OPEL GRANDLAND X 2019.75 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019.75, Model line: GRANDLAND X, Model: OPEL GRANDLAND X 2019.75Pages: 281, PDF Size: 7.76 MB
Page 181 of 281

Rijden en bediening179tot dat obstakel afneemt. Is de
afstand kleiner dan ongeveer 30 cm,
dan klinkt er een continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels
voor en achter de auto weergegeven
door veranderlijke afstandslijnen op
het Info-Display 3 103.
Als de auto langer dan 3 seconden in
een vooruitversnelling stopt, als de
automatische versnellingsbak op P
staat of als er geen andere obstakels worden gedetecteerd, klinken er geen
geluidssignalen.
Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch uitge‐
schakeld wanneer de rijsnelheid
hoger dan 10 km/h is, door het
aantrekken van de elektrische
parkeerrem of door het indrukken van de parkeerhulptoets ¼.
Na handmatig uitschakelen van het
systeem brandt het led-lampje in de
toets.
Als het systeem handmatig uitge‐
schakeld is, wordt het bij de volgende
keer inschakelen van het contact niet
automatisch opnieuw ingeschakeld.
Systeembeperkingen
Bij een storing of als het systeem
tijdelijk niet goed werkt, bijv. vanwege
veel geluid buiten of andere storende factoren, gaat C op de instrumen‐
tengroep branden. Er verschijnt een
bericht op het Driver Information
Center.9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals
externe geluidsbronnen ertoe
leiden dat het systeem obstakels
niet waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden op lage obstakels die het onderstegedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.
Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel
minder goed wanneer de senso‐
ren zijn bedekt, bijv. met ijs of
sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Voor grotere auto's in de buurt
(bijv. off-roads, minivans, vans)
gelden speciale voorwaarden. De
objectherkenning en de juiste
Page 182 of 281

180Rijden en bedieningafstandsindicatie in het bovenstedeel van deze voertuigen kan niet
worden gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec‐ tievlak, bijv. smalle voorwerpen of
zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
Parkeerhulpsystemen detecteren
geen voorwerpen buiten het
detectiebereik.
Geavanceerde parkeerhulp
9 Waarschuwing
De bestuurder is geheel verant‐
woordelijk voor het accepteren
van de door het systeem voorge‐
stelde parkeerplek en het inparke‐
ren.
Controleer bij het gebruik van de geavanceerde parkeerhulp de
zone rondom de auto in alle rich‐
tingen.
De geavanceerde parkeerhulp meet
tijdens het passeren of het parkeer‐ vak groot genoeg is, de functie bere‐
kent het traject en stuurt de auto auto‐ matisch tijdens het inparkeren.
Geavanceerde parkeerhulp biedt
hulp bij de volgende handelingen:
● inparkeren bij fileparkeren
● inparkeren bij haaks parkeren
● uitparkeren bij fileparkeren
De bestuurder hoeft alleen op te trek‐
ken, te remmen en te schakelen, het
sturen gebeurt automatisch. U kunt
het sturen altijd overnemen door het
stuurwiel beet te pakken.
U moet mogelijk meerdere keren
voor- en achteruitrijden.
Instructies verschijnen op het Info-
Display 3 103.
De geavanceerde parkeerhulp kan
alleen bij vooruit rijden worden geac‐
tiveerd.
De geavanceerde parkeerhulp werkt
altijd samen met de parkeerhulp voor/
achter.
Het systeem heeft zes ultrasoon
parkeersensoren elk in de achter- en
voorbumper.
Inparkeren bij fileparkeren
Inschakelen
Verlaag de rijsnelheid tot onder
20 km/h.
Page 183 of 281

