display OPEL CORSA F 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: CORSA F, Model: OPEL CORSA F 2020Pages: 237, PDF Size: 20.49 MB
Page 75 of 237

Instrumenten en bedieningsorganen73Afhankelijk van de situatie kan de
auto automatisch iets of krachtig
afremmen.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 139.
Voetgangersbescherming vóór
3 142.
Portier open
P brandt rood.
Een portier of de achterklep staat open.Displays
Driver Information Center
Het Driver Information Center is
ondergebracht in de instrumenten‐
groep.
Op het Driver Information Center
verschijnen:
● kilometerteller en dagteller
● digitale snelheidsaanduiding
● menu rit- / verbruiksinformatie
● schakelindicatie
● service-informatie
● boord- en waarschuwingsinfor‐ matie
● bestuurdersondersteuningsbe‐ richten
● pop-upberichten
Menu's en functies selecteren U selecteert de menu’s en functies
met de knoppen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Draai aan het stelwiel om een pagina van het menu rit-/verbruiksinformatie
te kiezen.
Druk op SET / CLR om een functie te
bevestigen of resetten.
Eventueel verschijnt er boord- en
onderhoudsinformatie op het Driver Information Center. Blader door
berichten door aan het stelwiel te
draaien. Bevestig berichten door op SET / CLR te drukken.
Boordinformatie 3 76.
Page 76 of 237

74Instrumenten en bedieningsorganenMenu rit-/verbruiksinformatie
U hebt de keuze uit verschillende
pagina's met diverse informatie.
Draai aan het stelwiel om een pagina te selecteren.
Informatiepagina:
Actieradius brandstof
De actieradius wordt berekend op
basis van het huidige brandstofpeil en
het momentane verbruik. Op het
display verschijnen gemiddelde
waarden.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐ radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Wanneer het brandstofpeil laag is,
verschijnt er een bericht op het
display en gaat de controlelamp 2
op de brandstofmeter branden 3 71.
Actueel brandstofverbruik
Weergave van het actuele verbruik.
Pagina dagteller 1:
Gemiddelde snelheid
Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment opnieuw worden gestart.
Gemiddeld brandstofverbruik
Weergave van het gemiddelde
verbruik. De meting kan altijd
opnieuw worden ingesteld en begint
met een standaardwaarde.
Afgelegde afstand
Geeft de actuele afstand aan voor
dagteller 1 sinds de reset.
De waarden voor pagina dagteller 1
zijn te resetten door enkele seconden
op SET / CLR te drukken.
Pagina dagteller 2:
Gemiddelde snelheidWeergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Gemiddeld brandstofverbruik
Weergave van het gemiddelde
verbruik. De meting kan altijd
opnieuw worden ingesteld en begint
met een standaardwaarde.
Afgelegde afstand
Geeft de actuele afstand aan voor
dagteller 2 sinds de reset.
De waarden voor pagina dagteller 2
zijn te resetten door enkele seconden
op SET / CLR te drukken.
Pagina digitale snelheid
Digitale weergave van de huidige
snelheid.
Teller autostop-tijd
Een teller houdt de autostop-tijd bij
tijdens een rit. Bij inschakeling van
het contact wordt de teller op nul
gezet.
Kompaspagina
Geeft de geografische rijrichting aan.
Page 77 of 237

Instrumenten en bedieningsorganen75Lege pagina
Er verschijnt geen rit- / verbruiksinfor‐
matie.
Info-Display
Het Info-Display zit in het instrumen‐
tenpaneel bij de instrumentengroep.
Op het Info-Display kan het volgende worden aangegeven:
● tijd 3 59
● buitentemperatuur 3 58
● datum 3 59
● Infotainmentsysteem, zie beschrijving in de handleidingInfotainment
● achteruitkijkcamera 3 156
● panoramazichtsysteem 3 153
● navigatie, zie beschrijving in de handleiding Infotainment
● auto- en systeemberichten 3 76
● persoonlijke instellingen 3 78
● actieradius AdBlue 3 111Radio (Infotainment-systeem)
Druk op ) om het display in te scha‐
kelen.
Raak : aan om de systeeminstellin‐
gen (eenheden, taal, tijd en datum) te
selecteren.
Raak _ aan om de boordinstellin‐
gen of rijfuncties te selecteren.
Bevestig een gewenste functie of
selectie door erop te tikken.
Raak 3 op het display aan om
terug te gaan naar de vorige pagina.
Multimedia / Multimedia Navi /
Multimedia Navi Pro
De afbeeldingen tonen verschillende
uitvoeringen van het Infotainmentsys‐ teem.
Page 78 of 237

