alarm OPEL INSIGNIA 2016 Handleiding Infotainment (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016, Model line: INSIGNIA, Model: OPEL INSIGNIA 2016Pages: 129, PDF Size: 2.38 MB
Page 34 of 129
34RadioVoordelen van RDS● Op het display verschijnt de pro‐ grammanaam van de zender in
plaats van de frequentie.
● Tijdens het zoeken naar zenders
stemt het Infotainmentsysteem alleen af op RDS-zenders.
● Het Infotainmentsysteem stemt altijd af op de zendfrequentie vande ingestelde zender met de
beste ontvangst via AF (alterna‐
tieve frequentie).
● Afhankelijk van de ontvangen zender verschijnen in het Info‐
tainmentsysteem radioteksten, bv. met informatie over het hui‐
dige programma.
RDS-instellingen Activeer de radiofunctie en selecteer
vervolgens de FM-golfband om de RDS-instellingsopties te configure‐ren. Selecteer MENU op de interac‐
tieve selectiebalk om het FM-menu
weer te geven.
RDS
Selecteer RDS - Aan of RDS - Uit .
Verkeersinformatie (TP)
Verkeersinformatiezenders zijn RDS-
zenders die verkeersinformatie uit‐
zenden. Als verkeersinformatie is in‐ geschakeld, wordt de actieve functie
voor de duur van het verkeersbericht
onderbroken.
Als de verkeersinformatie geacti‐
veerd is, verschijnt [TP] op de boven‐
ste regel van alle menu's. Is de ac‐
tuele zender geen verkeersinforma‐
tiezender, dan wordt [ ] weergegeven
en wordt er automatisch naar de vol‐
gende beschikbare verkeersinforma‐
tiezender gezocht. Zodra er een ver‐
keersinformatiezender wordt gevon‐
den, licht [TP] op. Wordt er geen ver‐
keersinformatiezender gevonden,
dan blijft [ ] op het scherm staan.
Als er een verkeersbericht op de be‐
treffende verkeersinformatiezender
wordt uitgezonden, verschijnt er een
bericht.
Annuleer het alarm om de melding te
onderbreken en naar de laatst geac‐
tiveerde functie te gaan.
Selecteer Traffic Program (TP) - Aan
of Traffic Program (TP) - Uit .
Regio
Soms zenden RDS-zenders regio‐
naal verschillende programma's op
verschillende frequenties uit.
Als de regio-instelling ingeschakeld
is, worden er zo nodig andere fre‐
quenties met dezelfde regionale pro‐
gramma's geselecteerd. Is de regio-
instelling uitgeschakeld, worden al‐
ternatieve frequenties voor de zen‐
ders geselecteerd zonder rekening te houden met regionale programma's.
Selecteer Regio - Aan of Regio - Uit .
Page 74 of 129
74TelefoonEen apparaat loskoppelen1. Druk ; en selecteer vervolgens
het pictogram INSTELLINGEN .
Selecteer BlueTooth om het be‐
treffende submenu weer te ge‐
ven.
2. Selecteer Apparaatbeheer om de
apparaatlijst weer te geven.
3. Selecteer ╳ naast het momenteel verbonden Bluetooth-apparaat.
Er verschijnt een melding die u
moet beantwoorden.
4. Selecteer Ja om het apparaat los
te koppelen.
Een apparaat wissen 1. Druk ; en selecteer vervolgens
het pictogram INSTELLINGEN .
Selecteer BlueTooth om het be‐
treffende submenu weer te ge‐
ven.
2. Selecteer Apparaatbeheer om de
apparaatlijst weer te geven.3. Selecteer ─ naast het te wissen Bluetooth-apparaat. Er verschijnt
een melding die u moet beant‐
woorden.
4. Selecteer Ja om het apparaat te
wissen.
Noodoproep9 Waarschuwing
Het tot stand brengen van de ver‐
binding kan niet onder alle om‐
standigheden worden gegaran‐
deerd. Daarom is het belangrijk
dat u bij gesprekken van levens‐
belang (bijv. bij het inroepen van
medische hulp) niet alleen op een
mobiele telefoon vertrouwt.
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.
9 Waarschuwing
Denk eraan dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen nooddiensten niet op alle
mobiele telefoonnetwerken wor‐
den gebeld; mogelijkerwijs kun‐
nen deze oproepen niet gedaan
worden wanneer bepaalde net‐
werkdiensten en/of telefoonfunc‐
ties actief zijn. U kunt hierover uw lokale netwerkexploitant raadple‐
gen.
Het alarmnummer kan per land en regio variëren. Wij raden u aan het juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te vra‐
gen.
Een noodoproep doen
Vorm het noodnummer (bijv. 112).
De telefoonverbinding met de alarm‐
centrale wordt tot stand gebracht.
Page 75 of 129
Telefoon75Antwoord als het dienstdoende per‐
soneel u vragen stelt over het nood‐
geval.9 Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening
Zodra er een Bluetooth-verbinding
tussen uw mobiele telefoon en het in‐
fotainmentsysteem tot stand is ge‐
bracht, kunt u tal van functies van uw mobiele telefoon via het infotainment‐
systeem bedienen.
Let op
Niet elke mobiele telefoon onder‐
steunt alle functies van de telefoon‐
portal. Daarom kan het bereik aan
hieronder beschreven functies afwij‐
ken.
Telefoontoepassing
Druk op ; en selecteer het pictogram
TELEFOON (met het telefoonsym‐
bool) om het betreffende menu weer
te geven.
Het telefoonportaal bevat verschil‐
lende schermen die via tabbladen
toegankelijk zijn. Selecteer het ge‐
wenste tabblad.