Rijden en bediening1817" Colour-Info-Display: om een
parkeervak te zoeken activeert u het
systeem door Parkeerhulp te selecte‐
ren op de startpagina van het Info-
Display. Selecteer vervolgens Hier
fileparkeren .
8" Colour-Info-Display: om een
parkeervak te zoeken activeert u het
systeem door op Í te drukken. Kies
Besturingsfuncties op het Info-
Display gevolgd door Park Assist.
Selecteer Inparkeren .
Kies met de richtingaanwijzers de
kant van de weg waar u wenst te
parkeren.
De afstand tussen uw auto en de rij
geparkeerde auto's bedraagt zo'n
0,5 tot 1,5 m.
Het systeem detecteert geen vakken
die te klein of veel te groot zijn voor
uw auto.
Wanneer er een vrij vak is gevonden, wordt dit op het Info-Display aange‐
geven in combinatie met een eerste
geluidssignaal. Rijd langzaam voor‐
uit. Stop de auto wanneer het tweede
akoestische signaal klinkt, schakel de achteruitversnelling in, laat het stuur‐
wiel los en begin langzaam te rijden.
Er verschijnt visuele feedback op het
Info-Display.Rijd voor- en achteruit en let daarbij
op de waarschuwingen van de
parkeerhulp totdat de handeling is
afgerond.
Inparkeren bij haaks parkeren
Inschakelen
7" Colour-Info-Display: om een
parkeervak te zoeken activeert u het
systeem door Parkeerhulp te selecte‐
ren op de startpagina van het Info-
Display. Selecteer vervolgens Hier
dwarsparkeren .
8" Colour-Info-Display: om een
parkeervak te activeren activeert u
het systeem door op Í te drukken.
Page 184 of 281

182Rijden en bedieningKies Besturingsfuncties op het Info-
Display gevolgd door Park Assist.
Selecteer Vakparkeren .
Verlaag de rijsnelheid tot onder
20 km/h.
Kies met de richtingaanwijzers de kant van de weg waar u wenst te
parkeren.
De afstand tussen uw auto en de rij
geparkeerde auto's bedraagt zo'n
0,5 tot 1,5 m.
Wanneer er meerdere parkeervakken
naast elkaar worden gevonden, wordt de auto naar het laatste vak gestuurd.Wanneer er een vrij vak is gevonden,wordt dit op het Info-Display aange‐
geven in combinatie met een geluids‐
signaal. Stop de auto, schakel de
achteruitversnelling in en rijd op een
snelheid tot 7 km/h.
Rijd voor- en achteruit volgens de
instructies en let daarbij op de waar‐
schuwingen van de parkeerhulp en
de geluidssignalen totdat de hande‐ ling is afgerond. Na afloop dooft $ op
de instrumentengroep.
Het systeem wordt tijdens een
parkeermanoeuvre automatisch
gedeactiveerd, wanneer de achter‐
kant van de auto een obstakel tot op minder dan 50 cm is genaderd.
Uitparkeren bij fileparkeren
Inschakelen
7" Colour-Info-Display: tijdens het
uitparkeren bij fileparkeren moet u het
systeem activeren door Parkeerhulp
te selecteren op de startpagina van het Info-Display. Selecteer vervol‐
gens Parkeerplaats verlaten .
8" Colour-Info-Display: om uit te
parkeren bij fileparkeren activeert u
het systeem door op Í te drukken.
Kies Besturingsfuncties op het Info-
Display gevolgd door Park Assist.
Selecteer Uitparkeren .
Kies met de richtingaanwijzers de
kant van de weg waar u wenst uit te
parkeren.
Schakel de achteruitversnelling of
een versnelling voorruit in, laat het
stuurwiel los en rijd op een snelheid
tot 5 km/h.
Page 185 of 281

