display OPEL CORSA E 2018 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018, Model line: CORSA E, Model: OPEL CORSA E 2018Pages: 277, PDF Size: 7.89 MB
Page 166 of 277

164Rijden en bedieningParkeerhulpAlgemene informatie Wijzig bij het gebruik van de trekhaak
de configuratie-instellingen in het
menu Persoonlijke instellingen op het
Info-Display. Persoonlijke instellin‐ gen 3 106.
Bij een aanhangwagen of fietsendra‐
ger op de trekhaak is de parkeerhulp gedeactiveerd.
Parkeerhulp achter9 Waarschuwing
De bestuurder is geheel verant‐
woordelijk voor het inparkeren.
Controleer bij het achteruitrijden en het gebruik van de parkeerhulp achter de zone rondom de auto.
De parkeerhulp achter vereenvoudigthet inparkeren door de afstand
tussen de auto en eventuele obsta‐
kels achter te meten. Deze informeert en waarschuwt de bestuurder met
geluidssignalen en displaymeldin‐
gen.
Het systeem heeft vier ultrasone
parkeersensoren in de achterbum‐
per.
Inschakelen
Wanneer u de achteruitversnelling
inschakelt, is het systeem automa‐
tisch klaar voor gebruik.
Een brandende LED in de parkeer‐
hulptoets r geeft aan dat het
systeem klaar voor gebruik is.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der met geluidssignalen tegen moge‐ lijk gevaarlijke obstakels achter de
auto binnen een bereik tot 1,5 meter.
De geluidssignalen volgen elkaar
sneller op naarmate de afstand tot dat
obstakel afneemt. Is de afstand klei‐
ner dan ongeveer 30 cm, dan klinkt er een continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels
achter de auto weergegeven door
veranderende afstandslijnen op het
Driver Information Center met Uple‐
vel-display 3 97 of, afhankelijk van de
versie, op het Colour-Info-Display
3 102.
De afstandsmelding kan worden
geblokkeerd door boordinformatie
met een hogere prioriteit. Na het
bevestigen van het bericht via
SET/CLR op de richtingaanwijzer
verschijnt de afstandsaanduiding
weer.
Page 167 of 277

Rijden en bediening165Uitschakelen
Het systeem schakelt automatisch uitwanneer de achteruitversnelling
wordt uitgeschakeld.
Handmatig deactiveren is ook moge‐
lijk door het indrukken van de
parkeerhulptoets r.
In beide gevallen dooft de LED in de toets.
Storing
Bij een storing of als het systeem tijdelijk niet goed werkt, bijv. vanwege
veel geluid buiten of andere storende factoren, knippert de led in de toets
gedurende drie seconden alvorens
deze dooft. Het controlelampje r
brandt op de instrumentengroep
3 94 of een bericht wordt aangegeven
op het Driver Information Center.
Parkeerhulp voor-achter9 Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel
verantwoordelijk voor het inparke‐ ren.
Controleer bij het achteruit- en
vooruitrijden en het gebruik van de
parkeerhulp de zone rondom de
auto.
De parkeerhulp voor-achter meet de
afstand tussen de auto en voorgele‐
gen obstakels en achter de auto.
Deze informeert en waarschuwt de
bestuurder met geluidssignalen en displaymeldingen.
Het gebruikt twee verschillende
akoestische waarschuwingssignalen
voor de controlezones voor en achter,
elk met een andere geluidsfrequentie.
Het systeem heeft vier ultrasone
parkeersensoren elk in de achter- en
voorbumper.
Inschakelen
Wanneer u de achteruitversnelling
inschakelt, is de parkeerhulp voor en
achter klaar voor gebruik.
Het systeem wordt ook automatisch
geactiveerd bij een snelheid van
maximaal 11 km/u.
Page 168 of 277

