OPEL CORSA E 2018 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018, Model line: CORSA E, Model: OPEL CORSA E 2018Pages: 277, PDF Size: 7.89 MB
Page 191 of 277

Rijden en bediening189Rijgedrag en aanhangertips
Alvorens een aanhangwagen aan te
koppelen, de kogel van de trekhaak
smeren. Bij gebruik van een trillings‐ demper die slingerbewegingen
dempt en op de koppelingskogel
inwerkt, mag de kogel niet worden
gesmeerd.
Voor aanhangers met een geringe
rijstabiliteit en caravans met een
maximaal totaalgewicht van meer
dan 1000 kg mag de snelheid van
80 km/u niet worden overschreden en
wordt het gebruik van een trillings‐
demper aanbevolen.
Als de aanhanger begint te slingeren, langzamer gaan rijden, niet tegenstu‐
ren en zo nodig krachtig remmen.
Bergafwaarts dezelfde versnelling
inschakelen als bergopwaarts en
ongeveer dezelfde snelheid aanhou‐
den.
Bandenspanning instellen op de
waarde voor maximale belading
3 259.Aanhanger trekken
Trekgewicht
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht hangt af van de auto en de
motor en mag niet worden overschre‐
den. Het werkelijke trekgewicht is het verschilt tussen het werkelijke totaal‐
gewicht van de aanhanger en het
werkelijke kogelgewicht in aangekop‐
pelde toestand.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht staat in de autopapieren
vermeld. Het geldt normaal bij
hellingspercentages tot maximaal
12%.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht geldt tot aan het aangegeven
hellingspercentage en tot een hoogte van 1000 meter boven de zeespiegel.
Omdat het motorvermogen bij toene‐
mende hoogte door de lagere lucht‐
dichtheid daalt en het klimvermogen
daardoor afneemt, moet het maxi‐
maal toelaatbare treingewicht voor
elke 1000 meter hoogtetoename met
10 % worden verminderd. Bij het
rijden op wegen met een gering
hellingspercentage (minder dan 8%,bijv. snelwegen) hoeft het maximaal
toelaatbare treingewicht niet te
worden verminderd.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht mag niet worden overschreden.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht staat op het typeplaatje 3 247
vermeld.
Kogeldruk
De kogeldruk is de kracht waarmee de aanhanger op de koppelingskogel
drukt. De gewichtsverdeling bij het
laden van de aanhanger is van
invloed op de kogeldruk.Benzine- en dieselmotoren
De maximaal toelaatbare kogeldruk
( 55 kg) staat op het typeplaatje van de
trekhaak en in de autopapieren
vermeld. Altijd de maximale kogeld‐
ruk nastreven, vooral bij zware
aanhangers. Nooit rijden met een
kogeldruk lager dan 25 kg.Motor B14XEL LPG
De maximaal toelaatbare kogeldruk
( 45 kg) staat op het typeplaatje van de
trekhaak en in de autopapieren
Page 192 of 277

190Rijden en bedieningvermeld. Altijd de maximale kogeld‐
ruk nastreven, vooral bij zware
aanhangers. Nooit rijden met een
kogeldruk lager dan 25 kg.
AchterasbelastingBenzine- en dieselmotoren
Bij een aangekoppelde aanhanger en een maximale belading van de automag voor personenauto's de toelaat‐
bare achterasbelasting (zie typepla‐
tje of autopapieren) met 70 kg voor de 5-deurs auto en met 60 kg voor de 3-
deurs auto het toelaatbare totaalge‐
wicht met 55 kg worden overschre‐
den.Motor B14XEL LPG
Bij een aangekoppelde aanhanger en
een maximale belading van de auto
mag voor personenauto's de toelaat‐
bare achterasbelasting (zie typepla‐
tje of autopapieren) met 70 kg voor de 5-deurs auto en met 70 kg voor de 3-
deurs auto en het toelaatbare totaal‐
gewicht met 45 kg worden overschre‐
den.Bestelwagen
Bij een aangekoppelde aanhanger en een maximale belading van de auto
mag voor personenauto's de toelaat‐
bare achterasbelasting (zie typepla‐
tje of autopapieren) met 60 kg en het
toelaatbare totaalgewicht met 55 kg
worden overschreden.Algemeen
Wordt de toelaatbare achterasbelas‐
ting overschreden, dan geldt een
maximumsnelheid van 100 km/u.
Houd eventueel lagere nationaal
voorgeschreven maximumsnelheden
bij het rijden met een aanhanger aan.
Trekhaak
Voorzichtig
Bij het rijden zonder aanhanger, de kogelstang demonteren.
Kogelstang opbergen
De kogelstang wordt opgeborgen ineen tas in de reservewielkuip en aande sjorogen in de bagageruimte vast‐
gemaakt.
Bij het monteren, beschermende
afdekking over draaiknop met sleutel
aanbrengen.
Kogelstang monteren
Page 193 of 277