76Instrumenten en bedieningsorganen
Menu's en instellingen selecteren
Het display werkt op drie manieren:
● via knoppen naast het display● door bediening van het aanraak‐ scherm
● via spraakherkenning
Gebruik knoppen en aanraakscherm
Druk op ) om het display in te scha‐
kelen.
Druk op : om de systeeminstellin‐
gen (eenheden, taal, tijd en datum) te
kiezen.
Druk op _ om de auto-instellingen
of rijfuncties te kiezen.Tik met een vinger op het/de gewen‐
ste displaypictogram of functie van
het menu.
Bevestig een gewenste functie of
selectie door erop te tikken.
Raak 3 of & op het display aan
om een menu af te sluiten zonder een instelling te wijzigen.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.Spraakherkenning
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor de beschrijving.
Persoonlijke instellingen 3 78.
Boordinformatie
Meldingen worden weergegeven op
het Driver Information Center, in
sommige gevallen samen met een
geluidssignaal.
Druk op SET / CLR om een bericht te
bevestigen.
Boord- en onderhoudsinformatie De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
in deze teksten.
Page 79 of 237

Instrumenten en bedieningsorganen77Berichten op het Info-DisplaySommige belangrijke berichten
kunnen tevens op het Info-Display
worden weergegeven. Sommige
berichten verschijnen slechts enkele
seconden als pop-up.
Geluidssignalen Het waarschuwingssignaal voor
veiligheidsgordels die niet zijn omge‐
daan, heeft voorrang boven alle
andere geluidssignalen.
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
In de volgende gevallen klinkt er een
geluidssignaal
● een veiligheidsgordel is niet omgedaan
● een van de portieren of de achterklep is niet goed gesloten
● een bepaalde snelheid wordt met
aangetrokken handrem overge‐
schreden
● cruise control schakelt automa‐ tisch uit● een geprogrammeerde snelheid of maximumsnelheid wordt over‐
schreden
● er verschijnt een waarschu‐ wingsbericht op het Driver Infor‐
mation Center
● de elektronische sleutel bevindt zich niet in het interieur
● de parkeerhulp detecteert een obstakel
● de auto wisselt onbedoeld van rijstrook
● handen van het stuur wordt herkend
● het uitlaatfilter bereikt de maxi‐ male verzadigingsgraad
Als er diverse waarschuwingen tege‐
lijkertijd verschijnen, klinkt er slechts
één waarschuwingssignaal
Bij het parkeren van de auto en /
of het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde rijverlichting.Tijdens een Autostop
● Als het bestuurdersportier geopend is.
● Als niet voldaan is aan een van de voorwaarden voor het herstar‐
ten van de motor.
Page 80 of 237

78Instrumenten en bedieningsorganenPersoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto naar
wens afstemmen door de instellingen
in het Info-Display aan te passen.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen weergegeven of zijn alleen actief bij
een draaiende motor.
Radio (Infotainment-systeem)Raak _ aan om naar het menu
Persoonlijke instellingen te gaan.
Parkeer-, verlichtings-, comfort- en
veiligheidsinstellingen zijn aanpas‐
baar.
Multimedia / Multimedia Navi /
Multimedia Navi Pro
De afbeeldingen tonen verschillende
uitvoeringen van het Infotainmentsys‐ teem.
Raak _ aan om naar het menu
Persoonlijke instellingen te gaan.
Parkeer-, verlichtings-, comfort- en
veiligheidsinstellingen zijn aanpas‐
baar.
Page 82 of 237

80Instrumenten en bedieningsorganenu welke gegevens worden verzon‐
den, bijv. als er een pechmeldingsop‐ roep wordt geactiveerd.Een en ander
is niet van invloed op de noodoproep‐ functie.
Afhankelijk van de versie kunt u de
privacy-instellingen veranderen door
tegelijkertijd op . en SOS in de
dakconsole te drukken of via het
menu Systeeminstellingen op het
Info-Display.
Page 85 of 237

