OPEL INSIGNIA 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016.5, Model line: INSIGNIA, Model: OPEL INSIGNIA 2016.5Pages: 335, PDF Size: 9.32 MB
Page 81 of 335

Opbergen79Til de vloerafdekplaat voor toegang
tot het reservewiel of de bandenrepa‐
ratieset op en bevestiging de borg‐
band aan de bovenrand van de uit‐
sparing van de achterklep. De afdek‐
plaat alleen onbelast optillen en be‐
vestigen.
Sjorogen
De sjorogen dienen om voorwerpen
vast te zetten, bijv. met spanbanden
of een bagagenet.
FlexOrganizer
De FlexOrganizer is een flexibel sys‐teem voor de indeling van de baga‐
geruimte.
Het systeem bestaat uit: ● adapters
● nettassen voor de zijwanden
● haken
● service-box
● spanbandenset
De onderdelen worden met adapters of haken in de geleiderails tegen
beide zijwanden gemonteerd.
Adapters in de rails monterenHandgreep openklappen, adapters in
de bovenste en de onderste groef van de rail plaatsen en in de gewenste
positie brengen. Voor het blokkeren
van de adapter de handgreep dicht‐
klappen. Voor het verwijderen draait
u de handgreep omlaag en haalt u de
adapter uit de rail.
Variabel afscheidingsnet
Steek de adapters in de gewenste po‐sitie in de rails. Voeg beide stanghelf‐
ten van het net samen.
U monteert het net door de stangen
enigszins samen te drukken en ze in
de juiste openingen in de adapters te
plaatsen.
Page 82 of 335

80OpbergenOm het net te verwijderen drukt u de
stangen samen en verwijdert u ze uit
de adapters.
Nettas
Steek de adapters in de gewenste po‐ sitie in de rails. De nettas kan aan de
adapters worden bevestigd.
Haken in de rails monteren
Steek de haak in de gewenste positie eerst in de bovenste groef van de rail en duw deze daarna in de onderste
groef. Voor het verwijderen trekt u de
haak eerst uit de bovenste groef.
Service-box
Monteer twee haken in de bovenste
rail. Steek de bovenste beugels van de box van bovenaf in de haken.
Page 83 of 335

Opbergen81Of monteer beide haken aan de on‐
derste rail. Steek de onderste beu‐
gels van de box van bovenaf in de
onderste haken.
Spanbandenset
Steek de adapters van de spanban‐
denset in een rail. De spanband mag niet gedraaid zitten.
De spanbandenset wordt geopend
met twee sluitingen.
U kunt de riem aantrekken.
Veiligheidsnet
U kunt twee verschillende veiligheids‐ netten achter de voorstoelen of ach‐
terbank monteren.
Het is niet toegestaan om personen
achter het veiligheidsnet te vervoe‐
ren.
Veiligheidsnet achter de
voorstoelen
Duw de hoofdsteunen van de achter‐zittingen omlaag en klap de rugleu‐
ningen 3 74 neer.Voorste montage-openingen in het
dakframe: steek de stang van het net aan één kant erin, druk de stang sa‐
men en steek de stang aan de andere
kant erin.
Steek de haken van de kleine riemen
in de Top-Tether-lussen aan de ach‐
terkant van de neergeklapte rugleu‐
ningen van de achterbank.
Steek de haken van de bredere rie‐
men in de vergrendelingsmechanis‐
men van de rugleuningen van de ach‐ terbank.
Page 84 of 335

82OpbergenCassette van veiligheidsnet
achter de achterbank
Trek het net uit de cassette en steek
de stang van het net aan één kant in de achterste montage-opening in het
dakframe. Druk de stang samen en
steek deze aan de andere kant erin.
Cassette verwijderen
Rol het veiligheidsnet op.
Verwijder de bagageruimte-afdek‐
king 3 76.
Ontgrendel de cassette door deze
iets naar achteren te draaien en naar boven toe uit de houders te nemen.
Cassette monteren
Verwijder de bagageruimte-
afdekking.Steek de cassette in de houders aan
de linker- en rechterkant. Let op de
L (linkerkant) en R (rechterkant) op de
cassette als hulpmiddel bij de mon‐
tage.
Vergrendel de cassette door deze iets naar voren te draaien.
Veiligheidsnetten en
bagageruimte-afdekking
opbergen
U kunt de cassette van het achterste
veiligheidsnet samen met de hoeden‐ plank en het opgerolde veiligheidsnet
onder de laadvloer opbergen.
Page 85 of 335

