OPEL GRANDLAND X 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: GRANDLAND X, Model: OPEL GRANDLAND X 2020Pages: 293, PDF Size: 21.79 MB
Page 111 of 293

Instrumenten en bedieningsorganen109Boordinformatie
Meldingen worden weergegeven op
het Driver Information Center, in
sommige gevallen samen met een
geluidssignaal.
Druk op SET / CLR om een bericht te
bevestigen.
Boord- en onderhoudsinformatie De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Berichten op het
Colour-Info-Display
Sommige belangrijke berichten
kunnen tevens op het Info-Display
worden weergegeven. Sommige
berichten verschijnen slechts enkele
seconden als pop-up.
Geluidssignalen Het waarschuwingssignaal voor
veiligheidsgordels die niet zijn omge‐
daan, heeft voorrang boven alle
andere geluidssignalen.
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
In de volgende gevallen klinkt er een
geluidssignaal
● een veiligheidsgordel is niet omgedaan
● een van de portieren of de achterklep is niet goed gesloten
● een bepaalde snelheid wordt met
aangetrokken handrem overge‐
schreden
● cruise control schakelt automa‐ tisch uit● een geprogrammeerde snelheid of maximumsnelheid wordt over‐
schreden
● een waarschuwingsbericht verschijnt op het Driver Informa‐
tion Center
● de elektronische sleutel bevindt zich niet in het interieur
● de parkeerhulp detecteert een obstakel
● de auto wisselt onbedoeld van rijstrook
● het uitlaatfilter bereikt de maxi‐ male verzadigingsgraad
Als er diverse waarschuwingen tege‐
lijkertijd verschijnen, klinkt er slechts
één waarschuwingssignaal
Bij het parkeren van de auto en /
of het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde buitenverlich‐ ting.
Page 112 of 293

110Instrumenten en bedieningsorganenTijdens een Autostop● Als het bestuurdersportier open‐ staat.
● Als niet voldaan is aan een van de voorwaarden voor het herstar‐ten van de motor.Persoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto naar
wens afstemmen door de instellingen in het Info-Display aan te passen.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies mogelijk niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen weergegeven of zijn alleen actief bij
een draaiende motor.
Graphic-Info-DisplayDruk op MENU om de menupagina te
openen.
Gebruik de vierwegknop voor bedie‐
ning van het display:
Kies ˆ Configuratie Persoonlijke
instellingen I OK .
Eenheidsinstellingen
Kies Configuratie display I OK .
Kies Selectie eenheden I OK .
Kies de gewenste instellingen I OK .
Taalinstellingen
Kies Configuratie display I OK .
Kies Taalkeuze I OK .
Kies de gewenste taal I OK .
Auto-instellingen
Kies Autoparameters definiëren I
OK .
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
● Verlichting
Follow-Me-Home-verlichting :
Activering en instelling van de inschakelduur.
Page 113 of 293

Instrumenten en bedieningsorganen111Welkomstverlichting: Activering
en instelling van de inschakel‐
duur.
● Comfort
Sfeerverlichting : Activering/
deactivering.
Achterruitwisser bij
achteruitversnelling : Activering/
deactivering.
● Auto
Alleen bagageruimte
ontgrendelen : Activering/deacti‐
vering.
Alleen bestuurdersportier
ontgrendelen : Bestuurderspor‐
tier / alle portieren.
● Bestuurdersondersteuning
Vermoeidheidsdetectie : Active‐
ring/deactivering.
Snelheidsadvisering : Activering/
deactivering.7" Colour-Info-Display
Eenheidsinstellingen
Kies Eenheden .
Verander de eenheden voor Verbruik
en afstand en Temperatuur .
Taalinstellingen
Kies Taal(Language) .
Wijzig de taal door de optie van uw
keuze aan te raken.
Auto-instellingen
Kies Auto.
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
● Bots-/detectiesystemen
Blindehoeksysteem : Activeert of
deactiveert de dodehoekdetec‐ tie.
Alarm slaperige bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert de vermoei‐ dheidsdetectie.
Maximumsnelheidinformatie :
Activeert of deactiveert de snel‐
heidslimietinformatie middels
verkeersbordherkenning.
Richtlijnen camera achterzijde :
Activeert of deactiveert de hulp‐ lijnen voor de achteruitkijkca‐
mera op het Info-Display.
Waarschuwing frontale botsing :
Activeert of deactiveert de auto‐
matische rem van de frontaanrij‐ dingswaarschuwing, past degevoeligheid van de frontaanrij‐
dingswaarschuwing aan.
Page 114 of 293

