display OPEL CORSA 2015 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015, Model line: CORSA, Model: OPEL CORSA 2015Pages: 259, PDF Size: 7.37 MB
Page 206 of 259

204Verzorging van de auto
Nr.Stroomkring1–2–3Elektrische ruitbediening4Spanningsomvormer5Carrosserieregelmodule 16Carrosserieregelmodule 27Carrosserieregelmodule 38Carrosserieregelmodule 49Carrosserieregelmodule 510Carrosserieregelmodule 611Carrosserieregelmodule 712Carrosserieregelmodule 813–14Achterklep15Airbagsysteem16Datalinkverbinding17Ontsteking18Airconditioning19ZonnedakNr.Stroomkring20Parkeerhulp/regensensor/front‐
camera21Remschakelaar22Audiosysteem23Display24–25Hulpkrik26Instrumentenpaneel27Stoelverwarming, bestuurder28–29–30Instrumentenpaneel/stoelver‐
warming/FlexDock31Claxon32Stoelverwarming, passagier33Verwarmd stuurwiel34–35Bandenreparatieset36–37AchterruitenwisserNr.Stroomkring38Aansteker39Elektrisch bediende ruiten/
zonnedak/automatische
versnellingsbakdisplay40–
Page 210 of 259

208Verzorging van de autoVoorzichtig
Het bandenspanningscontrole‐
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een druksensor en de banden moe‐
ten de voorgeschreven bandenspan‐
ning hebben.
Let op
In landen waar het bandenspan‐
ningscontrolesysteem wettelijk ver‐
eist is, wordt de typegoedkeuring
van het voertuig bij het gebruik van
wielen zonder druksensoren nietig.
U kunt de actuele bandenspannings‐
waarden bekijken in Automenu op het
Driver Information Center (DIC).
U selecteert het menu met de toetsen op de richtingaanwijzerhendel.
Druk op de toets MENU om het menu
Auto te selecteren.
Draai aan het stelwiel om het ban‐
denspanningscontrolesysteem te se‐ lecteren.
Baselevel-display en Midlevel-dis‐ play:De bandenspanning voor elke band
wordt op zijn eigen pagina weergege‐
ven.
Uplevel-display:
Page 211 of 259

Verzorging van de auto209
De bandenspanning voor alle bandenwordt op één pagina weergegeven.
De systeemstatus en bandenspan‐
ningswaarschuwingen herkent u aan een bericht waarbij de desbetreffende
band knippert op het DIC.
Bij het detecteren van een te lage
bandenspanning brandt het controle‐
lampje w 3 93.
Als w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 246.
Als w 60-90 seconden knippert en
daarna continu wordt verlicht, is er
een fout in het systeem. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Na het op spanning brengen moet u
wellicht een stukje rijden om de ban‐
denspanningswaarden op het DIC bij
te werken. Hierbij kan w oplichten.
Als
w bij lagere temperaturen oplicht
en na het rijden dooft, kan dit duiden
op een te lage bandenspanning. Ban‐ denspanning controleren.
Boordinformatie 3 103.
Schakel het contact uit wanneer de
bandenspanning moet worden ver‐
hoogd of verlaagd.
Monteer alleen wielen met druksen‐
soren, anders wordt de bandenspan‐
ning niet weergegeven en brandt w
voortdurend.
Een reservewiel of tijdelijk reserve‐
wiel heeft geen druksensor. Het ban‐
denspanningscontrolesysteem werkt
niet op deze banden. De controle‐
lamp w brandt. Voor de overige drie
banden blijft het systeem in werking.
Gebruik van standaard verkrijgbare
vloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. Gebruik bij voorkeur
door de fabriek goedgekeurde repa‐
ratiesets.Externe zendinstallaties met een
hoog vermogen kunnen storingen in
het bandenspanningscontrolesys‐
teem tot gevolg hebben.
Elke keer bij het verwisselen van de
banden moeten de sensoren van het
bandenspanningscontrolesysteem
worden gedemonteerd en onderhou‐
den. Bij opgeschroefde sensoren;
vervang het ventielelement en de
keerring. Bij opgeklikte sensoren; ver‐
vang de complete ventielsteel.
Status belading van auto
Pas de bandenspanning volgens de
informatie op het etiket van de band
of in de tabel bandenspanningswaar‐ den aan op de belading van de auto
3 246 en selecteer de betreffende in‐
stelling in het menu
Bandenbelasting op het DIC, menu
Auto 3 95.
Baselevel-display en Midlevel-dis‐ play:
Page 212 of 259