Rijden en bediening183
Rijd voor- en achteruit en let daarbij
op de waarschuwingen van de
parkeerhulp totdat de handeling is afgerond. De manoeuvre is voltooid
wanneer de voorwielen van de auto
de parkeerplek hebben verlaten.
Controleer na deactivering of u de
auto weer onder controle hebt.
Displayweergave
De instructies op het display tonen: ● algemene tips en waarschu‐ wingsberichten
● het verzoek om te stoppen wanneer een parkeerplek is
gevonden
● de richting waarin u rijdt om in te parkeren
● het verzoek tot inschakelen van de achteruitversnelling of eersteversnelling
● het verzoek tot stoppen of tot langzaam rijden
● het met succes afronden van de parkeermanoeuvre aangegevendoor een pop-upsymbool en een
geluidssignaal
● het annuleren van een inparkeer‐
manoeuvre
Uitschakelen
De actuele parkeermanoeuvre is te
annuleren via de knop om terug te
keren naar het voorgaande scherm
van het Info-Display. Om het systeem
helemaal uit te schakelen moet u op ¼ in de middenconsole drukken.
Het systeem wordt automatisch
gedeactiveerd:
● bij uitschakeling van het contact
● bij het uitvallen van de motor● als u niet binnen 5 minuten na selectie van een bepaalde
parkeermanoeuvre aan de
manoeuvre begint
● bij langdurige stilstand van de auto tijdens een manoeuvre
● als de elektronische stabiliteits‐ regeling wordt getriggerd
● als de rijsnelheid de aangegeven
limiet overschrijdt
● wanneer de bestuurder de stuur‐
wielbeweging afbreekt
● na vier manoeuvreercycli (een manoeuvreercyclus bestaat uiteen beweging achteruit en een
beweging vooruit)
● bij het openen van het bestuur‐ dersportier
● als een van de voorwielen in contact komt met een obstakel
● nadat het inparkeren is gelukt
Wanneer u het systeem deactiveert of wanneer het systeem zichzelf
deactiveert tijdens het inparkeren,
geeft het display dit aan. Ook klinkt er een geluidssignaal.
Page 186 of 281

184Rijden en bedieningHet systeem wordt automatisch
gedeactiveerd bij aansluiting van een
aanhanger, fietsdrager etc. op het
elektrische systeem van de auto.
Neem contact op met de dealer om
het systeem voor langere tijd uit te
schakelen.
Storing
Bij een storing verschijnt er een
bericht op het Colour-Info-Display en
klinkt er een geluidssignaal.
Bij een storing in de stuurbekrachti‐
ging licht C op en verschijnt er een
bericht op het Driver Information
Center.9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals
externe geluidsbronnen ertoe
leiden dat het systeem obstakels
niet waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden op lage obstakels die het onderstegedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel
minder goed wanneer de senso‐
ren zijn bedekt, bijv. met ijs of
sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Voor grotere auto's in de buurt
(bijv. off-roads, minivans, vans)
gelden speciale voorwaarden. De
objectherkenning en de juiste
afstandsindicatie in het bovenste deel van deze voertuigen kan niet
worden gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec‐ tievlak, bijv. smalle voorwerpen of
zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
Parkeerhulpsystemen detecteren
geen voorwerpen buiten het
detectiebereik.
Let op
Mogelijk detecteert de sensor een
niet-bestaand object als gevolg van
echostoring van buitengeluiden of
mechanische verstoringen (sporadi‐ sche valse waarschuwingen kunnenvoorkomen).
Zorg ervoor dat de kentekenplaat voor goed gemonteerd is (niet
verbogen en geen speling ten
opzichte van de bumper links of
rechts) en dat de sensoren goed op
hun plek zitten.
De geavanceerde parkeerhulp
reageert eventueel niet op verande‐
ringen in de beschikbare parkeer‐
plek nadat u met het inparkeren bent
begonnen. Het systeem kan een
ingang, een oprit, een binnenplaats
of zelfs een kruising als een parkeer‐ plek herkennen. Na het inschakelen van de achteruitversnelling begint
het systeem met inparkeren. Kijk
goed of de voorgestelde parkeerplek
inderdaad beschikbaar is.
Page 187 of 281