112Instrumenten en bedieningsorganen●Comfort en gemak
Automatisch wissen bij achteruit :
activeert of deactiveert automati‐ sche inschakeling achterruitwis‐ser bij inschakelen achteruitver‐snelling.
● Verlichting
Omgevingsverlichting : Activeert
of deactiveert de sfeerverlichting
en past de helderheid aan.
Instapverlichting : Activeert of
deactiveert en wijzigt de duur van de welkomstverlichting.
Uitstapverlichting : Activeert of
deactiveert en verandert de duur
van de uitstapverlichting.
● Op afstand vergr., ontgr., starten
Portierontgrendeling op afstand :
Wijzigt de configuratie door ofwel
alleen het bestuurdersportier te
ontgrendelen of alle portieren te
ontgrendelen bij het indrukken
van O op de afstandsbediening.
Alleen ontgrendeling achterklep :
Activeert of deactiveert de
ontgrendeling van alleen de
achterklep bij het indrukken van
T op de afstandsbediening.8" Colour-Info-Display
Druk op SET om het menu Instellin‐
gen te openen.
Gebruik de aanraakknoppen voor
bediening van het display.
Eenheidsinstellingen
Kies Systeemparam. .
Verander de eenheden voor Afstand
en verbruik en Temperatuur .
Bevestig met G.
Taalinstellingen
Kies Talen .
Wijzig de taal door de optie van uw
keuze aan te raken.
Bevestig met G.
Auto-instellingen
Í indrukken.
Kies Instellingen van de auto. .
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
● Toegang tot de auto
Ontgrendeling: Alleen
bestuurder : Wijzigt de configura‐
tie door ofwel alleen het bestuur‐
dersportier te ontgrendelen of
alle portieren te ontgrendelen bij
het indrukken van O op de
afstandsbediening.
Page 115 of 293

Instrumenten en bedieningsorganen113Alleen ontgrendeling achterklep:
Activeert of deactiveert de
ontgrendeling van alleen de
achterklep bij het indrukken van
T op de afstandsbediening.
Elektrisch bedienbare
achterklep : Activeert of deacti‐
veert het openen of sluiten van
de elektrische achterklep.
Handsfree elektrisch openen van achterklep : Activeert of deacti‐
veert de functie.
● Beveiliging
Weergave adviessnelheid : Acti‐
veert of deactiveert de snelheids‐ limietinformatie middels
verkeersbordherkenning.
Active safety brake : Activeert of
deactiveert de actieve noodrem
en de frontaanrijdingswaarschu‐
wing; de gevoeligheid van het
waarschuwingssysteem is aan te
passen.
Buitensp. afstellen bij
inschakelen achteruit : Past de
buitenspiegels aan bij inschake‐ ling van de achteruitversnellingvoor een beter zicht op het trot‐
toir.
Driver Alert : Activeert of deacti‐
veert de vermoeidheidsdetectie.
Ruitenwisser achter bij
inschakelen achteruit : activeert
of deactiveert automatische
inschakeling achterruitwisser bij
inschakelen achteruitversnelling.
● Rijverlichting
Bochtverlichting : Activeert of
deactiveert de functie.
● Comfortverlichting
Follow me home-verlichting : Acti‐
veert of deactiveert de functie en
past de duur aan.
Instapverlichting : Activeert of
deactiveert de functie en past de
duur aan.
Sfeerverlichting : Past de helder‐
heid van de sfeerverlichting aan.Rijfuncties
Í indrukken.
Kies Besturingsfuncties .
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
● Park Assist : Activeert geavan‐
ceerde parkeerhulp, waarna een
parkeermanoeuvre te selecteren
is.
● Dodehoekbewaking : Activeert of
deactiveert de dodehoekdetec‐ tie.
● Panoramazichtsysteem : Active‐
ring / deactivering van de functie.
Page 116 of 293