166Rijden en bediening
Een brandende LED in de parkeer‐
hulptoets r geeft aan dat het
systeem klaar voor gebruik is.
Als r binnen een ontstekingscyclus
wordt uitgeschakeld, wordt de voor‐
ste parkeerhulp gedeactiveerd. Als
de snelheid eerder meer dan
25 km/u was, wordt de parkeerhulp
opnieuw geactiveerd wanneer de
snelheid tot onder 11 km/u daalt.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der met geluidssignalen tegen moge‐ lijk gevaarlijke obstakels vóór de auto
binnen een bereik tot 80 cm en tegen
mogelijk gevaarlijke obstakels achter
de auto binnen een bereik tot 1,5
meter.
Afhankelijk van de kant waar de auto
dichter bij een obstakel is, hoort u aan de betreffende zijde akoestische
waarschuwingssignalen in de auto.
De geluidssignalen volgen elkaar
sneller op naarmate de afstand tot dat
obstakel afneemt. Is de afstand klei‐
ner dan ongeveer 30 cm, dan klinkt er een continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels
achter en vóór de auto weergegeven
door veranderende afstandslijnen op
het Driver Information Center met
Uplevel-display 3 97 of, afhankelijk
van de versie, op het Colour-Info-
Display 3 102.
De afstandsmelding kan worden
geblokkeerd door boordinformatie
met een hogere prioriteit. Zodra het
bericht is weggedrukt, wordt de
afstand weer aangegeven.
Page 169 of 277

Rijden en bediening167De afstand tot obstakels wordt
getoond op het Colour-Info-Display
door gekleurde zones vóór of achter de auto 3 102.
Uitschakelen
De parkeerhulp achter schakelt auto‐
matisch uit wanneer de achteruitver‐
snelling wordt uitgeschakeld.
De parkeerhulp voor wordt ook auto‐ matisch gedeactiveerd bij een snel‐heid boven 11 km/u.
Handmatig deactiveren is ook moge‐
lijk door het indrukken van de
parkeerhulptoets r.
Wanneer het systeem wordt gedeac‐
tiveerd, dooft de LED in de toets en,
indien handmatig gedeactiveerd,
verschijnt Parkeerhulp uit op het
Driver Information Center.
Na een handmatige deactivering
wordt de parkeerhulp voor/achter
weer geactiveerd als r wordt inge‐
drukt of als de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld.
Het complete systeem kan handmatig worden gedeactiveerd in het menu
Persoonlijke instellingen op het
Info-Display en blijft gedeactiveerd
tijdens de contactcyclus of tot het
opnieuw activeren in het menu
Persoonlijke instellingen. Persoon‐
lijke instellingen 3 106.
Storing
Bij een storing of als het systeem
tijdelijk niet goed werkt, bijv. vanwege
veel geluid buiten of andere storende factoren, verschijnt een bericht op het
Driver Information Center.
Boordinformatie 3 103.Geavanceerde parkeerhulp9 Waarschuwing
De bestuurder is geheel verant‐
woordelijk voor het accepteren
van de door het systeem voorge‐
stelde parkeerplek en het inparke‐
ren.
Controleer bij het gebruik van de geavanceerde parkeerhulp de
zone rondom de auto in alle rich‐
tingen.
De geavanceerde parkeerhulp meet
bij het passeren of de parkeerplek
groot genoeg is, berekent het traject
en stuurt de auto automatisch in een
parallel of haaks gelegen parkeer‐
plek.
Instructies verschijnen op het Driver
Information Center 3 97 of, afhanke‐
lijk van de versie, op het Colour-Info-
Display 3 102, ondersteund door
geluidssignalen.
De bestuurder hoeft alleen op te trek‐ ken, te remmen en te schakelen, het
sturen gebeurt automatisch.
Page 171 of 277

