radio OPEL INSIGNIA 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.5, Model line: INSIGNIA, Model: OPEL INSIGNIA 2015.5Pages: 341, PDF Size: 9.15 MB
Page 25 of 341

Sleutels, portieren en ruiten23
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met de afstandsbediening kan worden
vergrendeld of ontgrendeld, kan dit
het gevolg zijn van het volgende:
■ Storing in de afstandsbediening.■ Het bereik wordt overschreden.
■ De accuspanning is te laag.
■ Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten het be‐
reik, waardoor er opnieuw gesyn‐
chroniseerd moet worden.
■ Overbelasting van de centrale ver‐ grendeling door herhaalde, snel op‐
eenvolgende activering van de af‐
standsbediening, waardoor de
stroomvoorziening voor korte tijd
wordt onderbroken.
■ Storing door radiogolven afkomstig
van externe zenders met een hoog
vermogen.
Handmatig ontgrendelen 3 24.Elektronisch
sleutelsysteem
Voor een sleutelloze bediening van
de volgende functies:
■ centrale vergrendeling 3 24
■ achterklep 3 30
■ contact inschakelen en motor star‐ ten 3 161
De bestuurder hoeft alleen de elek‐
tronische sleutel bij zich te dragen.
De elektronische sleutel bevat ook de
functionaliteit van de handzender
3 22.
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig ge‐
bruik vermijden.
Let op
De elektronische sleutel niet in de
bagageruimte of voor het
Info-Display leggen.
Batterij elektronische sleutel
vervangen Batterij meteen vervangen zodra het
systeem niet meer goed werkt of het
bereik ervan afneemt. Een bericht op het Driver Information Center geeft
aan dat de batterij moet worden ver‐
vangen 3 124.
Batterij vervangen, zie 'Handzender'
3 22.
Elektronische sleutel synchroniseren De elektronische sleutel synchroni‐
seert zichzelf automatisch bij elke
startprocedure.
Page 26 of 341

24Sleutels, portieren en ruiten
Storing
Als de centrale vergrendeling niet kan
worden vergrendeld of ontgrendeld of als de motor niet kan worden gestart,
kan dit de volgende oorzaken heb‐
ben:
■ Storing in elektronische sleutel.
■ De elektronische sleutel is buiten ontvangstbereik.
■ De accuspanning is te laag.
■ Overbelasting van de centrale ver‐ grendeling door herhaalde, snel op‐
eenvolgende activering van de af‐
standsbediening, waardoor de
stroomvoorziening voor korte tijd
wordt onderbroken.
■ Storing door radiogolven afkomstig
van externe zenders met een hoog vermogen.
Om de storing te verhelpen, de positie
van de elektronische sleutel verande‐ ren.
Handmatig ontgrendelen 3 24.Opgeslagen instellingen
Steeds wanneer het contact wordt uit‐
geschakeld, worden de volgende in‐
stellingen automatisch door de hand‐ zender of de elektronische sleutel op‐
geslagen:
■ automatische klimaatregeling
■ verlichting
■ Infotainment-systeem
■ centrale vergrendeling
■ Instellingen sportmodus
■ comfortinstellingen
De opgeslagen instellingen worden
bij de volgende keer inschakelen van het contact met de sleutel in het ge‐huegen met handzender 3 159 of
elektronische sleutel 3 23 automa‐
tisch gebruikt.
Een voorwaarde is dat Personalisatie
door bestuurder geactiveerd is in de
persoonlijke instellingen van het
Info-Display. Dit moet worden inge‐
steld voor elke handzender of elek‐
tronische sleutel die wordt gebruikt.Ook worden de aanpassingen van de bestuurdersstoel en de buitenspie‐
gels onafhankelijk van de geheugen‐
standen 3 52 in het geheugen op‐
geslagen.
De elektrisch bediende stoel ver‐
plaatst zich automatisch in de opge‐
slagen stand wanneer het bestuur‐
dersportier wordt ontgrendeld en ge‐
opend met de handzender of elektro‐ nische sleutel in het geheugen en
wanneer Automatisch oproepen
geheugen op het Info-Display is inge‐
schakeld.
Persoonlijke instellingen 3 126.
Centrale vergrendeling Ontgrendelen en vergrendelen van
portieren, bagageruimte en tankklep.
Door aan de binnenste portierhand‐
greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.
Page 129 of 341