Rijden en bediening191Stekkerdoos ontgrendelen en
omlaagklappen. Afsluitplug uit kogel‐ stangopening trekken en opbergen.
Spanstand kogelstang controleren
● Draaiknop rust op de kogelstang.
● Groene markering op de draai‐ knop is niet zichtbaar.
● Blokkeerpen boven aan de kogelstang is naar binnen getrok‐ken.
● Sleutel zit in het slot.
Zo niet, eerst de kogelstang opspan‐
nen alvorens deze in het koppelings‐
huis te duwen:
● Sleutel in het slot steken en kogelstang ontgrendelen.
● Draaiknop op de kogelstang indrukken en ingedrukt rechtsomdraaien totdat deze vastklikt.
Sleutel blijft in het slot zitten.
Kogelstang monteren
Aangespannen kogelstang in de
kogelstangopening steken en stevig
omhoogduwen totdat deze hoorbaar vastklikt.
De draaiknop springt automatisch
terug in de uitgangspositie en rust zonder speling tegen de kogelstang.
9 Waarschuwing
Draaiknop bij het monteren niet
aanraken.
Page 194 of 277

192Rijden en bediening
Groene markering op de draaiknop is
zichtbaar.
Kogelstang vergrendelen en sleutel
verwijderen.
Oog voor veiligheidskabel
Veiligheidskabel aan oog vasthaken.
Correcte montage van de kogelstang
controleren
● Groene markering op draaiknop is zichtbaar.
● Tussen de draaiknop en de kogelstang mag geen speling
zitten.
● De kogelstang moet stevig in de kogelstangopening vergrendeld
zijn,
● De kogelstang moet zijn en de sleutel moet verwijderd zijn.
9Waarschuwing
Rijden met een aanhanger is
alleen toegestaan bij een correct
gemonteerde kogelstang. Als u de kogelstang niet correct gemon‐
teerd krijgt, de hulp van een werk‐ plaats inroepen.
Kogelstang demonteren
Sleutel in het slot steken en kogel‐
stang ontgrendelen.
Draaiknop op de kogelstang indruk‐ ken en ingedrukt rechtsom draaien
totdat deze vastklikt. Kogelstang naar
onderen toe lostrekken.
Page 195 of 277

Rijden en bediening193Afsluitplug in kogelstangopening
aanbrengen. Stekkerdoos inklappen.
Aanhangerstabilisatie Als het systeem een sterke slinger‐
beweging registreert, dan wordt het
motorvermogen verlaagd en de auto/
aanhangercombinatie afgeremd
totdat de slingerbeweging stopt.
Wanneer het systeem actief is, moet
u het stuurwiel zo stil mogelijk
houden.
Aanhangerstabilisatie maakt deel uit
van de elektronische stabiliteitsrege‐
ling 3 155.
Page 196 of 277

194Verzorging van de autoVerzorging van de
autoAlgemene informatie ..................195
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 195
Auto stallen .............................. 195
Verwerking van sloopauto .......196
Controle van de auto .................196
Werkzaamheden uitvoeren .....196
Motorkap ................................. 196
Motorolie .................................. 197
Koelvloeistof ............................ 198
Sproeiervloeistof ......................199
Remmen .................................. 200
Remvloeistof ............................ 200
Accu ........................................ 200
Dieselbrandstofsysteem ontluchten ............................... 201
Wisserblad vervangen .............202
Gloeilamp vervangen .................202
Halogeenkoplampen ...............202
Xenonkoplampen ....................205
Mistlampen .............................. 206
Richtingaanwijzers vooraan ....206
Achterlichten ............................ 207
Zijrichtingaanwijzers ................209Derde remlicht ......................... 210
Kentekenverlichting .................210
Binnenverlichting .....................210
Instrumentenverlichting ...........210
Elektrisch systeem .....................211
Zekeringen .............................. 211
Zekeringenkast in motorruimte 212
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................214
Boordgereedschap ....................216
Gereedschap ........................... 216
Velgen en banden .....................217
Winterbanden .......................... 217
Aanduidingen op banden ........217
Bandenspanning .....................217
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 219
Profieldiepte ............................ 223
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 224
Wieldoppen ............................. 224
Sneeuwkettingen .....................224
Bandenreparatieset .................225
Wiel verwisselen ......................230
Reservewiel ............................. 233
Starthulp gebruiken ...................235
Trekken ...................................... 236
Auto slepen ............................. 236
Andere auto slepen .................237Verzorging van uiterlijk ..............238
Verzorging exterieur ................238
Verzorging interieur .................241
Page 197 of 277