Opbergen83
U opent de laadvloer door aan de
hendel te trekken. Klap de vloer om‐
hoog en plaats deze achter de ach‐
terbank.
Leg de hoedenplank in de holte met
de bovenkant naar beneden en met
de ontgrendelhefboom in de rand
rechtsvoor.
Gevarendriehoek 5-deurs hatchback/ 4-deurs sedan
Berg de gevarendriehoek op in de
ruimte achter de spanband aan de
rechterkant van de bagageruimte.
Sports Tourer, Country Tourer
Berg de gevarendriehoek op in de
ruimte achter de spanbanden aan de binnenkant van de achterklep.
Page 86 of 335

84OpbergenVerbanddoos
5-deurs hatchback/ 4-deurs sedan
Berg de verbanddoos op achter het
gaasnet aan de linkerkant van de ba‐
gageruimte.
Sports Tourer, Country Tourer
Berg de verbanddoos op in de ruimte
achter de spanband aan de binnen‐
kant van de achterklep.
Dakdragersysteem
Dakdrager
Om veiligheidsredenen en ter vermij‐
ding van dakschade adviseren wij het voor uw auto goedgekeurde dakdra‐
gersysteem te gebruiken.
Gebruiksaanwijzing van het dakdra‐
gersysteem in acht nemen en dak‐
dragersysteem verwijderen wanneer
het niet wordt gebruikt.
Dakdrager monteren
5-deurs hatchback/4-deurs sedan
Open alle portieren.
Page 87 of 335

Opbergen85De bevestigingspunten zitten aan
weerskanten in de portieropeningen.
Maak de kap van elk bevestigings‐
punt los en zet de dakdrager vast met
de bijgeleverde bouten.
Sports Tourer, Country Tourer met dakreling
Ter bevestiging van het dakdrager‐
systeem de montagepennen in de op
de afbeelding weergegeven openin‐
gen steken.
Beladingsinformatie
● Zware voorwerpen in de bagage‐
ruimte tegen de rugleuningen
leggen. Zorg dat de rugleuningen
goed vastklikken. D.w.z. dat de
rode merktekens dichtbij de ont‐
grendelingshendel aan de zijkant mogen niet meer zichtbaar mo‐
gen zijn. Bij stapelbare voorwer‐
pen de zwaarste voorwerpen on‐ derop leggen.
● Voorwerpen met spanbanden aan de sjorogen vastzetten 3 79.
● Losse voorwerpen in de bagage‐
ruimte vastzetten om glijden te‐
gen te gaan.
● Bij het vervoeren van voorwer‐ pen in de bagageruimte mogen
de rugleuningen van de achter‐
bank niet schuin naar voren ge‐
klapt zijn.
● Bagage niet boven de rugleunin‐ gen laten uitsteken.
● Leg niets op de bagageruimte- afdekking of op het instrumenten‐
paneel en dek de sensor boven
op het instrumentenpaneel niet af.
● De bagage mag de bediening van pedalen, handrem, schakel‐
hendel en de bewegingsvrijheid van de bestuurder niet belemme‐ ren. Geen losse voorwerpen in
het interieur leggen.
● Niet met een geopende achter‐ klep rijden.
Page 88 of 335