Rijden en bediening169
Een brandende LED in de parkeer‐
hulptoets D geeft aan dat het
systeem klaar voor gebruik is.
Als D binnen een ontstekingscyclus
wordt uitgeschakeld, wordt de voor‐
ste parkeerhulp gedeactiveerd. Als
de snelheid eerder meer dan
25 km/u was, wordt de parkeerhulp
opnieuw geactiveerd wanneer de
snelheid tot onder 11 km/u daalt.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der met geluidssignalen tegen moge‐ lijk gevaarlijke obstakels achter de
auto binnen een bereik tot 1,5 meter
en vóór de auto tot 80 cm . Afhankelijk
van de kant waar de auto dichter bij een obstakel is, hoort u aan de betref‐ fende zijde akoestische waarschu‐
wingssignalen in de auto. De geluids‐
signalen volgen elkaar sneller op
naarmate de afstand tot dat obstakel
afneemt. Is de afstand kleiner dan
ongeveer 30 cm, dan klinkt er een
continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels
achter en voor de auto weergegeven
door veranderende afstandslijnen op
het Driver Information Center 3 97 of,
afhankelijk van de versie, op het
Colour-Info-Display 3 102.De afstand tot obstakels achter en
voor wordt aangegeven door veran‐
derende afstandslijnen op het Driver
Information Center 3 97.
De afstandsmelding kan worden
geblokkeerd door boordinformatie
met een hogere prioriteit. Na het
bevestigen van het bericht via
SET/CLR op de richtingaanwijzer
verschijnt de afstandsaanduiding
weer.
De afstand tot obstakels wordt
getoond op het Colour-Info-Display
door gekleurde zones vóór of achter de auto 3 102.
Page 172 of 277

170Rijden en bedieningParkeerhulp voor-achter deactiverenDe parkeerhulp achter schakelt auto‐
matisch uit wanneer de achteruitver‐
snelling wordt uitgeschakeld.
De parkeerhulp voor wordt ook auto‐ matisch gedeactiveerd bij een snel‐
heid boven 11 km/u.
Handmatig deactiveren is ook moge‐
lijk door kort indrukken van de
parkeerhulptoets D.
Wanneer het systeem wordt handma‐
tig gedeactiveerd, dooft de LED in de
toets en verschijnt Parkeerhulp uit op
het Driver Information Center.
Na een handmatige deactivering
wordt de parkeerhulp voor/achter
weer geactiveerd als D kort wordt
ingedrukt of als de achteruitversnel‐
ling wordt ingeschakeld.
Het complete systeem kan handmatig
worden gedeactiveerd in het menu
Persoonlijke instellingen op het
Info-Display en blijft gedeactiveerd
tijdens de contactcyclus of tot het
opnieuw activeren in het menu
Persoonlijke instellingen. Persoon‐
lijke instellingen 3 106.Geavanceerde parkeerhulp activeren
De geavanceerde parkeerhulp kan
alleen bij vooruit rijden worden geac‐
tiveerd.
Bij het zoeken naar een parkeerplek
is het systeem door lang indrukken van D klaar voor gebruik.
Het systeem herkent en herinnert
tien meter voor parallelle parkeer‐
plekken of zes meter voor haaks gele‐ gen parkeerplekken in de parkeer‐
hulpmodus.
Het systeem kan alleen worden geac‐
tiveerd bij snelheden tot 30 km/u en
het systeem zoekt naar parkeerplek‐ ken bij een snelheid tot 30 km/u.
De maximaal toegestane parallelle
afstand tussen de auto en een rij
geparkeerde auto's is 1,8 meter voor
parallel inparkeren en 2,5 meter voor haaks inparkeren.
WerkingZoekmodus parkeerplek
Melding op het Driver Information
Center
Page 173 of 277

