display OPEL CORSA F 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: CORSA F, Model: OPEL CORSA F 2020Pages: 237, PDF Size: 20.49 MB
Page 94 of 237

92KlimaatregelingOntwasemen en ontdooien
● Druk op $: de lucht wordt in de
richting van de voorruit geleid.
● Draaiknop voor tempera‐ tuur : in hoogste stand
zetten.
● Aanjagersnelheid E op hoogste
stand zetten,
● Achterruitverwarming f inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Airconditioning
Bedieningsorganen voor:
● temperatuur :
● luchtverdeling w, x en y
● luchtopbrengst E
● ontwasemen en ontdooien $
● koeling A/C
● luchtrecirculatie n
● achterruit- en buitenspiegelver‐ warming f
● stoelverwarming "
Achterruitverwarming f 3 24.
Verwarmbare buitenspiegels f
3 21.
Verwarmde stoelen " 3 30.
Sommige aanpassingen van de
instellingen verschijnen korte tijd op
het Info-Display. Het led-lampje in de
desbetreffende knop geeft de geacti‐
veerde functie aan.
Temperatuur
Temperatuur aanpassen door :
op de gewenste temperatuur te
draaien.rode zone:warmerblauwe zone:kouder
De verwarming werkt pas optimaal als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdeling
w:naar de voorruit en de voorste
zijruitenx:naar hoofdhoogte via de
verstelbare luchtroostersy:naar de voetenruimte en voor‐
ruit
Alle combinaties zijn mogelijk.
Page 96 of 237

94KlimaatregelingMaximale koeling
Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
● Koeling A/C inschakelen.
● Druk op n voor luchtrecircula‐
tiesysteem aan.
● Druk op x voor luchtverdeling.
● Zet de draaiknop voor de tempe‐
ratuur : in de laagste stand.
● Aanjagersnelheid E op hoogste
stand zetten,
● Alle ventilatieopeningen openen.
Achterruit-, voorruit- en buitenspie‐ gelverwarming f 3 24.
Verwarmde stoelen q 3 30.
Ruiten ontwasemen en
verwarmen
● Druk op $: de lucht wordt in de
richting van de voorruit geleid.
● Draaiknop voor tempera‐ tuur : in hoogste stand
zetten.
● Schakel, indien nodig, de A/C in.
● Aanjagersnelheid E op hoogste
stand zetten,
● Achterruitverwarming f inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Let op
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop verhinderd totdat er opnieuw op à
wordt gedrukt.
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 106.
Elektronisch
klimaatregelsysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur :
● met MENU gaat u naar het menu
Klimaatinstelling op het
Info-Display
● luchtopbrengst E
● automatische modus AUTO
● koeling A/C
● handmatig bediende luchtrecir‐ culatie n
● ontwasemen en ontdooien $
Page 97 of 237

Klimaatregeling95● achterruit- en buitenspiegelver‐warming f
● stoelverwarming "
Achterruitverwarming f 3 24.
Verwarmbare buitenspiegels f
3 21.
Verwarmde stoelen " 3 30.
In de automatische modus worden temperatuur, ventilatorsnelheid en
luchtverdeling automatisch geregeld.
Het led-lampje in de desbetreffende
knop geeft de geactiveerde functie
aan.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.Menu Instellingen klimaatregeling
Druk op MENU om handmatig de
volgende klimaatregelingsfuncties in
te stellen:
● luchtverdeling w, x en y
● luchtopbrengst E
● temperatuur :
● koeling A/C
● automatische modus AUTO
Het menu Klimaatinstelling verschijnt ook op het Info-Display.
Info-Display 3 75.
Automatische modus AUTO
Basisinstelling voor maximaal
comfort:
● Druk op AUTO, de luchtverdeling
en ventilatorsnelheid worden
automatisch geregeld.
● Open alle luchtroosters voor opti‐
male luchtverdeling in de auto‐
matische modus.
● De airconditioning moet zijn geactiveerd voor optimale
koeling en ontwaseming. Druk op A/C om de airconditioning in te
schakelen. Het led-lampje in de
toets geeft aan dat het systeem
geactiveerd is.
● Stel de voorkeurstemperaturen voor de voorstoelen in met
behulp van de linker- en rechter‐
draairing. De aanbevolen tempe‐ ratuur is 22 °C.
Page 98 of 237