86Opbergen9Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen er voor‐
werpen in het voertuig rondslinge‐
ren en letsel of schade aan de la‐
ding of de auto veroorzaken.
● Het nuttig draagvermogen is het verschil tussen het maximaal toe‐laatbare totaalgewicht van de
auto (zie typeplaatje 3 288) en
het EU-leeggewicht van de auto.
U berekent het nuttige draagver‐
mogen door de gegevens van uw
auto in de tabel Gewichten voorin deze handleiding in te voeren.
Het EU-leeggewicht omvat ook
het gewicht van de bestuurder
(68 kg), de bagage (7 kg) en alle
vloeistoffen (brandstoftank voor
90% gevuld).
Extra uitrusting en accessoires verhogen het leeggewicht.
● Rijden met daklading verhoogt de zijwindgevoeligheid van de
auto en verslechtert het rijgedrag
door het hogere zwaartepunt. La‐
ding gelijkmatig verdelen en
goed met spanbanden vastzet‐ ten. Bandenspanning en rijsnel‐
heid aan de beladingstoestand
aanpassen. Spanbanden regel‐
matig controleren en bijspannen.
Niet sneller rijden dan 120 km/u.
De toegestane daklast is 100 kg.
De dakbelasting is de som van het gewicht van het dakdrager‐
systeem en de lading.
Page 89 of 335

Instrumenten en bedieningsorganen87Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................88
Stuurwielverstelling ...................88
Stuurbedieningsknoppen ...........88
Verwarmd stuurwiel ...................88
Claxon ....................................... 89
Wis-/wasinstallatie voorruit ........89
Wis-/wasinstallatie achterruit .....91
Buitentemperatuur .....................92
Klok ........................................... 92
Elektrische aansluitingen ...........94
Asbakken ................................... 95
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................96
Instrumentengroep ....................96
Snelheidsmeter .......................102
Kilometerteller ......................... 102
Dagteller .................................. 102
Toerenteller ............................. 103
Brandstofmeter ........................103
Brandstofkeuzeschakelaar ......103
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ........................................... 104
Service-display ........................ 104
Controlelampen .......................106Richtingaanwijzer ....................106
Gordelverklikker ......................106
Airbag en gordelspanners .......107
Airbag-deactivering .................107
Laadsysteem ........................... 107
Storingsindicatielamp ..............108
Rem- en koppelingssysteem ...108
Pedaal intrappen .....................108
Elektrische handrem ................108
Storing elektrische handrem ....109
Antiblokkeersysteem (ABS) .....109
Opschakelen ........................... 109
Variabele stuurbekrachtiging ...109
Afstand tot voorligger ..............109
Lane Departure Warning .........109
Ultrasoonparkeerhulp ..............110
Elektronische stabiliteitsregeling uit ..............110
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..110
Traction Control-systeem uit ...110
Koelvloeistoftemperatuur .........110
Voorverwarming ......................110
Roetfilter .................................. 111
AdBlue ..................................... 111
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 111
Motoroliedruk ........................... 111
Te laag brandstofpeil ...............112
Startbeveiliging ........................112Autostop.................................. 112
Rijverlichting ............................ 112
Grootlicht ................................. 112
Grootlichtassistentie ................112
Adaptive Forward Lighting .......112
Mistlamp .................................. 112
Mistachterlicht ......................... 113
Cruise control .......................... 113
Adaptieve cruise control ..........113
Voorligger gedetecteerd ..........113
Snelheidsbegrenzer ................113
Verkeersbordherkenning .........113
Portier open ............................. 113
Informatiedisplays ......................114
Driver Information Center ........114
Colour-Info-Display ..................120
Regeleenheid smartphone ......122
Boordinformatie ......................... 123
Geluidssignalen .......................124
Batterijspanning .......................124
Persoonlijke instellingen ............125
OnStar ....................................... 129
Page 90 of 335

88Instrumenten en bedieningsorganenBedieningsorganenStuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
U kunt het Driver Information Center,
bepaalde bestuurdersondersteu‐
ningssystemen, het Infotainmentsys‐
teem en een aangesloten mobiele te‐
lefoon bedienen met de knoppen op
het stuurwiel.
Driver Information Center 3 114.
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men 3 189.
Meer informatie staat in de handlei‐ ding van het infotainment-systeem.
Verwarmd stuurwiel
Druk op * om verwarming te active‐
ren. De activering wordt aangeduid
door de LED in de toets.