Rijden en bediening185Het systeem detecteert geen onre‐
gelmatigheden in het wegdek, bijv.
op bouwterreinen. De bestuurder
neemt de verantwoordelijkheid op
zich.
Blindehoeksysteem
De dodehoekdetectie detecteert en
meldt objecten die zich, binnen een
bepaalde dode hoek, aan weerszij‐ den van de auto bevinden. Het
systeem geeft een visueel alarm visu‐
eel in elke buitenspiegel bij het detec‐ teren die in de binnen- en buitenspie‐ gels mogelijk niet zichtbaar zijn.
Het dodehoeksysteem maakt gebruik van sommige sensoren van de
geavanceerde parkeerhulp in de
voor- en achterbumper aan beide
zijden van de auto.9 Waarschuwing
Het dodehoeksysteem ontslaat de
bestuurder niet van zijn/haar plichtom zelf te kijken.
Het systeem detecteert geen:
● auto's die zich buiten de dode hoeken bevinden, en die moge‐lijk snel naderen
● voetgangers, fietsers of dieren Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de richtingaanwijzer.
Inschakelen
7'' Colour-Info-Display: kies Dode‐
hoekbewaking op het Info-Display en
activeer de functie.
8'' Colour-Info-Display: druk op Í.
Kies Besturingsfuncties op het Info-
Display gevolgd door Dodehoekbe‐
waking . Activeer de functie.
B brandt continu groen op de instru‐
mentengroep om aan te geven dat
het systeem geactiveerd is.
Werking
Wanneer het systeem tijdens het
vooruitrijden een voertuig in een dode hoek detecteert, gaat een led-lampje
in de desbetreffende buitenspiegel
branden.
Het led-lampje gaat bij detectie van
het voertuig onmiddellijk branden.
Wanneer u zelf langzaam inhaalt,
gaat het led-lampje met vertraging branden.
Page 188 of 281

186Rijden en bedieningGebruiksvoorwaarden
Voor een juiste werking moet aan de
volgende voorwaarden zijn voldaan:
● alle voertuigen rijden in dezelfde richting en in aangrenzende rijst‐
roken
● uw auto heeft een rijsnelheid tussen 12 en 140 km/h
● u haalt in met een relatief snel‐ heidsverschil kleiner dan
10 km/h
● u wordt ingehaald door een ander voertuig met een relatief
snelheidsverschil kleiner dan
25 km/h
● de verkeersstroom is normaal
● u rijdt op een weggedeelte met geen of weinig bochten
● er hangt geen aanhangwagen achter de auto
Er wordt niet gewaarschuwd in de
volgende situaties:
● als obstakels niet bewegen, bijv. geparkeerde voertuigen,
verkeersdrempels, straatverlich‐
ting, verkeersborden● bij voertuigen die in tegenge‐ stelde richting rijden
● bij ritten op slingerende wegen of
in scherpe bochten
● u haalt een zeer lang voertuig, bijv. een vrachtwagen, bus, in ofwordt erdoor ingehaald en dit
voertuig wordt niet alleen opge‐
merkt door de dodehoekdetectie, maar is tevens zichtbaar in het
gebied voor de auto
● in zeer druk verkeer: gedetec‐ teerde voertuigen voor en achter
uw auto worden ten onrechte
geïnterpreteerd als een vracht‐
wagen of een stilstaand obstakel
● wanneer u op te hoge snelheid inhaalt
Uitschakelen
Het systeem is te deactiveren in het
menu Persoonlijke instellingen
3 106. Op de instrumentengroep
dooft B. Ook klinkt er een geluidssig‐
naal.
De stand van het systeem wordt bij
uitschakeling van het contact opge‐
slagen.Het systeem wordt automatisch
gedeactiveerd bij aansluiting van een
aanhanger op het elektrische
systeem van de auto.
Bij slecht weer zoals zware regenval kan het systeem onterecht reageren.
Storing
Bij een storing knippert B even op het
instrumentenpaneel in combinatie
met C en een displaybericht.
Neem contact op met een dealer of
een erkende werkplaats voor een
controle van het systeem.
Panoramazichtsysteem
Met dit systeem ziet u de omgeving van de auto als een afbeelding van
bijna 360°, als het ware van boven af.
Het systeem gebruikt: ● camera achter, in de achterklep
● ultrasone parkeersensoren in de achterbumper
● camera voor, in de voorgrille onder het embleem
● ultrasone parkeersensoren in de voorbumper
Page 189 of 281