114Instrumenten en bedieningsorganenTelematicaservicesOpel Connect Opel Connect bevat meerdere
aangesloten services die via de app,
online of in de auto toegankelijk zijn.
Let op
Opel Connect is niet op alle markten
verkrijgbaar. Neem contact op met
uw werkplaats voor meer informatie.
Let op
Pas na registratie en juiste active‐
ring werkt Opel Connect volledig.
Aangesloten services kunnen live
navigatie omvatten, zoals online
verkeersinformatie en status van de
auto en informatie zoals onderhouds‐
waarschuwingen.
In de auto toegankelijke services
kunnen ook noodoproep en pechmel‐ dingsoproep omvatten. Deze functies worden automatisch geactiveerd. De
Algemene Voorwaarden zijn van
toepassing.
Noodoproepfunctie en pechmel‐
dingsfunctie werken via de knoppen
in de dakconsole.Status-LED in de dakconsole
Brandt groen en rood en dooft na
korte tijd wanneer het contact wordt
ingeschakeld: het systeem werkt
goed.
Brandt rood: storing in het systeem.
Neem contact op met een werkplaats.
Knippert rood: reserveaccu moet
worden vervangen. Neem contact op
met een werkplaats.
Noodoproep Via de noodoproepfunctie wordt u
doorverbonden met de dichtstbij‐
zijnde meldkamer (PSAP). Er wordt
een minimale hoeveelheid gegevens naar de meldkamer verzonden, waar‐
onder auto- en locatiegegevens.
Let op
Een noodoproep doen is wellicht
niet mogelijk in gebieden met onvol‐ doende netwerkdekking of als
gevolg van schade aan hardware
tijdens een ongeluk.
Druk in een noodsituatie gedurende
meer dan 2 seconden op de rode
SOS -toets. De LED knippert groen
om aan te geven dat er verbindingmet de dichtstbijzijnde meldkamer
wordt gemaakt. De led brandt onon‐
derbroken zo lang als de oproep
actief is.
Als u de SOS-knop onmiddellijk voor
de tweede keer indrukt, beëindigt u de oproep. De led dooft.
Automatische botsingsmelding
Bij een ongeval waarbij airbags
worden geactiveerd wordt er een
automatische noodoproep gedaan en wordt er een automatische botsings‐
melding verzonden naar de dichtstbij‐ zijnde meldkamer.
Pechmeldingsoproep
Als u langer dan 2 seconden op de
toets . drukt, wordt u doorverbon‐
den met een pechhulpmedewerker.
Raadpleeg het Service- en garantie‐
boekje voor informatie over de
dekking van en de geleverde dien‐
sten van de pechhulp.
Privacy-instellingen
Privacy-instellingen van
Opel Connect kunnen worden gecon‐
figureerd in uw auto. Hiermee bepaalt
Page 117 of 293

Instrumenten en bedieningsorganen115u welke gegevens worden verzon‐
den, bijv. als er een pechmeldingsop‐
roep wordt geactiveerd.Een en ander
is niet van invloed op de noodoproep‐ functie.
Wijzig de privacy-instellingen in de
auto door tegelijkertijd op de
toets . en de toets SOS te drukken.
Versies met een navigatiesysteem:
privacy-instellingen kunnen ook
worden gewijzigd in het menu
Systeeminstellingen.
Page 118 of 293