96KlimaatregelingHandmatige instellingen
U kunt de instellingen van de klimaat‐
regeling aanpassen door de volgende functies te activeren:
Luchtdebiet E
Pas de opbrengst aan door de draai‐
ring naar de gewenste snelheid te
draaien. Draai de knop linksom om de
opbrengst te verlagen of rechtsom
om de opbrengst te verhogen. De
ventilatorsnelheid is ook aan te
passen in het menu Klimaatinstellin‐
gen. Druk op MENU om naar het
menu te gaan.
Draai de draairing zo ver mogelijk
linksom: de ventilator en de koeling
worden uitgeschakeld.
Om de automatische modus opnieuw in te schakelen: AUTO indrukken.
Luchtverdeling w, x , y
Druk op MENU om naar het menu te
gaan.
Aanraken op het Info-Display:w:naar de voorruit en de voorste
zijruitenx:naar hoofdzone en zitplaatsen
achterin via verstelbare lucht‐
roostersy:naar voetenruimte voor en
achter en voorruit
Druk om de automatische luchtverde‐ ling opnieuw in te schakelen op
AUTO .
Temperatuur selecteren :
Stel de voorkeurstemperaturen in op
de gewenste waarde met behulp van
de linker- en rechterdraairing.
De aanbevolen temperatuur is 22 °C.
De temperatuur verschijnt op het
display en in het menu Klimaatinstel‐
lingen.
Page 103 of 237

Rijden en bediening101Rijden en bedieningRijtips......................................... 102
Controle over de auto ..............102
Sturen ...................................... 102
Starten en bediening .................102
Nieuwe auto inrijden ................102
Contactslotstanden ..................102
Aan/Uit-knop ............................ 103
Motor starten ........................... 105
Uitrol-brandstofafsluiter ...........106
Stop/Start-systeem ..................106
Parkeren .................................. 109
Uitlaatgassen ............................. 110
Uitlaatfilter ............................... 110
Katalysator .............................. 111
AdBlue ..................................... 111
Automatische versnellingsbak ...114
Versnellingsbakdisplay ............114
Schakelen ................................ 115
Handmatige modus .................116
Elektronische rijprogramma's ..116
Storing ..................................... 117
Stroomonderbreking ................117
Handgeschakelde versnellings‐ bak ............................................. 118Remmen.................................... 119
Antiblokkeersysteem ...............119
Handrem .................................. 119
Remassistentie ........................122
Hellingrem ............................... 122
Rijregelsystemen .......................122
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..122
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 124
Cruise control .......................... 124
Snelheidsbegrenzer ................126
Adaptieve cruise control ..........129
Actieve noodrem .....................136
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing ........................................ 139
Voetgangersbescherming vóór ........................................ 142
Parkeerhulp ............................. 143
Geavanceerde parkeerhulp .....147
Blindehoeksysteem .................151
Panoramazichtsysteem ...........153
Achteruitkijkcamera .................156
Verkeersbordherkenning .........158
Lane keep assist .....................158
Vermoeidheidsdetectie ............161
Brandstof ................................... 162
Brandstof voor benzinemotoren .....................162Brandstof voor dieselmotoren . 163
Tanken .................................... 164
Trekhaak .................................... 165
Algemene informatie ...............165
Rijgedrag en aanhangertips ....165
Aanhanger trekken ..................166
Page 116 of 237

114Rijden en bediening
4. Schroef de beschermdop los vande vulpijphals.
5. Open de AdBlue-jerrycan.
6. Sluit een uiteinde van de slang aan op de jerrycan en schroef het
andere uiteinde op de vulpijp.
7. Til de jerrycan op tot deze leeg is of totdat er niets meer uit de jerry‐
can stroomt.
8. Zet de jerrycan op de grond om de
slang te laten leeglopen, wacht
15 seconden.
9. Schroef de slang van de vulpijp.
10. Breng de tankdop aan en schroef deze rechtsom vast.
Let op
Voer de AdBlue-jerrycan volgens de
lokale milieuregels af. De slang kan
worden hergebruikt na doorspoelen
met water voordat de AdBlue
opdroogt.Automatische
versnellingsbak
Met de automatische versnellingsbak
kunt u zowel automatisch (automati‐
sche modus) als handmatig schake‐
len (handmatige modus).
Handmatig schakelen is mogelijk in
de handgeschakelde modus door op
M op het selectorwiel te drukken en te
schakelen met de peddels + en - op
het stuurwiel.
Handgeschakelde modus 3 116.
Versnellingsbakdisplay
Page 123 of 237