Instrumenten en bedieningsorganen127
■Valetmodus
■ Radio
■ Voertuig
■ BlueTooth
■ Spraak in-/uitvoer
■ Scherm
■ Achteruitkijkcamera
■ Terugkeren naar fabrieksinst.
■ Softwareinformatie
■ TouchPad
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Tijd en datum
Zie 'Klok' 3 93.
Sportmodus
U kunt de functies kiezen die in de sportmodus worden geactiveerd
3 181.
■ Achterverlichting sportmodus : Ver‐
andert de kleur van de instrumen‐
tenverlichting.
■ Motor sportmodus : Gasaanname
en schakelkarakteristieken worden
sneller.■ Sportbesturing : de stuurbekrachti‐
ging werkt minder goed.
■ Sportophanging : Demping wordt
stugger.
■ All wheel drive : Groter deel van het
motorkoppel gaat naar de achteras.
Taal (Language)
Selectie van de gewenste taal. Zie
handleiding bij het infotainment-sys‐ teem.
Valetmodus
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.
Radio
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.
Voertuig ■ Klimaat- en luchtkwaliteit
Automatische ventilatorsnelheid :
Verandert het niveau van het lucht‐
debiet van de klimaatregeling in het interieur in automatische modus.
Airconditioningmodus : Regelt de
status van de koelcompressor bij
het starten van de auto. Laatste in‐stelling (aanbevolen) of bij het star‐ ten van de auto is altijd AAN of altijd
UIT.
Automatisch ontwasemen : Onder‐
steunt het ontvochtigen van de
voorruit door het automatisch se‐
lecteren van de vereiste instellin‐
gen en de automatische aircomo‐
dus.
Automatisch ontwasemen achter :
Activeert automatisch de achter‐
ruitverwarming.
■ Bots- / detectiesystemen
Parkeersensor : activeert of deacti‐
veert de ultrasoonparkeerhulp.
Automatische voorbereiding
botsing : Activeert of deactiveert de
automatische remwerking van de
auto in geval van dreigend aanrij‐
dingsgevaar. Het volgende kan
worden geselecteerd: het systeem
neemt de remregeling over, waar‐
schuwt alleen door middel van ge‐
luidssignalen of wordt volledig ge‐
deactiveerd.
Page 131 of 341

Instrumenten en bedieningsorganen129
Ontgrendelen op afstand: veran‐
dert de configuratie om alleen het
bestuurdersportier of de hele auto
te ontgrendelen.
Open deuren op afstand
vergrendelen : activeert of deacti‐
veert de automatische hervergren‐
deling na het ontgrendelen zonder
de auto te openen.
Passieve vergrendeling : Activeert
of deactiveert de passieve vergren‐
delingsfunctie.
Waarsch. afstandsbed. nog in
auto : Activeert of deactiveert de
waarschuwingstoon wanneer de
elektronische sleutel in de auto
blijft.
BlueTooth
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.
Spraak in-/uitvoer
Zie handleiding bij het infotainment- systeem.
Scherm
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.Achteruitkijkcamera
Richtlijnen : Activeert of deactiveert de
geleidelijnen.
Hulpsymbolen achteruitpark. : Acti‐
veert of deactiveert de symbolen van
de parkeerhulp achter.
Terugkeren naar fabrieksinst.
Instellingen voertuig herstellen : stelt
alle functies opnieuw in op de stan‐
daardinstellingen.
Alle privégegevens wissen : Wist alle
persoonsgebonden gegevens uit de
auto.
Instellingen radio herstellen : Zet alle
radio-instellingen terug op de stan‐ daardwaarden. Zie handleiding bij het
infotainment-systeem.
Softwareinformatie
Zie handleiding bij het infotainment- systeem.
TouchPad
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.
Page 332 of 341

330KlantinformatieKlantinformatieKlantinformatie........................... 330
Registratie van voertuigdata en
privacy ....................................... 332Klantinformatie
Conformiteitsverklaring
Radio-uitzendsystemen Deze auto heeft systemen die radio‐
golven conform Richtlijn 1999/5/EC
verzenden en/of ontvangen. Deze
systemen voldoen aan de essentiële
vereisten en alle andere relevante be‐ palingen van Richtlijn 1999/5/EC.Exemplaren van de originele Confor‐
miteitsverklaringen vindt u op onze
website.
Radarsystemen
Landspecifieke conformiteitsverkla‐
ringen voor radarsystemen staan op
de volgende pagina:
Page 335 of 341

