stop start OPEL INSIGNIA 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016, Model line: INSIGNIA, Model: OPEL INSIGNIA 2016Pages: 339, PDF Size: 9.31 MB
Page 241 of 339

Verzorging van de auto239
Leg de veiligheidsgrendel links opzij
en open de motorkap.
De motorkap wordt automatisch om‐ hoog gehouden.
Luchtinlaat 3 160.
Als de motorkap wordt geopend tij‐
dens een Autostop, wordt de motor
automatisch herstart omwille van vei‐ ligheidsredenen.
Stop-startsysteem 3 167.
Sluiten
Laat de motorkap zakken en laat deze vanaf een lage hoogte
(20-25 cm ) in de grendel vallen. Con‐
troleer of de motorkap vergrendeld is.
Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Motorolie
Controleer het oliepeil ook regelmatig
met de hand om schade aan de motor te voorkomen. Gebruik olie met de
juiste specificatie. Aanbevolen vloei‐
stoffen en smeermiddelen 3 287.
Het maximale motorolieverbruik is
0,6 l per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op be‐
drijfstemperatuur zijn en minstens vijf minuten uitgeschakeld zijn geweest.
Oliepeilstok uittrekken, afvegen, tot
aan de aanslag van de handgreep
weer insteken, opnieuw uittrekken en
het motoroliepeil aflezen.
Peilstok tot aan de aanslag van de
handgreep insteken en een halve
slag draaien.
Afhankelijk van de motor worden er verschillende oliepeilstokken ge‐
bruikt.
Page 246 of 339

244Verzorging van de autoAccu vervangenLet op
Elke afwijking van de in deze para‐
graaf gegeven instructies kan leiden tot een tijdelijke uitschakeling van
het stop-startsysteem.
De accu van de auto is afgedekt. Ver‐
wijder de afdekking om de accu te
vervangen. Til de afdekking achter‐
aan op en ontgrendel deze vooraan.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐
roosters open zijn. Als er in dit gebied een ventilatieopening open is, moet
deze met een afdekkap worden afge‐ sloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Uitsluitend accu's gebruiken waarbij
de zekeringenkast boven de accu kan
worden gemonteerd.
Vervang bij auto's met een AGM-accu
(Absorptive Glass Mat) de accu door
een andere AGM-accu.
U kunt een AGM-accu herkennen
door het label op de accu. Wij bevelen
het gebruik aan van een originele
Opel-accu.
Let op
Als u een andere AGM-accu ge‐ bruikt dan de originele Opel accu,
kunnen slechtere prestaties het ge‐
volg zijn.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop-startsysteem 3 167.
Accu opladen9 Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kunt u de accu beschadigen.
Starthulp gebruiken 3 277.
Page 261 of 339

Verzorging van de auto259Nr.Stroomkring34Zonnedak (type A)
Achterklepvergrendeling
(type B)35Infotainmentsysteem (type A)
Achterklepvergrendeling
(type B)36–37Grootlicht rechts38Grootlicht links39–40–41Vacuümpomp42Koelventilator43Accu/gelijkstroomomvormer
(alleen bij auto's met een Stop/
Start-systeem)44Koplampsproeiers45Koelventilator46Klem 87/hoofdrelais47Lambdasonde48MistlampenNr.Stroomkring49Dimlicht rechts50Dimlicht links51Claxon52Ontsteking53Ontsteking/geventileerde voor‐
stoelen54Ontsteking55Elektrisch bediende ruiten/
inklapbare spiegels56Voorruitsproeiers57–58–59Dieselverwarming/emissiere‐
gelsysteem60Spiegelverwarming61Spiegelverwarming62Verwarmd stuurwiel (alleen
auto's zonder zekeringhouder in
bagageruimte)63Achterruitsensor64Adaptief rijlicht (AFL)Nr.Stroomkring65Extra pomp (alleen bij auto's met
Stop/Start-systeem)66Achterruitsproeier67Regelmodule brandstofsysteem68–69Accusensor70Regensensor71Accusensor
Sluit de klep van de zekeringhouder
na het vervangen van doorgebrande
zekeringen en klik deze dicht.
Wanneer u de klep van de zekering‐
houder niet goed sluit, kunnen er sto‐ ringen optreden.
Page 279 of 339