Rijden en bediening121automatische activering van de elek‐
trische parkeerrem. Het is niet moge‐
lijk wanneer u tegelijkertijd aan scha‐
kelaar j trekt.
Auto's met automatische versnel‐
lingsbak: Door R, D of M in te scha‐
kelen en het gaspedaal in te trappen
schakelt u de elektrische handrem
automatisch uit. Dit is alleen mogelijk
als gekozen is voor automatische
activering van de elektrische parkeer‐
rem. Het is niet mogelijk wanneer u
tegelijkertijd aan schakelaar j trekt.
Remmen tijdens het rijden
Wanneer u tijdens het rijden aan de schakelaar j blijft trekken, zal de
elektrische parkeerrem de auto
afremmen. Zodra u de schakelaar
j loslaat, stopt het remmen.
Het antiblokkeersysteem en de elek‐
tronische stabiliteitsregeling stabilise‐ ren de auto wanneer u aan de scha‐kelaar j blijft trekken. Als een
storing in de elektrische parkeerrem
optreedt, verschijnt er een waarschu‐
wingsmelding op het Driver Informa‐
tion Center. Als het antiblokkeersys‐
teem en de elektronische stabiliteits‐regeling defect raken, gaat een van
de controlelampjes i of J branden
op de instrumentengroep of gaan
beide lampjes branden. In het gege‐
ven geval is stabiliteit alleen mogelijk
door aan de schakelaar j te blijven
trekken en erop te drukken totdat de
auto is geïmmobiliseerd.
Automatische bediening
Automatische bediening houdt ook in
automatisch aantrekken en loszetten
van de elektrische parkeerrem.
De elektrische parkeerrem kan ook
handmatig worden aangetrokken of
losgezet met de schakelaar j.
Automatisch aantrekken: ● De elektrische parkeerrem wordt automatisch aangetrokken
wanneer het voertuig stilstaat en
het contact wordt uitgeschakeld.
● j brandt op de instrumenten‐
groep en er verschijnt een
melding op het display om het
aantrekken te bevestigen.Automatisch loszetten:
● Na vertrek wordt de parkeerrem automatisch uitgeschakeld.
● j dooft op de instrumenten‐
groep en er verschijnt een
melding op het display om het
loszetten te bevestigen.
Als het voertuig uitgerust is met een
automatische versnellingsbak en de
rem niet automatisch wordt losgezet,
controleer dan of de voorportieren
goed dicht zijn.Automatische bediening deactiveren 1. Start de motor.
2. Als de parkeerrem losgezet is, trek de parkeerrem dan aan door
aan de schakelaar j te trekken.
3. Haal uw voet van het rempedaal.
4. Druk minimaal 10 seconden en maximaal 15 seconden op de
schakelaar j.
5. Laat de schakelaar j los.
6. Houd het rempedaal ingetrapt. 7. Trek gedurende 2 seconden aan de schakelaar j.
Page 125 of 237