210Verzorging van de auto
Kies■ LO voor een comfortabele span‐
ning tot drie inzittenden
■ ECO voor een Eco-spanning tot
drie inzittenden
■ HI voor volledige belading
Uplevel-display:Kies ■ Licht voor een comfortabele span‐
ning tot drie inzittenden
■ Eco voor een Eco-spanning tot
drie inzittenden
■ Max voor volledige belading
TPMS-sensoren koppelen
Elke TPMS-sensor heeft een unieke
identificatiecode. De identificatiecode moet aan de positie van een nieuw
wiel worden gekoppeld nadat de wie‐
len zijn geroteerd of alle wielen zijn
verwisseld en als een of meer TPMS-
sensoren zijn vervangen. De TPMS-
sensoren moeten ook worden gekop‐
peld na het vervangen van een reser‐
vewiel door een reguliere band met
de TPMS-sensor.
Bij de volgende contactcyclus moeten
de storingslamp en het waarschu‐
wingsbericht doven/verdwijnen. De
sensoren worden met een TPMS-in‐
leergereedschap in de volgende volg‐ orde gekoppeld aan de wielposities:
voorwiel linkerzijde, voorwiel rechter‐
zijde, achterwiel rechterzijde en ach‐
terwiel linkerzijde. De richtingaanwij‐
zer in de huidige actieve stand wordt
verlicht totdat de sensor is gekoppeld.
Raadpleeg uw werkplaats voor on‐
derhoud of voor het aanschaffen van
een inleergereedschap. U hebt
twee minuten voor het koppelen van de positie van het eerste wiel en
vijf minuten voor het koppelen van de
positie van alle vier de wielen. Bij het
overschrijden van deze tijd stopt het
koppelen en moet u opnieuw begin‐
nen.
Koppel de TPMS-sensoren als volgt: 1. Trek de handrem aan.
2. Schakel het contact in.
Page 213 of 259

Verzorging van de auto211
3. Op auto's met automatische ver‐snellingsbak: zet de keuzehendelin P.
Op auto's met geautomatiseerde
versnellingsbak: breng en houd
de keuzehendel vijf seconden in
stand N tot P wordt weergegeven
op het DIC. P geeft aan dat het
koppelen van de TPMS-sensoren
gestart kan worden.
4. Gebruik de toets MENU op de
richtingaanwijzerhendel om het
menu Auto op het DIC te selecte‐
ren.
5. Draai het stelwieltje om naar het bandenspanningsmenu te schui‐
ven.
Baselevel-display en Midlevel-
display:
Uplevel-display:
6. Druk op de knop SET/CLR om het
koppelen van de sensoren te star‐
ten. Er moet een bericht met een
vraag om acceptatie van het pro‐
ces verschijnen.
7. Druk nogmaals op de knop SET/CLR om de selectie te be‐
vestigen. De claxon piept twee
keer om aan te geven dat de ont‐
vanger in de inleermodus staat.
8. Begin met de voorwiel aan de lin‐ kerzijde.
9. Zet de inleertool bij het ventiel te‐ gen de wang van de band. Druk
daarna op de knop om de TPMS-
sensor te activeren. De claxon
piept ter bevestiging dat de sen‐
soridentificatiecode aan de positie
van dit wiel is gekoppeld.
10. Ga verder met het voorwiel rechts
en herhaal de procedure zoals be‐
schreven in stap 9.
11. Ga verder met het achterwiel rechts en herhaal de procedure
zoals beschreven in stap 9.
Page 232 of 259

230Verzorging van de auto
Wanneer u het draagsysteem aan deachterzijde niet regelmatig gebruikt,
moet u het, vooral in de winter, van
tijd tot tijd bedienen.
Verzorging interieur Interieur en bekleding
Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met zui‐
ver water en een zachte doek. Ge‐
bruik een reinigingsmiddel voor leder
als de bekleding erg vuil is.
De instrumentengroep en de displays
alleen met een vochtige doek reini‐
gen. Gebruik zo nodig water en milde
zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met
een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐
ringen veroorzaken, met name oplichtgekleurde bekleding. Reinig ver‐
wijderbare vlekken en verkleuringen
zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten om‐
dat geopende klittenbandsluitin‐
gen schade aan de stoelbekleding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐ kerbroeken met metalen accen‐
ten.
Kunststof en rubber onderdelen
Kunststof en rubberen onderdelen
mogen met dezelfde middelen wor‐
den gereinigd als de carrosserie. Zo nodig een interieurreiniger gebruiken.
Geen andere middelen gebruiken.
Vooral geen oplosmiddelen of brand‐ stof. Niet schoonmaken met hoge‐
drukreinigers.
Page 233 of 259