Verzorging van de auto2779Waarschuwing
Bij het niet goed vastzetten van
een krik, een wiel of andere appa‐ ratuur in de bagageruimte is er
kans op letsel. Bij een noodstop of een botsing kunnen inzittendendoor voorwerpen worden getrof‐
fen.
Bewaar het wiel, de krik en het ge‐
reedschap altijd op de daarvoor
bestemde plaats en zet ze vast.
Compact reservewiel
Voorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
Slechts één compact reservewiel
monteren. Niet sneller rijden dan
80 km/u . In bochten langzaam rijden.
Niet langdurig gebruiken.
Als uw auto een achteraan een lekke band wanneer u een ander voertuig
trekt, moet u het compacte reserve‐
wiel vooraan plaatsen en een vol‐
waardig wiel achteraan.
Sneeuwkettingen 3 269.
Draairichtingsgebonden banden Draairichtingsgebonden banden zomonteren dat ze in de rijrichting afrol‐
len. De draairichting is herkenbaar
aan een symbool (bijv. een pijl) op de
zijwand van de band.
Voor banden die tegen de draairich‐
ting in gemonteerd zijn geldt:
● Rijeigenschappen worden moge‐
lijk nadelig beïnvloed. Defecte
band zo spoedig mogelijk laten
vervangen of repareren.
● Bij regen en sneeuw bijzonder voorzichtig rijden.Starthulp gebruiken
Niet starten met behulp van een snel‐ lader.
Bij een ontladen accu kan de motor
worden gestart met hulpstartkabels
en de accu van een ander voertuig.9 Waarschuwing
Hulpstartkabels alleen met de ui‐
terste voorzichtigheid gebruiken.
Elke afwijking van de onder‐
staande instructies kan letsel of
schade als gevolg van het explo‐
deren van de accu's en schade
aan de elektrische systemen van
beide auto's tot gevolg hebben.
9 Waarschuwing
Laat de accu niet in contact komen
met de ogen, huid, weefsels en
lakwerk. De vloeistof bevat zwa‐
velzuur, dat bij direct contact letsel en schade kan veroorzaken.
● De accu van de auto nooit aan vonken of open vuur blootstellen.
Page 337 of 339

335Opbergruimte................................ 72
Opbergruimte voor........................ 73
Opbergvakken .............................. 72
Opgeslagen instellingen ...............23
Opschakelen............................... 109
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P
Panne ......................................... 279
Parkeerhulp ......................... 39, 206
Parkeerlichten ............................ 142
Parkeren .............................. 19, 170
Park pilot met ultrasoonsensoren 206
Pedaal intrappen ........................108
Persoonlijke instellingen ............125
Pollenfilter .................................. 161
Portieren ....................................... 29
Portier open ............................... 113
Prestaties ................................... 296
Profieldiepte ............................... 267
Q
Quickheat ................................... 159
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 330
Regelbare instrumentenverlichting ...........142
Regeleenheid smartphone .........122Registreren van autogegevens
en privacy ................................ 329
Remassistentie .......................... 183
Rem- en koppelingssysteem .....108
Rem- en koppelingsvloeistof ......287
Remmen ............................ 181, 243
Remvloeistof .............................. 243
Reparatie ongevalschade ...........327
Reservewiel ............................... 275
Richtingaanwijzer ......................106
Richtingaanwijzers ..................... 140
Richtingaanwijzer vooraan .........247
Roetfilter ............................. 111, 171
Rolschermen ............................... 43
Ruiten ........................................... 40
Rijgedrag en aanhangertips ......232
Rijregelsystemen ........................184
Rijverlichting ........................ 12, 112
S Schakelen ................................... 109
Selectieve katalysatorreductie ....172
Service ............................... 161, 286
Service-display .......................... 104
Service-informatie ...................... 286
Sjorogen ...................................... 79
Slepen ................................ 232, 279
Sleutel, opgeslagen instellingen ...23
Sleutels ........................................ 20
Sleutels, sloten ............................. 20Sneeuwkettingen .......................269
Snelheidsbegrenzer ...........113, 190
Snelheidsmeter .......................... 102
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................242
Startbeveiliging ....................37, 112
Starten en bedienen ...................163
Starthulp gebruiken ...................277
Stoelpositie .................................. 49
Stoelverstelling .............................. 6
Stoelverwarming ........................... 55
Stop/Start-systeem .....................167
Storing ....................................... 179
Storing elektrische handrem .......109
Storingsindicatielamp ................108
Stroomonderbreking ..................179
Sturen ......................................... 163
Stuurbedieningsknoppen .............88
Stuurbekrachtigingsvloeistof ......242
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 88
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 227
Te laag brandstofpeil .................112
Toerenteller ............................... 103
Top-Tether-bevestigingsogen ......71
Traction Control .........................184
Traction Control-systeem uit....... 110