Let op
Het telefoonhoofdmenu is alleen be‐
schikbaar als er via Bluetooth een
mobiele telefoon met het infotain‐
mentsysteem verbonden is. Voor
een gedetailleerde beschrijving
3 72.
Telefoongesprek initiëren
Toetsenblok
Druk op ; en selecteer vervolgens
het pictogram TELEFOON om het be‐
treffende menu weer te geven.
Selecteer indien nodig
TOETSENBORD op de interactieve
selectiebalk. Het toetsenblok ver‐
schijnt.
Voer het gewenste nummer in en se‐
lecteer Bellen. Het nummer wordt ge‐
beld.
Voor verkort kiezen, voer het nummer
in en houd het laatste cijfer ingedrukt. Het nummer wordt gebeld.
Contacten
Druk op ; en selecteer vervolgens
het pictogram TELEFOON om het be‐
treffende menu weer te geven.
Selecteer indien nodig
CONTACTEN op de interactieve se‐
lectiebalk. De contactenlijst wordt ge‐ toond.
Page 108 of 129
108RadioAls de verkeersinformatie geacti‐
veerd is, verschijnt [TP] op de boven‐
ste regel van alle menu's. Als de ac‐
tuele zender geen verkeersinforma‐
tiezender is, wordt [ ] weergegeven en
wordt er automatisch naar de vol‐
gende verkeersinformatiezender ge‐
zocht. Zodra er een verkeersinforma‐
tiezender wordt gevonden, licht [TP]
op. Wordt er geen verkeersinforma‐
tiezender gevonden, dan blijft [ ] op
het scherm staan.
Als er een verkeersbericht op de be‐
treffende verkeersinformatiezender
wordt uitgezonden, verschijnt er een
bericht.
Annuleer het alarm om de melding te
onderbreken en naar de laatst geac‐
tiveerde functie te gaan.
Regio
Soms zenden RDS-zenders regio‐
naal verschillende programma's op
verschillende frequenties uit.
Regio op Aan of Uit zetten.
Als de regio-instelling ingeschakeld
is, worden er zo nodig andere fre‐
quenties met dezelfde regionale pro‐ gramma's geselecteerd.Is de regio-instelling uitgeschakeld,
worden alternatieve frequenties voor
de zenders geselecteerd zonder re‐
kening te houden met regionale pro‐
gramma's.
Digital Audio Broadcasting
Digital Audio Broadcasting (DAB) is
een innovatief en universeel uitzend‐
systeem.
Voordelen van DAB ● DAB-zenders worden aangeduid met de programmanaam i.p.v.
met de zendfrequentie.
● Met DAB kunnen verschillende programma's (diensten) op de‐zelfde frequentie worden uitge‐zonden (ensemble).
● Naast hoogwaardige diensten voor digitale audio is DAB ook in
staat om programmagerela‐
teerde gegevens en een veelheid aan andere dataservices uit te
zenden, inclusief reis - en ver‐
keersinformatie.● Zolang een bepaalde DAB-ont‐ vanger een signaal van een zen‐
der op kan vangen (ook al is het
signaal erg zwak), is de geluids‐
weergave gewaarborgd.
● Er is fading (zwakker worden van
het geluid dat typerend is voor
AM- of FM-ontvangst). Het DAB-
signaal wordt op een constant
volume weergegeven.
Als het DAB-signaal te zwak is om door de radio te worden ge‐
interpreteerd, wordt de weergave geheel onderbroken. Dit pro‐
bleem kan worden vermeden
door in het DAB-optiemenu DAB
naar DAB koppelen en/of DAB
naar FM koppelen te activeren
(zie onderstaand).
● Interferentie door zenders op na‐
burige frequenties (een ver‐
schijnsel dat typisch is voor AM-
en FM-ontvangst) doet zich bij
DAB niet voor.
● Als het DAB-signaal door natuur‐
lijke obstakels of door gebouwen
wordt weerkaatst, verbetert dit de
Page 121 of 129
Telefoon1219Waarschuwing
Denk eraan dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen nooddiensten niet op alle
mobiele telefoonnetwerken wor‐
den gebeld; mogelijkerwijs kun‐
nen deze oproepen niet gedaan
worden wanneer bepaalde net‐
werkdiensten en/of telefoonfunc‐
ties actief zijn. U kunt hierover uw lokale netwerkexploitant raadple‐
gen.
Het alarmnummer kan per land en regio variëren. Wij raden u aan het juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te vra‐
gen.
Een noodoproep maken
Vorm het noodnummer (bijv. 112).
De telefoonaansluiting met het nood‐
oproepcentrum wordt ingesteld.
Beantwoord de vragen van het per‐
soneel over de noodoproep.
9 Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening
Zodra er een Bluetooth-verbinding
tussen uw mobiele telefoon en het in‐
fotainmentsysteem tot stand is ge‐
bracht, kunt u tal van functies van uw mobiele telefoon via het infotainment‐
systeem bedienen.
Let op
Niet elke mobiele telefoon onder‐
steunt alle functies van de telefoon‐
portal. Daarom kan het bereik aan
hieronder beschreven functies afwij‐
ken.
Telefoontoepassing
Druk op ; en selecteer vervolgens
TEL. om het hoofdmenu van de tele‐
foon weer te geven.
Let op
Is er een gesprek actief terwijl u het
telefoonmenu opent, dan wordt er
een extra menu-optie getoond. Se‐
lecteer Actief gesprek om het ge‐
spreksscherm weer te geven.
Telefoongesprek initiëren
Toetsenblok
Druk op ; en selecteer vervolgens
TEL. om het hoofdmenu van de tele‐
foon weer te geven.
Selecteer Toetsenblok . Het toetsen‐
blok verschijnt.