116VerlichtingVerlichtingRijverlichting.............................. 116
Lichtschakelaar .......................116
Automatische verlichting .........117
Grootlicht ................................. 117
Lichtsignaal ............................. 117
Koplampverstelling ..................118
Koplampinstelling in het buitenland ............................... 118
Dagrijlicht ................................. 118
LED-koplampen .......................118
Alarmknipperlichten .................121
Richtingaanwijzers ..................122
Mistlampen voor ......................122
Mistachterlicht ......................... 123
Parkeerlichten ......................... 123
Achteruitrijlichten .....................123
Beslagen lampglazen ..............123
Binnenverlichting .......................124
Regelbare instrumentenverlichting .........124
Leeslampen ............................. 124
Verlichting zonneklep ..............125
Verlichtingsfuncties ....................125
Verlichting middenconsole ......125
Instapverlichting ......................125Uitstapverlichting .....................125
Ontlaadbeveiliging accu ..........126Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
AUTO:automatische verlichting
schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en
koplamp8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of groot licht
Wanneer u het contact inschakelt, is
de automatische verlichting actief.
Controlelampje 8 3 101.
Page 119 of 293

Verlichting117AchterlichtenDe achterlichten branden samen met
het dimlicht / groot licht en de zijmar‐
keringslichten.
Automatische verlichting
Wanneer de automatische verlichting
is ingeschakeld en de motor loopt,
wordt er automatisch gewisseld
tussen dagrijlicht en automatische
verlichting afhankelijk van het omge‐
vingslicht en de informatie afkomstig
van het wissersysteem.
Ga na of de sensor niet bedekt is
3 10, 3 40.
Dagrijlicht 3 118.
Automatische
koplampinschakeling
Wanneer het omgevingslicht zwak is, worden de koplampen ingeschakeld.
Bovendien worden de koplampen
ingeschakeld als de ruitenwissers
enkele slagen geactiveerd zijn.
Tunneldetectie
Bij het inrijden van een tunnel worden de koplampen onmiddellijk ingescha‐ keld.
GrootlichtErtegen duwen om van dimlicht op
grootlicht over te schakelen.
Eraan trekken om het grootlicht uit te
schakelen.
Grootlichtassistentie 3 118.
Lichtsignaal
Eraan trekken om het knippersignaal
te activeren.
Eraan trekken om het grootlicht uit te
schakelen.
Page 120 of 293

118VerlichtingKoplampverstellingHandmatige koplampverstelling
U kunt de lichtbundelhoogte aanpas‐
sen aan de belading om verblinding
te voorkomen: draai het kartelwieltje
in ? de gewenste stand.
0:zitplaatsen voorin bezet1:alle zitplaatsen bezet2:alle zitplaatsen bezet en bagage
in de bagageruimte3:bestuurdersstoel bezet en
bagage in de bagageruimteKoplampinstelling in het
buitenland
Bij het rijden in landen waar het
verkeer in de andere richting rijdt
moeten de koplampen worden afge‐
steld.
1. Trek met uitgeschakelde motor aan de richtingaanwijzerhendel
en houd deze vast.
2. Start de motor.
3. Houd de richtingaanwijzerhendel nog eens 5 seconden vast.
4. Laat de richtingaanwijzerhendel los.
Als de koplampen zijn afgesteld,
verschijnt er elke keer bij het starten
van de motor een bericht op het
Driver Information Center.
Herhaal de hierboven beschreven
stappen om de afstelling van de
koplampen ongedaan te maken.
Dagrijlicht Dagrijlichten maken de auto overdag
beter zichtbaar.Het wordt automatisch ingeschakeld
wanneer de motor draait.
Het systeem schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en dimlicht, afhan‐
kelijk van het lichtomstandigheden.
LED-koplampen Het led-koplampensysteem omvat
twee koplampen met verschillende
leds, waarmee de functies van het
adaptieve rijlicht kunnen worden
aangestuurd.
De lichtverdeling en -intensiteit
worden getriggerd op basis van de
lichtomstandigheden, het wegdek en
de rijsituatie. De auto past de koplam‐ pen automatisch aan de situatie aan
voor een optimale lichtverdeling voor
de bestuurder.
Sommige functies van het adaptieve
rijlicht van de led-koplampen kunnen
vanuit het menu Persoonlijke instel‐
lingen worden gedeactiveerd en
geactiveerd. Selecteer de desbetref‐
fende instelling in Instellingen, I
Voertuig op het Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 110.