Service en onderhoud231Service en onderhoudAlgemene informatie..................231
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............232Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐
veiligheid en voor het behoud van de waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide bijgewerkte service‐
schema voor uw auto is beschikbaar
in de werkplaats.
Servicedisplay 3 86.
Europese service-intervallen
Aan de auto moet om de 30.000 km
onderhoud gepleegd worden, of na
één jaar, wat het eerst voorkomt, ten‐ zij anders vermeld op het service-dis‐
play.
Bij een zwaardere belasting, bijv. bij
taxi's en politievoertuigen, geldt wel‐
licht een korter onderhoudsinterval.
De Europese service-intervallen gel‐
den voor de volgende landen:Andorra, België, Bosnië-Herzego‐
vina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken,
Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk,
Griekenland, Groenland, Groot-Brit‐
tannië, Hongarije, Ierland, IJsland,
Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Lux‐ emburg, Macedonië, Malta, Montene‐gro, Nederland, Noorwegen, Oosten‐
rijk, Polen, Portugal, Roemenië, Ser‐
vië, Slovenië, Slowakije, Spanje,
Tsjechische Republiek, Zweden,
Zwitserland.
Servicedisplay 3 86.
Internationale service-
intervallen Aan de auto moet om de 15.000 km
onderhoud gepleegd worden, of na
één jaar, wat het eerst voorkomt, ten‐
zij anders vermeld op het service-dis‐ play.
De internationale service-intervallen gelden voor de landen die niet tot de
groep behoren waarvoor de Euro‐
pese service-intervallen werden op‐
gesteld.
Servicedisplay 3 86.
Page 234 of 259

232Service en onderhoud
Registraties
Uitgevoerde service wordt geregi‐
streerd op de daarvoor bestemde
plaatsen in het Service- en garantie‐
boekje. De datum en afgelezen kilo‐
meterstand worden bevestigd met
stempel en handtekening van de uit‐
voerende werkplaats.
Zorg ervoor dat het Service- en ga‐
rantieboekje correct wordt ingevuld,
omdat een sluitend bewijs van ser‐
vice essentieel is bij aanspraken op garantie of goodwill en tevens een
pluspunt is bij verkoop van de auto.
Service-interval met resterende
levensduur van motorolie
De service-interval is gebaseerd op diverse parameters afhankelijk van
het gebruik.
Het service-display meldt wanneer de
motorolie moet worden ververst.
Servicedisplay 3 86.Aanbevolen
vloeistoffen,
smeermiddelen en
onderdelen
Aanbevolen vloeistoffen
en smeermiddelen Gebruik uitsluitend producten die aan
de aanbevolen specificaties voldoen.
Schade als gevolg van het gebruik
van producten die niet voldoen aan
deze specificaties, wordt niet gedekt
door de garantie.9 Waarschuwing
Bedrijfsvloeistoffen zijn gevaarlijk
en mogelijk giftig. Voorzichtig han‐ teren. Informatie op de verpakking in acht nemen.
Motorolie
Motorolie wordt ingedeeld op basis
van de kwaliteit en de viscositeit. Bij
de keuze van motorolie is kwaliteit be‐
langrijker dan viscositeit. Door de
oliekwaliteit blijft o.a. de motor
schoon, is de slijtage minimaal en
veroudert de olie minder snel. De vis‐
cositeit geeft informatie over de dikte
van de olie bij diverse temperaturen.
Dexos is de nieuwste kwaliteit motor‐ olie, en biedt optimale bescherming
voor benzine- en dieselmotoren. In‐ dien deze niet voorhanden is moet
motorolie van een andere gerenom‐
meerde kwaliteit worden gebruikt.
Aanbevelingen voor benzinemotoren
zijn ook geldig voor motoren met de
brandstoffen Compressed Natural
Gas (CNG), Liquified Petroleum Gas
(LPG) en Ethanol (E85).
Selecteer de juiste motorolie op basis
van de kwaliteit en de minimale om‐ gevingstemperatuur 3 236.
Motorolie bijvullen
Motoroliesoorten van verschillende
fabrikanten en merken kunnen wor‐
den gemengd zolang ze voldoen aan de vereiste motoroliecriteria kwaliteit
en viscositeit.
Page 255 of 259