Rijden en bediening171
Selecteer een parallelle of haakse
parkeerplek op het Driver Information Center door op SET/CLR te drukken.
Het systeem is geconfigureerd om
standaard naar parkeerplekken aan
de passagierskant te zoeken. Om
parkeerplekken aan de bestuurders‐
zijde te vinden, schakelt u de richting‐
aanwijzer aan de bestuurderszijde in.Als er een plek is gevonden, wordt dit op het Driver Information Center
getoond en klinkt er een geluidssig‐
naal.
Weergave in het Info-Display
Selecteer een parallelle of haakse
parkeerplek door op het betreffende
pictogram op het Info-Display te
tikken.
Selecteer de kant waarop de parkeer‐
plek ligt door op het betreffende picto‐ gram op het display te tikken.
Als er een plek is gevonden, wordt ditop het Colour-Info-Display getoond
en klinkt er een geluidssignaal.
Als u niet stopt wanneer het systeem
een parkeerplek heeft voorgesteld,
zoekt het systeem naar een andere
geschikte plek.
Page 174 of 277

172Rijden en bedieningInparkeermodus
De door het systeem gemelde
beschikbare parkeerplek wordt geac‐ cepteerd als de bestuurder bij parallel
gelegen parkeerplekken binnen
10 meter of bij haaks gelegen
parkeerplekken binnen zes meter na
het bericht Stop stopt. Het systeem
berekent het optimale pad om in te
parkeren.
Een korte trilling in het stuurwiel na
het inschakelen van de achteruitver‐
snelling geeft aan dat het systeem de besturing overneemt. Daarna wordt
de auto automatisch ingeparkeerd
met gedetailleerde instructies aan de
bestuurder voor remmen, optrekken
en schakelen. De bestuurder moet de handen van het stuurwiel houden.
Let altijd goed op het geluid van de
parkeerhulp voor-achter. Een onon‐
derbroken geluid geeft aan dat de
afstand tot een obstakel minder dan
ongeveer 30 cm is.
Als de bestuurder om ongeacht welke
reden toch zelf moet sturen, houd het
stuurwiel dan alleen aan de buiten‐
rand vast. In dat geval werkt de auto‐
matische besturing niet meer.Displayweergave
De instructies op het display tonen:
● Algemene tips en waarschu‐ wingsberichten.
● Een tip bij een hogere snelheid dan 30 km/u in de zoekmodus
naar een parkeerplek of 8 km/u in
de inparkeermodus.
● Het verzoek om te stoppen wanneer een parkeerplek is
gevonden.
● De richting waarin u rijdt om in te
parkeren.
● Het verzoek tot inschakelen van de achteruit- of eerste versnel‐ling.
● Het verzoek tot optrekken of remmen.
● Voor sommige instructies verschijnt er een voortgangsbalk
op het Driver Information Center.
● Het goed inparkeren, aangege‐ ven door een pop-upsymbool en
een geluidssignaal.
● Het annuleren van een inpar‐ keermanoeuvre.Weergaveprioriteit
De informatie van de geavanceerde
parkeerhulp op het Driver Information
Center kan worden belemmerd door
boordinformatie met een hogere prio‐
riteit. Na het bevestigen van het
bericht via SET/CLR op de richting‐
aanwijzer verschijnen de instructies
van de geavanceerde parkeerhulp
weer en kunt u het inparkeren voort‐
zetten.
Geavanceerde parkeerhulp
deactiveren
Het systeem wordt gedeactiveerd
door:
● D lang in te drukken
● nadat het inparkeren is gelukt
● tijdens het zoeken naar een parkeerplek sneller dan 30 km/u
te rijden
● tijdens het inparkeren sneller dan
8 km/u te rijden
● de constatering dat de bestuur‐ der het stuurwiel aanraakt
Page 175 of 277

