reset OPEL INSIGNIA 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.5, Model line: INSIGNIA, Model: OPEL INSIGNIA 2015.5Pages: 341, PDF Size: 9.15 MB
Page 108 of 341

106Instrumenten en bedieningsorganen
Terugzetten
Druk op het Baselevel-display gedu‐
rende enkele seconden op de toets
SET/CLR op de richtingaanwijzer om
terug te zetten. Het contact moet in‐
geschakeld zijn maar de motor moet
niet draaien.
Druk op het Midlevel- of Uplevel-dis‐
play op > op het stuurwiel om de sub‐
map te openen. Selecteer resetten en
bevestig dit door gedurende enkele
seconden op 9 te drukken. Het con‐
tact moet ingeschakeld zijn maar de
motor moet niet draaien.
Het systeem moet bij elke keer ver‐
versen van de olie worden gereset om het goed te laten werken. De hulp van een werkplaats inroepen.
Volgende onderhoudsbeurt
Wanneer het systeem heeft berekend
dat de gebruiksduur van de motorolie is verstreken, verschijnt Motorolie
spoedig verversen op het Driver In‐
formation Center. Laat de motorolie
en het oliefilter binnen een week of
500 km door een werkplaats vervan‐
gen (wat het eerst voorkomt).Service-informatie 3 282.
Controlelampen
De beschreven controlelampen zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze be‐
schrijving geldt voor alle instrument‐
uitvoeringen. Afhankelijk van de uit‐ rusting kan de positie van de contro‐
lelampen verschillen. Bij het inscha‐
kelen van de ontsteking lichten de
meeste controlelampen korte tijd op
bij wijze van functietest.
Betekenis kleuren controlelampen:rood=gevaar, belangrijke herinne‐
ringgeel=waarschuwing, aanwijzing,
storinggroen=inschakelbevestigingblauw=inschakelbevestigingwit=inschakelbevestiging
Kijk naar alle controlelampjes op de
verschillende instrumentengroepen
3 97.
Richtingaanwijzer
O brandt of knippert groen.
Brandt kort
De parkeerlichten worden ingescha‐ keld.
Knippert
Een richtingaanwijzer of de alarm‐
knipperlichten worden geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering defect, rich‐
tingaanwijzer aanhanger defect.
Gloeilamp vervangen 3 242, zeke‐
ringen 3 252.
Richtingaanwijzers 3 136.
Gordelverklikker
Gordelverklikker op de voorstoelen
X van de bestuurdersstoel brandt of
knippert rood op de instrumenten‐
groep.
k van de passagiersstoel voorin
brandt of knippert rood op de midden‐ console wanneer de stoel bezet is.
Page 111 of 341

Instrumenten en bedieningsorganen1099Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Brandt nadat de ontsteking is inge‐
schakeld en de handbediende hand‐
rem is aangetrokken 3 177.
Pedaal intrappen
- brandt of knippert geel.
Brandt
Rempedaal moet worden ingetrapt om de elektrische handrem los te zet‐
ten 3 177.
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in de stand Autostop te starten.
Stop-startsysteem 3 163.
Knippert
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in het algemeen te starten 3 18,
3 161.
Op het Midlevel- en Uplevel-display
verschijnt het bericht Pedaal intrap‐
pen op het bestuurdersinformatiedis‐
play 3 124.
Elektrische handrem m brandt of knippert rood.
Brandt
Elektrische handrem is aangetrokken
3 177.
Knippert Elektrische handrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet. Trap het
rempedaal in en probeer het systeem
te resetten door de elektrische hand‐
rem eerst los te zetten en daarna aan
te trekken. Blijft m knipperen, rijd dan
niet door en roep de hulp van een
werkplaats in.
Storing elektrische
handrem
j brandt of knippert geel.Brandt
Elektrische handrem werkt niet opti‐ maal 3 177.
Knippert Elektrische handrem staat in de ser‐
vicemodus. Stop de auto, trek de
elektrische handrem aan en zet deze
los om de rem te resetten.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Antiblokkeersysteem
(ABS) u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking enkele seconden. Het sys‐
teem is na het doven van het contro‐
lelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐ den niet dooft of als deze tijdens de rit
gaat branden, dan zit er een storing in
Page 119 of 341

