................... 42
Gordelverklikker ........................... 93
Gordijnairbagsysteem .................. 50
Graphic-Info-Display ...................106
Grootlicht ............................. 98, 116
Grootlichtassistentie .............98, 118