Rijden en bediening187
Het scherm van het Info-Display is in
tweeën gesplitst. Rechts staat een
bovenaanzicht van de auto en links
een achter- of vooraanzicht. De
parkeersensoren vormen een aanvul‐ ling op het panoramische bovenaan‐
zicht van de auto.
Inschakelen
Het panoramazichtsysteem wordt geactiveerd door:
● inschakelen van een versnelling of versnellingsbak in een
neutraalstand (vooraanzicht)
● inschakelen van de achteruitver‐ snelling (achteraanzicht)
● handmatig activeren op het Info- Display bij ritten op snelheden tot20 km/h
Werking Links op het display kunt u deverschillende weergaven kiezen.
Wijzig het soort weergave te allen
tijde tijdens een manoeuvre door het
aanraakveld onderin het display aan
te raken en een weergave uit het
weergaveselectiemenu te selecteren:
● Standaardweergave
● Auto-modus
● Ingezoomde weergave
● 180°-weergave
Bij het kiezen van een bepaalde
weergave wordt het display onmid‐
dellijk bijgewerkt.Auto-modus is standaard geacti‐
veerd. In deze modus selecteert het
systeem op basis van de informatie
van de parkeersensoren de beste
weergave, de standaardweergave of
ingezoomde weergave.
De stand van het systeem blijft bij
uitschakeling van het contact niet in het geheugen staan.
Standaardweergave
De standaardweergave bestaat uit een achteraanzicht en een vooraan‐
zicht.Zicht naar achteren
Page 190 of 281

188Rijden en bedieningHet gebied achter de auto wordtweergegeven op het scherm. Deverticale lijnen geven de breedte van
de auto aan met de spiegels uitge‐
klapt. De lijnen buigen met het stuur‐
wiel mee.
De eerste horizontale lijn ligt op een
afstand van zo'n 30 cm van de rand
van de achterbumper. De bovenste
horizontale lijnen staan voor afstan‐
den van zo'n 1 en 2 m.
Deze weergave is beschikbaar in de
Auto-modus of in het menu voor
Weergavekeuze.Zicht voor
Het gebied vóór de auto wordt weer‐
gegeven op het scherm. De verticale
lijnen geven de breedte van de auto aan met de spiegels uitgeklapt. De
lijnen buigen met het stuurwiel mee.
De eerste horizontale lijn ligt op een
afstand van zo'n 30 cm van de rand
van de voorbumper. De bovenste
horizontale lijnen staan voor afstan‐
den van zo'n 1 en 2 m.
Deze weergave is beschikbaar in de
Auto-modus of in het menu voor
Weergavekeuze.Auto-modus
Deze modus is standaard geacti‐
veerd. Als de auto tijdens een
parkeermanoeuvre een obstakel
nadert, wordt op basis van informatie van de parkeersensoren in de achter-
of de voorbumper automatisch over‐
geschakeld van een achteraanzicht
of een vooraanzicht naar een boven‐
aanzicht.
Ingezoomde weergave
De camera registreert de omgeving
van de auto tijdens het parkeren om
een bovenaanzicht van de achter- of
voorzijde van de auto en het omrin‐
gende gebied te creëren.Zo kunt u de
auto langs obstakels in de buurt
manoeuvreren. Deze weergave is
beschikbaar in de auto-modus of in
het menu voor Weergavekeuze.
180°-weergave
De 180°-weergave maakt het uitpar‐
keren gemakkelijker, omdat u nade‐
rende voertuigen, voetgangers en
fietsers kunt zien. Het wordt afgera‐
den deze weergave te hanteren voor
een complete parkeermanoeuvre. De
weergave bestaat uit drie gebieden:
link 1, midden 2 en rechts 3. De weer‐ gave is alleen te kiezen in het menu
voor weergavekeuze.