Rijden en bediening123Zodra de aangedreven wielen begin‐
nen door te slaan, wordt het motor‐ vermogen verminderd en wordt het
wiel met de meeste slip afzonderlijk
afgeremd. Daardoor wordt de rijstabi‐
liteit van de auto op een glad wegdek
aanmerkelijk verbeterd.
De elektronische stabiliteitsregeling
en het Traction Control-systeem
werken na elke motorstart zodra
controlelampje J dooft.
Wanneer de elektronische stabiliteits‐
regeling en het Traction Control-
systeem werken, knippert J.
9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelampje b 3 70.
Uitschakelen
Elektronische stabiliteitsregeling en
Traction Control-systeem kunnen
worden uitgeschakeld op het Info-
Display.
Info-Display 3 75.
K licht op en er verschijnt een bericht
op het Driver Information Center.
Elektronische stabiliteitsregeling en
het Traction Control-systeem worden elke keer dat het contact wordt inge‐
schakeld of bij een snelheid van meer
dan 50 km/u weer geactiveerd. Weer
activeren is ook mogelijk via het Info- Display.
K dooft wanneer de elektronische
stabiliteitsregeling en het Traction
Control-systeem weer worden geac‐
tiveerd.
Storing
Bij een storing in het systeem licht het
controlelampje J ononderbroken op,
verschijnt er een bericht in het DriverInformation Center en klinkt er een
geluidssignaal. Het systeem is buiten
werking.
Laat de oorzaak van de storing
onmiddellijk in een werkplaats verhel‐
pen.
Page 145 of 237

Rijden en bediening143zich niet direct vóór de auto
bevindt, niet geheel zichtbaar is, niet rechtop staat of onderdeel van
een groep is.
Het systeem is alleen uit te schakelen
door activering van het actieve nood‐
stopsysteem in de persoonlijke instel‐ lingen 3 78. Bij de volgende keer
inschakelen van het contact wordt het
systeem geactiveerd.
Waarschuwing voetganger vóór Bij te snel naderen van een gedetec‐
teerde voetganger verschijnt er een waarschuwingsbericht op het DriverInformation Center. Er klinkt een
geluidssignaal.
Bij de waarschuwing voetganger vóór
werkt de cruisecontrol of de adap‐
tieve cruisecontrol mogelijk niet.
Systeembeperkingen In de volgende gevallen detecteert de
voetgangersbescherming vóór
mogelijk geen voetganger vóór de
auto of werkt de sensor mogelijk maar beperkt:
● de rijsnelheid ligt buiten het bereik van 5 km/u tot 80 km/u in
een vooruitversnelling
● bij ritten op bochtige of heuvel‐ achtige wegen
● bij rijden in het donker
● bij een beperkt zicht door weers‐ omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw
● de sensor in de voorruit of de radarmodule achter de voorbum‐per is afgedekt door sneeuw, ijs,
sneeuwbrij, modder, vuil enz.
● de voorruit is beschadigd of bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. stickers
● de voorbumper is beschadigd of bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. kentekenplaatsteun
Parkeerhulp Algemene informatie
Wanneer er een aanhanger of fiets‐
drager op de trekhaak is gemonteerd, wordt de parkeerhulp gedeactiveerd.9 Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel
verantwoordelijk voor het inparke‐ ren.
Controleer bij het achteruit- en
vooruitrijden en het gebruik van de
parkeerhulp de zone rondom de
auto.
Parkeerhulp achter
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der met geluidssignalen en berichten
op het display tegen mogelijk gevaar‐
lijke obstakels achter de auto terwijl
de achteruitversnelling ingeschakeld
is.
Page 146 of 237

144Rijden en bediening
Het systeem gebruikt ultrasone
parkeersensoren in de achterbum‐
per.
Inschakelen
Het systeem is klaar voor gebruik,
wanneer het led-lampje in de
parkeerhulpknop e niet brandt. De
stand van het systeem wordt bij
uitschakeling van het contact in het geheugen opgeslagen.
Zodra deze functie geactiveerd is, is
de parkeerhulp achter klaar voor
gebruik wanneer de achteruitversnel‐ ling wordt ingeschakeld en het
contact wordt aangezet.
Melding
Afhankelijk van de kant waar de auto
dichter bij een obstakel is, hoort u aan de desbetreffende zijde akoestische
waarschuwingssignalen in de auto.
De geluidssignalen volgen elkaar
sneller op naarmate de afstand tot dat
obstakel afneemt. Is de afstand klei‐
ner dan ongeveer 30 cm, dan klinkt er een continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels
achter de auto weergegeven door
veranderlijke afstandslijnen op het
Info-Display 3 75. Wanneer u het
obstakel erg dicht bent genaderd,
verschijnt het gevarensymbool +.