Klantinformatie333
■ reacties van de auto in bepaalderijsituaties (bijv. afgaan van airbag,
activering van stabiliteitsregeling)
■ omgevingsomstandigheden (bijv. temperatuur)
Deze gegevens zijn uitsluitend tech‐
nisch en helpen bij het identificeren
en corrigeren van fouten en het opti‐
maliseren van boordfuncties.
Bewegingsprofielen die op afgelegde
routes duiden, kunnen niet met deze
gegevens worden aangemaakt.
Als diensten worden gebruikt ( bijv. re‐
paraties, serviceprocessen, garantie‐
gevallen, kwaliteitsborging) kunnen
medewerkers van het servicenetwerk
(met inbegrip van de fabrikant) deze
technische informatie lezen in de ge‐
beurtenis- en foutgegevensopslag‐
modules waarbij speciale diagnosti‐
sche apparaten worden gebruikt.
Raadpleeg desgewenst deze werk‐
plaatsen voor meer informatie. Na het corrigeren van een fout worden de
gegevens gewist uit de foutopslag‐
module of worden ze constant over‐
schreven.Bij het gebruik van deze auto kunnen
er zich situaties voordoen waarin
deze technische gegevens in ver‐
band met andere informatie (o.a. on‐
gevalmelding, schade aan de auto,
getuigenverklaringen) met een per‐
soon kunnen worden geassocieerd -
mogelijk met behulp van een expert.
Extra functies die contractueel zijn
overeengekomen met de klant (bijv.
locatie van auto in noodgevallen) ma‐ ken de overdracht van bepaalde au‐
togegevens uit de auto mogelijk.Radiofrequentie-
identificatie (RFID) RFID-technologie wordt in sommige
voertuigen gebruikt voor functies
zoals de controle van de banden‐
spanning en beveiliging van het ont‐
stekingssysteem. Het wordt ook sa‐
men gebruikt met apparaten zoals ra‐ diogestuurde afstandsbedieningen
voor het vergrendelen/ontgrendelen
van de deuren en starten en zenders
in de auto voor het openen van gara‐ gedeuren. RFID-technologie in Opel-
voertuigen gebruikt geen persoonlijke
informatie, houdt ze niet bij of koppelt
deze niet aan andere Opel-systemen
die persoonlijke informatie bevatten.
Page 339 of 341

337
O
Obstakeldetectiesystemen .........201
Olie, motor .......................... 283, 287
Ontlaadbeveiliging accu ............141
Opbergruimte................................ 72
Opbergruimte voor........................ 73
Opbergvakken .............................. 72
Opgeslagen instellingen ...............24
Opschakelen............................... 110
Overzicht instrumentenpaneel .....11
P Panne ......................................... 275
Parkeerhulp ......................... 40, 201
Parkeerlichten ............................ 137
Parkeren .............................. 20, 165
Park pilot met ultrasoonsensoren 201
Pedaal intrappen ........................109
Persoonlijke instellingen ............126
Pollenfilter .................................. 157
Portieren ....................................... 30
Portier open ............................... 114
Prestaties ................................... 292
Profieldiepte ............................... 263
Q Quickheat ................................... 155R
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 333
Regelbare instrumentenverlichting ...........138
Regeleenheid smartphone .........123
Registreren van autogegevens en privacy ................................ 332
Remassistentie .......................... 178
Rem- en koppelingssysteem .....108
Rem- en koppelingsvloeistof ......283
Remmen ............................ 176, 238
Remvloeistof .............................. 238
Reservewiel ............................... 271
Richtingaanwijzer ......................106
Richtingaanwijzers ..................... 136
Richtingaanwijzer vooraan .........242
Roetfilter ............................. 111, 166
Rolschermen ............................... 44
Ruiten ........................................... 41
Rijgedrag en aanhangertips ......228
Rijregelsystemen ........................179
Rijverlichting ........................ 13, 112
S Schakelen ................................... 110
Selectieve katalysatorreductie ....168
Service ............................... 157, 282
Service-display .......................... 105Service-informatie ...................... 282
Sjorogen ...................................... 79
Slepen ................................ 228, 275
Sleutel, opgeslagen instellingen ...24
Sleutels ........................................ 21
Sleutels, sloten ............................. 21
Sneeuwkettingen .......................265
Snelheidsbegrenzer ...........113, 186
Snelheidsmeter .......................... 102
Spiegelverstelling ..........................9
Sproeiervloeistof ........................238
Startbeveiliging ....................38, 112
Starten en bedienen ...................159
Starthulp gebruiken ...................273
Stoelpositie .................................. 49
Stoelverstelling ........................6, 49
Stop/Start-systeem .....................163
Storing ....................................... 174
Storing elektrische handrem .......109
Storingsindicatielamp ................108
Stroomonderbreking ..................174
Sturen ......................................... 158
Stuurbedieningsknoppen .............88
Stuurbekrachtigingsvloeistof ......237
Stuurwiel instellen ........................ 10
Stuurwielverstelling ...................... 88
Symbolen ....................................... 4