253
Bestuurdersondersteuningssys‐temen ...................................... 152
Beveiliging van de auto ................27
Binnenspiegels ............................. 31
Binnenverlichting ...............117, 199
Blindehoeksysteem ....................167
Bolle vorm .................................... 29
Boordgereedschap .....................205
Boordinformatie .........................103
Brandstof .................................... 175
Brandstofmeter ............................ 85
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 177
Brandstof voor benzinemotoren 175
Brandstof voor dieselmotoren ...175
Buitenspiegels .............................. 29
Buitentemperatuur .......................80
Buitenverlichting .........................111
C Car Pass ...................................... 21
Centrale vergrendeling ................23
Claxon ................................... 13, 77
Code ........................................... 103
Colour-Info-Display .....................101
Conformiteitsverklaring ...............248
Contactslotstanden ....................132
Controlelampen ......................84, 87
Controle over de auto ................131
Controles .................................... 184
Cruise control ...................... 94, 152D
Dagrijlicht ................................... 113
Dagteller ...................................... 84
Dak ............................................... 34
Dakbelasting ................................. 74
Dakdrager .................................... 73
Derde remlicht ........................... 199
Diefstalalarmsysteem ..................28
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 190
Dimlicht of grootlicht ...................111
Draagsysteem achterzijde ............60
Driepuntsgordel ........................... 42
Driver Information Center .............95
E Eerste hulp ................................... 73
Elektrisch bediende ruiten ...........31
Elektrische aansluitingen .............83
Elektrische verstelling ..................29
Elektrisch systeem...................... 200
Elektronische rijprogramma's ...
........................................ 141, 147
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....92
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 150Elektronisch
klimaatregelsysteem ..............124
Event Data Recorders (EDR) .....249
F
Fietsendrager ............................... 60
Flex-Fix-systeem .......................... 60
Frontaal airbagsysteem ...............47
Frontaanrijdingswaarschuwing ...155
G
Geautomatiseerde versnellingsbak .......................144
Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignalen .........................105
Gemakkelijk instappen .................39
Gereedschap ............................. 205
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................73
Gloeilamp vervangen ................191
Gordels ......................................... 40
Gordelverklikker ........................... 89
Gordijnairbagsysteem .................. 48
Graphic-Info-Display ...................102
Grootlicht ............................. 94, 112
Grootlichtassistentie .............94, 114
Page 256 of 259

254
HHalogeenkoplampen .................191
Handbediende ruiten ...................31
Handgeschakelde modus ..........146
Handgeschakelde versnellingsbak ......................143
Handmatige dimfunctie ................31
Handmatige modus ...................141
Handrem ............................. 148, 149
Handschoenenkastje ...................58
Handzender ................................. 22
Hellingrem ................................. 149
Hoofdsteunen .............................. 36
Hoofdsteunverstelling ....................8
I
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 52
Indicatie afstand tot voorligger ...157
Info-Displays ................................. 95
Inhouden ................................... 245
Inklapbare spiegels .....................30
Inleiding ......................................... 3
Instapverlichting ......................... 119
Instrumentengroep ......................84
Instrumentenverlichting .............200
Interieurverlichting ......................117
ISOFIX- kinderveiligheidssystemen ........56K
Katalysator ................................. 139Kentekenverlichting ...................199
Keuzehendel ..................... 140, 145
Kilometerteller .............................. 84
Kindersloten ................................. 26 Kinderveiligheids-systemen ..........50
Klimaatregeling ............................ 15
Klimaatregelsystemen ................121
Klok .............................................. 81
Koelvloeistof .............................. 187
Koelvloeistof en antivries ............232
Koelvloeistoftemperatuurmeter ...86
Koplampinstelling in het buitenland .............................. 113
Koplampverstelling ....................113
L
Laadsysteem ............................... 90
Lane Departure Warning ......92, 173
Leeslampen ............................... 119
Lekke band ................................. 219
Lichtschakelaar .......................... 111
Lichtsignaal ................................ 112
Luchtinlaat ................................. 130
M Meters........................................... 84
Mistachterlicht .............................. 94
Mistachterlichten ........................ 116Mistlamp ...................................... 94
Mistlampen ................................ 195
Mistlampen voor ........................116
Motorgegevens .......................... 239
Motor-ID...................................... 235
Motorkap .................................... 185
Motorolie .................... 185, 232, 236
Motoroliedruk ............................... 93
Motor starten ..................... 133, 144
Motorvermogen verminderd .........94
N Nieuwe auto inrijden ..................132
O Obstakeldetectiesystemen .........158
Olie, motor .......................... 232, 236
Ontlaadbeveiliging accu ............120
Opbergruimte................................ 58
Opbergruimten.............................. 58
Opbergruimte voor........................ 59
Opbergvakken .............................. 58
Opbergvak onder passagiersstoel 60
Opgeslagen instellingen ...............23
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Panne ......................................... 225
Parkeerhulp ............................... 158
Parkeerlichten ............................ 116