Instrumenten en bedieningsorganen117
■ Eco-index
■ lege pagina
Op het Baselevel-display worden de
pagina's "Resterende levensduur
olie", "Bandenspanning", "Verkeers‐
bordherkenning" en "Indicatie afstand
tot voorligger" weergegeven in het
menu Instellingen X . Selecteer dit
door op MENU te drukken.
Op het Baselevel-display verschijnen de pagina's "Grootste verbruikers",
"Zuinigheidstrend" en "Eco-index" in
het menu Eco s . Selecteer dit
door op MENU te drukken.
Dagteller 1/A en 2/B
De dagteller geeft de huidige afstand
vanaf een bepaalde reset weer.
Dagteller telt op tot een afstand van
2000 km en begint dan weer bij 0.
Zet deze op het Baselevel-display te‐ rug door gedurende enkele seconden
op de toets SET/CLR te drukken, op
het Midlevel- en Uplevel-display door
op > te drukken en met 9 te beves‐
tigen.De informatie op de dagtellerpagina
1/A en 2/B kan apart worden terug‐
gezet voor dagteller, gemiddeld ver‐
bruik en gemiddelde snelheid terwijl
het betreffende display actief is.
Gemiddeld brandstofverbruik
Weergave van het gemiddelde ver‐
bruik. De meting kan altijd opnieuw
worden ingesteld en start met een
standaardwaarde.
Zet deze op het Baselevel-display te‐ rug door gedurende enkele seconden
op de toets SET/CLR te drukken, op
het Midlevel- en Uplevel-display door
op > te drukken en met 9 te beves‐
tigen.
Bij auto's op LPG wordt het gemid‐
delde verbruik aangegeven voor de
momenteel geselecteerde modus,
LPG of benzine.
Gemiddelde snelheid
Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment opnieuw worden gestart.
Zet deze op het Baselevel-display te‐
rug door gedurende enkele seconden
op de toets SET/CLR te drukken, ophet Midlevel- en Uplevel-display door
op > te drukken en met 9 te beves‐
tigen.
Digitale snelheid
Digitale weergave van de huidige snelheid.
Actieradius brandstof
De actieradius wordt op basis van de
aanwezige tankinhoud en het mo‐
mentane verbruik berekend. Op het display verschijnen gemiddelde
waarden.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐
radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Wanneer het brandstofpeil in de tank
laag is, verschijnt er een bericht op
het display en gaat het controle‐
lampje i of Y op de brandstofmeter
branden.
Wanneer er onmiddellijk moet wor‐
den bijgetankt, verschijnt er een
waarschuwingsbericht dat op het dis‐ play blijft staan. Daarbij gaat het con‐
trolelampje i of Y op de brandstof‐
meter knipperen 3 112.
Page 217 of 341

Rijden en bediening215
Een uitroepteken in een kader bete‐
kent dat er een bijkomend bord werd
gedetecteerd dat niet door het sys‐
teem kan worden herkend.
Het systeem is actief tot een snelheid
van 200 km/u, afhankelijk van de
lichtomstandigheden. 's Nachts is het systeem actief tot een snelheid van
160 km/u.
Zodra de snelheid onder 55 km/u
komt, wordt het display gereset en
wordt de inhoud van de pagina met
verkeersborden gewist, bijv. bij het
betreden van een stadsgebied. De
volgende herkende snelheidsindica‐
tie zal worden weergegeven.
Displayweergave
Verkeersborden worden weergege‐
ven op de pagina
Verkeersbordherkenning op het DIC.
Selecteer op het Baselevel-display
Instellingen X door MENU in te
drukken en selecteer de optie
Verkeersbordherkenning via het stel‐
wiel op de richtingaanwijzerhendel
3 114.Selecteer op een Midlevel- en Uple‐
vel-display het menu Info met de
knoppen rechts op het stuurwiel en druk op P om
Verkeersbordherkenning te selecte‐
ren 3 114.
Wanneer u een andere pagina op het menu Driver Information Center hebt
gekozen en u daarna weer de pagina
Verkeersbordherkenning kiest, wordt
het laatst herkende verkeersbord ge‐
toond.
Page 219 of 341

Rijden en bediening217
Selecteer wanneer de pagina Instel‐
lingen verschijnt, Uit of stel waarschu‐
wingen I in om de waarschuwings‐
functie te deactiveren. Activeer deze
weer door Aan of waarschuwingen
J te selecteren.
Bij inschakeling van het contact wordt de waarschuwingsfunctie gedeacti‐
veerd.
Het pop-upvenster wordt gedurende
ca. 8 seconden in het DIC weergege‐
ven.
Systeem terugstellen De inhoud van het verkeersbordge‐
heugen kan in het menu Instellingen van de pagina Verkeersbordherken‐
ning worden gewist door op de toets
SET/CLR op de richtingaanwijzer‐
hendel of langere tijd op de knop 9
rechts op het stuurwiel te drukken.
Selecteer en bevestig Reset om het
verkeersbordherkenningssysteem te
wissen. Na een reset hoort u een ge‐ luidssignaal en het volgende symbool
wordt weergegeven totdat het vol‐
gende verkeersbord wordt gedetec‐
teerd.
In sommige gevallen wordt verkeers‐
bordherkenning automatisch door het
systeem gewist.
Verkeersbordherkenning samen met het
navigatiesysteem Als de auto is uitgerust met een navi‐
gatiesysteem, kunnen de volgende
functies beschikbaar zijn:
■ constante aanduiding van huidige snelheidsbeperkingen
■ bij slecht weer worden de naviga‐ tiegegevens voor maximumsnelhe‐
den weergegeven.
Storing
De verkeersbordherkenning werkt eventueel niet goed wanneer:
■ De voorruit ter hoogte van de front‐
camera niet schoon is.
■ Verkeersborden geheel of gedeel‐ telijk bedekt zijn of lastig waar‐
neembaar zijn.
■ De omgevingsomstandigheden on‐
gunstig zijn, bijv. harde regen,
sneeuw, direct zonlicht of schadu‐
wen. In dat geval verschijnt Geen
verkeersbordherk. door het weer op het display.
■ De verkeersborden incorrect ge‐ monteerd of beschadigd zijn.
■ Verkeersborden niet voldoen aan het Verdrag van Wenen inzake de
verkeerstekens (Wiener Überein‐
kommen über Straßenverkehrszei‐
chen).