OPEL CORSA E 2018 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018, Model line: CORSA E, Model: OPEL CORSA E 2018Pages: 277, PDF Size: 7.89 MB
Page 211 of 277

Verzorging van de auto209
4.Gloeilamp wegnemen door iets in
de fitting te drukken en linksom te draaien. Vervang de gloeilamp.
5. Steek de lampfitting in de module en draai deze vast.
6. Bevestig de lichtmodule in de achterklep en bevestig deze met
de schroef.
Zijrichtingaanwijzers
Verwijder het lamphuis om de gloei‐
lamp te vervangen:
1. Schuif de lamp naar de linkerkant
ervan en haal deze aan de rech‐
terkant ervan los.
2. Draai de lamphouder linksom uit het huis.
3. Trek de lamp uit de lamphouder en vervang deze.
Page 212 of 277

210Verzorging van de auto4. Breng de lamphouder aan endraai deze rechtsom.
5. Steek de linkerkant van de lamp erin, schuif deze naar links en
steek de rechterkant erin.
Derde remlicht
LED's door een werkplaats laten
vervangen.
Kentekenverlichting
1. Plaats een schroevendraaier in de uitsparing van de afdekking,
duw naar de zijkant en maak de
veer los.
2. Lamp naar beneden toe verwijde‐
ren, hierbij niet aan de kabel trek‐ ken.
3. Draai de lamphouder linksom uit het lamphuis.
4. Trek de lamp uit de lamphouderen vervang deze.
5. Steek de lamphouder in het lamp‐
huis en draai deze rechtsom.
6. Steek de lamp in de bumper totdat
deze vastklikt.
Binnenverlichting Interieurverlichting, leeslampjes
Gloeilampen door een werkplaats
laten vervangen.
Bagageruimteverlichting
Gloeilampen door een werkplaats
laten vervangen.
Plafondverlichting
Gloeilampen door een werkplaats
laten vervangen.
Instrumentenverlichting
Gloeilampen door een werkplaats
laten vervangen.
Page 213 of 277

Verzorging van de auto211Elektrisch systeem
Zekeringen Controleren of het opschrift op de
vervangende zekering overeenkomt
met dat op de defecte zekering.
Er zitten twee zekeringendozen in de
auto:
● linksvoor in de motorruimte
● bij auto's met stuurwiel links, achter de lichtschakelaar, of bij
auto's met stuurwiel rechts
achter het handschoenenkastje
Alvorens een zekering te vervangen, de desbetreffende schakelaar en de
ontsteking uitschakelen.Er zitten verschillende soorten zeke‐
ringen in de auto.
Afhankelijk van het type zekering is
een doorgebrande zekering herken‐
baar aan de gesmolten draad. Zeke‐
ring pas vervangen wanneer de
oorzaak van de storing verholpen is.
Sommige functies worden door meer‐ dere zekeringen beveiligd.
Er kunnen zekeringen aanwezig zijn
die geen functie hebben.
Zekeringtrekker
In de zekeringenkast in de motor‐
ruimte zit mogelijk een zekeringtrek‐
ker.
Zekeringtrekker van bovenaf op de
verschillende typen zekering zetten
en zekering lostrekken.
Page 214 of 277

212Verzorging van de autoZekeringenkast inmotorruimte
De zekeringenkast zit linksvoor in de
motorruimte.
Klik de klep los en klap deze geheel
omhoog. Haal de klep recht omhoog
eraf.
Nr.Stroomkring1Aanhangerinterfacemodule,
draagsysteem achterzijde2–3Accusensor4Brandstofpomp chassisregel‐
module5ABS6Dimlicht en dagrijverlichting
links, afsluiter xenongrootlicht
links en rechts7–8Regelmodule MTA-transmissie,
regelmodule LPG9Spanningsdetectie carrosserie‐
regelmodule10Koplampverstelling11Achterruitenwisser12Verwarmbare achterruit13Dimlicht en dagrijverlichting
rechts14Verwarmbare buitenspiegel15–
Page 215 of 277

Verzorging van de auto213Nr.Stroomkring16Rembekrachtigerset17Ontsteking, voeding startstroom18Motorregelmodule19Brandstofpomp20–21Motormagneetkleppen, motor‐
sensoren22–23Inspuitsysteem24Ruitensproeier25–26Motorsensoren27Afsluitklep verwarming28Motorregelmodule29Motorregelmodule30Motorregelmodule31Grootlicht links, xenondimlicht
links32Grootlicht rechts, xenondimlicht
rechts33MotorregelmoduleNr.Stroomkring34Claxon35Aircocompressorkoppeling36Mistlampen
Page 216 of 277

214Verzorging van de autoNr.Stroomkring1ABS-pomp2Ruitenwisser voor3Aanjager4Instrumentenpaneel5Koelventilator6Verwarming dieselbrandstof7Versnellingsbak8Koelventilator9Koelventilator10Koelventilator11Startmotor
Klik na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen het deksel van het
zekeringenkastje weer vast.
Wanneer u het deksel van het zeke‐
ringenkastje niet goed sluit, kan een
storing optreden.
Zekeringenkast
instrumentenpaneel
De zekeringenkast zit achter de licht‐ schakelaar in het instrumentenpa‐
neel. Pak de handgreep vast en trek
de lichtschakelaar omlaag.
Page 217 of 277