Verlichting83Inschakelen
U kunt het systeem inschakelen via
het menu Boordinstellingen op het
Info-Display.
Info-Display 3 75.
Het groot licht wordt automatisch
ingeschakeld bij een snelheid hoger
dan 45 km/h. Het groot licht wordt
uitgeschakeld bij een snelheid lager
dan 35 km/h, maar de grootlichtassis‐
tentie blijft geactiveerd.
Het groene controlelampje B
brandt ononderbroken wanneer de
grootlichtassistentie actief is; het
blauwe A brandt bij ingeschakeld
groot licht.
Controlelampje B 3 72, A 3 72.
Als u een keer tegen de linkerrich‐ tingaanwijzerhendel duwt, wordt het
grootlicht handmatig en zonder groot‐
lichtassistentie ingeschakeld.
De grootlichtassistentie schakelt
automatisch op dimlicht over
wanneer:
● In stadsverkeer wordt gereden.
● Camera detecteert dichte mist.● Het mistachterlicht is ingescha‐ keld.
● Tegemoetkomende voertuigen worden waargenomen door de
camera.
Zodra er geen beperkingen meer
worden herkend, schakelt het
systeem het groot licht weer in.
Uitschakelen
U kunt het systeem uitschakelen via
het menu Boordinstellingen op het
Info-Display.
Info-Display 3 75.
LichtsignaalEraan trekken om het knippersignaal
te activeren.
Koplampverstelling
U kunt de lichtbundelhoogte aanpas‐
sen aan de belading om verblinding
te voorkomen: draai het kartelwieltje
in X de gewenste stand.
0:zitplaatsen voorin bezet1:alle zitplaatsen bezet2:alle zitplaatsen bezet en bagage
in de bagageruimte3:bestuurdersstoel bezet en
bagage in de bagageruimte
Page 86 of 237

84VerlichtingKoplampinstelling in hetbuitenland
Bij ritten in landen waar het verkeer aan de andere kant van de weg rijdt
hoeven de koplampen niet te worden
afgesteld.
Dagrijlicht
Dagrijlichten maken de auto overdag
beter zichtbaar.
Het wordt automatisch ingeschakeld
wanneer de motor draait.
Het systeem schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en dimlicht, afhan‐
kelijk van het lichtomstandigheden.
Automatische verlichting 3 82.
LED-koplampen
Het matrix-led-koplampensysteem
omvat twee koplampen met verschil‐
lende led's, waarmee de functies van het adaptieve rijlicht kunnen worden
aangestuurd.
De lichtverdeling en -intensiteit
worden getriggerd op basis van de
lichtomstandigheden, het wegdek ende rijsituatie. De auto past de koplam‐ pen automatisch aan de situatie aan
voor een optimale lichtverdeling voor
de bestuurder.
De functies van het adaptieve rijlicht en de matrix-led-koplampen kunnen vanuit het menu Persoonlijke instel‐
lingen worden gedeactiveerd en
geactiveerd.
Persoonlijke instellingen 3 78.
Info-Display 3 75.
De verblindingsvrije grootlichtfunctie
van de matrix-led-koplampen is
alleen beschikbaar met de lichtscha‐
kelaar in de stand AUTO.
Verlichting landelijke gebieden
Deze wordt automatisch geactiveerd
bij een snelheid boven 50 km/u
wanneer er in een landelijk gebied
wordt gereden. De verlichting van de
weg en de berm wordt aangepast.
Tegemoetkomend verkeer en voorlig‐
gers worden niet verblind.
Stadslicht
Dit wordt automatisch geactiveerd bij
een snelheid tot ca. 50 km/u. De licht‐
verspreiding is breed en symme‐
trisch.
Bochtlicht
Geactiveerd bij snelheden tot 40 km/
h tijdens het afslaan. De verlichting bestaat uit speciale led-lampen die in de rijrichting schijnen. De led-lampen
Page 90 of 237

88VerlichtingAchteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en de auto in de achteruitver‐
snelling staat.
Beslagen lampglazen
De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt vanzelf. Om dit te bespoe‐
digen kunt u de koplampen inschake‐
len.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
Wanneer de rijverlichting aanstaat,
kunt u de lichtsterkte van de volgende lampen regelen:
● instrumentenverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Draai aan het kartelwiel F en houd
dit vast totdat de gewenste licht‐
sterkte is bereikt.
Binnenverlichting
De voorste en achterste interieurver‐
lichting worden bij het in- en uitstap‐ pen vanzelf ingeschakeld en doven
met enige vertraging.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags
geactiveerd worden gaat de vloer‐
verlichting automatisch aan.
Voorste interieurverlichting
Bedien de wipschakelaar:
;:automatisch in- en
uitschakelendruk op §:aandruk op 2:uit