Verzorging van de auto195Algemene informatie
Accessoires en modificaties van auto
Wij raden u aan alleen gebruik te
maken van originele onderdelen,
accessoires en andere uitdrukkelijk
door de fabriek voor uw autotype
goedgekeurde onderdelen. Voor
andere onderdelen kunnen wij – ook
als deze door autoriteiten of anders‐
zins zijn goedgekeurd – niet beoorde‐ len of deze betrouwbaar zijn en er
evenmin garant voor staan.
Bij eventuele aanpassingen, omzet‐
tingen of andere wijzigingen in de
standaard voertuigspecificaties
(waaronder, zonder beperkingen,
softwarematige aanpassingen,
aanpassingen in de elektronische
regeleenheden) wordt de door Opel
geboden garantie mogelijk ongeldig.
Dergelijke aanpassingen kunnen
bovendien van invloed zijn op de
bestuurdersondersteuningssyste‐
men, het brandstofverbruik, de CO 2-
uitstoot en andere emissies van de
auto. Ook kan dan de typegoedkeu‐ ring komen te vervallen.Voorzichtig
Wanneer de auto getransporteerd wordt op een trein of een takelwa‐
gen kunnen de spatlappen
beschadigd worden.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en conserveren.
● Brandstoftank helemaal vullen.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op de waarde voor maximale belading.
● Auto in een droge en goed geventileerde ruimte parkeren.Eerste versnelling of achteruit‐
versnelling inschakelen of keuze‐
hendel in stand P zetten. Voor‐
komen dat auto kan wegrollen.
● Handrem niet aantrekken.
● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt,
bijv. het diefstalalarmsysteem.
Weer in gebruik nemen Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voorde elektrische ruitbediening
inschakelen.
● Bandenspanning controleren.
● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.
● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren.
Page 198 of 277

196Verzorging van de autoVerwerking van sloopauto
Informatie over autodemontagebe‐
drijven en de recycling van sloopau‐
to's vindt u op onze website. Laat dit
werk uitsluitend over aan een erkend
autodemontagebedrijf.
Gasauto's moeten worden afgevoerd
door een speciaal daartoe bevoegd
bedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking
uitvoeren.
De koelventilator kan ook bij uitge‐ schakelde ontsteking gaan
draaien.
9 Gevaar
Het ontstekingssysteem en de
Xenonkoplampen werken met een zeer hoge spanning. Niet aanra‐
ken.
Motorkap
Openen
Aan de ontgrendelingshendel trekken en in de uitgangspositie terugduwen.
Page 199 of 277

Verzorging van de auto197
Druk de veiligheidspal omhoog en
open de motorkap.
Motorkapsteun vastzetten.
Als de motorkap wordt geopend
tijdens een Autostop, wordt de motor
automatisch herstart omwille van
veiligheidsredenen.
Sluiten Steun vóór het sluiten van de motor‐
kap stevig in de houder duwen.
Laat de motorkap zakken en laat
deze vanaf een lage hoogte
(20-25 cm) in de grendel vallen.
Controleer of de motorkap vergren‐
deld is.Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Motorolie
Het motoroliepeil op gezette tijden
handmatig controleren om schade
aan de motor te voorkomen. Gebruik
olie met de juiste specificatie. Aanbe‐ volen vloeistoffen en smeermiddelen
3 243.
Het maximale motorolieverbruik is
0,6 l per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op
bedrijfstemperatuur zijn en minstens
vijf minuten uitgeschakeld zijn
geweest.
Trek de oliepeilstok eruit, wrijf hem schoon, plaats hem volledig terug,
trek hem er weer uit en lees het moto‐ roliepeil af.
Afhankelijk van de motor worden er
verschillende oliepeilstokken
gebruikt.
Wanneer het motoroliepeil tot het
merkteken MIN is gedaald, dan
motorolie bijvullen.
Page 200 of 277

198Verzorging van de auto
Het wordt geadviseerd dezelfde
kwaliteit olie te gebruikt als bij de laat‐
ste olieverversing.
Het motoroliepeil mag niet hoger
staan dan het bovenste merkteken MAX op de peilstok.Voorzichtig
Een teveel aan motorolie moet
worden afgetapt of afgezogen.
Inhouden 3 258.
Dop recht terugplaatsen en vast‐ draaien.
Koelvloeistof
De koelvloeistof biedt vorstbescher‐
ming tot ongeveer -28 °C. In noorde‐
lijke landen met extreem lage tempe‐
raturen biedt de af-fabriek bijgevulde koelvloeistof vorstbescherming tot
ongeveer -37 °C.Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries
gebruiken.
Koelvloeistof en anti-vries 3 243.
Koelvloeistofpeil
Voorzichtig
Een te laag koelvloeistofpeil kan
motorschade veroorzaken.
Afhankelijk van de motor worden er verschillende koelvloeistofreservoirs
gebruikt.