Verzorging van de auto215Nr.Stroomkring1–2–3Elektrische ruitbediening4Spanningsomvormer5Carrosserieregelmodule 16Carrosserieregelmodule 27Carrosserieregelmodule 38Carrosserieregelmodule 49Carrosserieregelmodule 510Carrosserieregelmodule 611Carrosserieregelmodule 712Carrosserieregelmodule 813–14Achterklep15Airbagsysteem16Datalinkverbinding17Ontsteking18Airconditioning19ZonnedakNr.Stroomkring20Parkeerhulp/regensensor/front‐
camera21Remschakelaar22Audiosysteem23Display24–25Hulpkrik26Instrumentenpaneel27–28–29–30–31Claxon32–33Verwarmd stuurwiel34–35Bandenreparatieset36–37Achterruitenwisser38AanstekerNr.Stroomkring39Elektrisch bediende ruiten/
zonnedak/automatische
versnellingsbakdisplay40–
Page 218 of 277

216Verzorging van de autoBoordgereedschapGereedschap Auto's zonder reservewiel
Het gereedschap bevindt zich samen
met het sleepoog onder de vloeraf‐
dekking van de bagageruimte.
Het gereedschap en het sleepoog
bevinden zich aan de rechterzijde van de bagageruimte, achter een afdek‐
king.
Op de OPC- of LPG-versie of versies
met draagsysteem aan de achterzijde bevindt het gereedschap zich samen
met het sleepoog aan de rechterzijde
in de bagageruimte, achter een
afdekking.
Auto's met reservewiel
De krik, wielboutsleutel en sommig
gereedschap bevinden zich aan de
rechterzijde in de bagageruimte,
achter een afdekking 3 70.
Page 219 of 277

Verzorging van de auto217Velgen en banden
Conditie van banden en velgen
Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden over scherpe randen kan schade aan
banden en velgen tot gevolg hebben.
Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een werkplaats inroepen.
Wij raden aan de voorwielen niet om
te wisselen met de achterwielen en
vice versa, om de rijstabiliteit te
behouden. Gebruik altijd minder
versleten banden op de achteras.
Winterbanden
Winterbanden verhogen de veiligheid bij temperaturen onder 7 °C en
moeten daarom op alle wielen
worden gemonteerd.
Alle bandenmaten zijn toegestaan als
winterbanden 3 259.De sticker met de maximumsnelheid
in overeenstemming met de geldende wetgeving in uw land in het gezichts‐
veld van de bestuurder aanbrengen.
Aanduidingen op banden Bijv. 195/55 R 16 95 H195:bandbreedte in mm55:hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. band‐
breedte), percentageR:type koordlagen: RadiaalRF:type: RunFlat16:velgdiameter in inch95:kengetal voor draagvermogen,
95 komt bijv. overeen met
690 kgH:kenletter voor snelheid
Kenletter voor snelheid:
Q:Maximaal 160 km/uS:Maximaal 180 km/uT:Maximaal 190 km/uH:Maximaal 210 km/uV:Maximaal 240 km/uW:Maximaal 270 km/u
Kies een band die geschikt is voor de
topsnelheid van uw auto.
De topsnelheid is bereikbaar op
rijklaar gewicht met bestuurder
(75 kg) plus 125 kg nuttige last. Door
optionele uitrusting kan de topsnel‐ heid van de auto afnemen.
Prestaties 3 253.
Draairichtingsgebonden banden
Draairichtingsgebonden banden
moeten zo worden gemonteerd dat ze in de juiste richting draaien. De
juiste draairichting is herkenbaar aan
een symbool (bijv. een pijl) op de
zijwand van de band.
Bandenspanning
De bandenspanning minstens om de 14 dagen en vóór elke lange rit bij
koude banden controleren. Het reser‐
vewiel niet vergeten.
Dit geldt ook voor auto's met een
bandenspanningscontrolesysteem.
Page 220 of 277

218Verzorging van de auto
Bandenspanning 3 259.
Het informatie-etiket bandenspan‐
ning op het portierframe rechts
vermeldt de originele bandenmaat en de bijbehorende bandenspannings‐
waarden.
De voorgeschreven bandenspanning
geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
De ECO-bandenspanning dient om
een zo laag mogelijk brandstofver‐
bruik te bereiken.
Een onjuiste bandenspanning beïn‐
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofver‐
bruik negatief en verhoogt de
bandenslijtage.
De bandenspanningswaarden verschillen afhankelijk van de diverse opties.
Ga voor de juiste bandenspannings‐ waarde als volgt te werk:
● Bepaal de code van de motor-ID.
Motorgegevens 3 251.
● Bepaal de betreffende band. ● De bandenspanningswaardeta‐ bellen vermelden alle mogelijke
bandencombinaties 3 259.
Voor de voor uw auto goedgekeurde banden kunt u de EEG-conformiteits‐
verklaring die bij uw auto is geleverd, of andere landelijke registratiedocu‐
menten raadplegen.
De bestuurder is verantwoordelijk
voor het juist instellen van de banden‐
spanning.9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
9 Waarschuwing
Bij specifieke banden mag de
aanbevolen bandenspanning
zoals vermeld in de bandenspan‐
ningstabel de op de band aange‐
geven maximale bandenspanning
overschrijden. Overschrijd nooit de op de band aangegeven maxi‐
male bandenspanning.
Schakel het contact uit wanneer de
bandenspanning moet worden
verhoogd of verlaagd. Schakel na het aanpassen van de bandenspanning
het contact in en selecteer de betref‐
fende instelling op de pagina
Draagvermogen band op het Driver
Information Center 3 97.