Rijden en bediening173●te veel te schakelen: acht cycli bij
parallel inparkeren of vijf cycli bij haaks inparkeren
● wanneer u de ontsteking uitscha‐
kelt
Wanneer u het systeem deactiveert
of wanneer het zichzelf deactiveert
tijdens het inparkeren, dan verschijnt
Parkeren gedeactiveerd op het
display. Ook klinkt er een geluidssig‐ naal.
Storing
Er verschijnt een bericht wanneer:
● Het systeem een storing vertoont.
● De bestuurder de parkeerma‐ noeuvre niet goed heeft afge‐
maakt.
● Het systeem is buiten werking. ● Een van de bovenstaande rede‐ nen voor deactiveren van toepas‐sing is.
Als er tijdens het inparkeren een voor‐
werp wordt herkend, dan verschijnt
Stop op het display. Door het verwij‐
deren van het object wordt het inpar‐
keren hervat. Wordt het niet verwij‐derd, dan wordt het systeem gedeac‐
tiveerd. Druk lang op D om het
systeem naar een nieuwe parkeer‐
plek te laten zoeken.
Algemene opmerkingen over
parkeerhulpsystemen9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals
externe geluidsbronnen ertoe
leiden dat het systeem obstakels
niet waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden op lage obstakels die het onderstegedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.
Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel
minder goed wanneer de senso‐
ren zijn bedekt, bijv. met ijs of
sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Voor grotere auto's in de buurt
(bijv. off-roads, minivans, vans)
gelden speciale voorwaarden. De
objectherkenning en de juiste
afstandsindicatie in het bovenste
deel van deze voertuigen kan niet
worden gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec‐ tievlak, bijv. smalle voorwerpen of
zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
Parkeerhulpsystemen detecteren
geen voorwerpen buiten het
detectiebereik.
Let op
Mogelijk detecteert de sensor een
niet-bestaand object als gevolg van
echostoring van buitengeluiden of
mechanische verstoringen (sporadi‐ sche valse waarschuwingen kunnenvoorkomen).
Zorg ervoor dat de kentekenplaat voor goed gemonteerd is (niet
verbogen en geen speling ten
Page 177 of 277

Rijden en bediening175Let op
Als de inhalende auto minstens
10 km/u sneller rijdt dan de inge‐
haalde auto, licht het waarschu‐
wingssymbool B in de betreffende
buitenspiegel wellicht niet op.
Het blindehoeksysteem werkt bij
snelheden van 10 km/u tot 140 km/u. Bij snelheden hoger dan 140 km/u
wordt het systeem inactief, aangege‐
ven door de verlichte waarschuwings‐ symbolen B in beide buitenspiegels.
Als de snelheid weer wordt verlaagd,
verdwijnen de waarschuwingssym‐
bolen. Als een auto dan in de blinde
zone wordt waargenomen, worden de
waarschuwingssymbolen B als
normaal verlicht aan de betreffende
zijde.
Als de auto wordt gestart, lichten beide displays in de buitenspiegels
kort op om aan te geven dat het
systeem operationeel is.
U kunt het systeem activeren of deac‐ tiveren op het Info-Display, Persoon‐
lijke instellingen 3 106.
De deactivering wordt aangegeven
met een tekst op het Driver Informa‐
tion Centre.
Detectiezones
De detectiezones beginnen bij de
achterbumper en strekken zich ong.
drie meter naar achteren en naar de
zijkanten uit. De zone is ongeveer
tussen de 0,5 meter en twee meter
hoog, vanaf de grond.
Het systeem wordt geactiveerd als er
een aanhangwagen aangekoppeld is.
Het blindehoeksysteem is ontworpen
om stilstaande voorwerpen, zoals
vangrails, lantaarnpalen, stoepran‐
den, muren en balken te negeren.Geparkeerde voertuigen of tege‐
moetkomende voertuigen worden
niet gedetecteerd.
Storing
Het kan soms voorkomen dat het systeem geen signaal afgeeft, bij
natte weersomstandigheden zal dit
vaker optreden.
Het blindehoeksysteem werkt niet als de bumper aan de linker- of rechter‐
zijde vervuild is met modder, vuil,
sneeuw, ijs, slijk, of tijdens hevige
regenval. Instructies voor reinigen
3 238.
Bij een storing in het systeem of als
het systeem door tijdelijke omstan‐
digheden niet operationeel is, dan
verschijnt er een melding in het Driver
Information Centre. De hulp van een
werkplaats inroepen.
Achteruitkijkcamera
De achteruitkijkcamera helpt de
bestuurder bij het achteruitrijden door middel van een weergave van het
gebied achter de auto.