OPEL INSIGNIA BREAK 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017.5, Model line: INSIGNIA BREAK, Model: OPEL INSIGNIA BREAK 2017.5Pages: 313, PDF Size: 8.39 MB
Page 151 of 313

Klimaatregeling149Luchtverdeling l, M , K
Druk op Climate om naar het menu te
gaan.
Druk op:
l:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdzone en zitplaatsen
achterin via verstelbare lucht‐
roostersK:naar voetenruimte voor en
achter en voorruit
Druk om de automatische luchtverde‐ ling opnieuw in te schakelen op
AUTO .
Temperatuur selecteren
Stel de voorkeurstemperaturen voor
de bestuurders- en passagierskant
voorin afzonderlijk met de linker en
rechter draaiknop in op de gewenste
waarde. Met de knop aan de passa‐
gierszijde verandert u de temperatuur
voor de passagierszijde. Met de knop
aan de bestuurderskant verandert u
de temperatuur voor de bestuurders‐
kant of beide kanten, afhankelijk van
de activering van de synchronisatie
SYNC . De aanbevolen temperatuur is
22 °C. De temperatuur verschijnt
schermpjes naast de draaiknoppen
en als pop-up op het Info-Display.
Als de minimumtemperatuur Lo is
ingesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling, als de koeling A/C wordt ingeschakeld.
Wanneer u de maximumtemperatuur
Hi instelt, zorgt het klimaatregelsys‐
teem voor een maximale verwarming.
Let op
Als A/C wordt ingeschakeld, kan
door het verlagen van de ingestelde temperatuur de motor vanuit eenAutostop opnieuw worden gestart of
een Autostop worden belemmerd.
Stop-startsysteem 3 160.
Temperatuursynchronisatie met twee zones SYNC
Druk op Climate om naar het menu te
gaan. Raak SYNC aan om de tempe‐
ratuur aan passagierszijde te koppe‐
len aan die aan bestuurderszijde.
Bij het verstellen van de draaiknop aan passagierszijde wordt de
synchronisatie gedeactiveerd.
Page 152 of 313

150KlimaatregelingAirconditioning A/C
Druk op Climate om naar het menu te
gaan en volg de tiptoets om de airco
A/C ON of A/C OFF in te schakelen.
Koeling werkt alleen bij een draai‐
ende motor en ingeschakelde venti‐
lator van de klimaatregeling.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht vanaf een
bepaalde buitentemperatuur. Er kan
zich dan condens vormen en onder
de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Handmatig bediende
luchtrecirculatie 4
Luchtrecirculatiemodus met 4
inschakelen. De LED in de knop brandt om activering aan te geven.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op 4 te drukken.
9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De
kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
l uitzetten.
Automatische luchtrecirculatie
Een luchtvochtigheidssensor scha‐ kelt automatisch over op buitenlucht
als de luchtvochtigheid in het interieur
te hoog is.
Page 153 of 313

Klimaatregeling151Ruiten ontwasemen en ontdooien à
● Druk op à. De LED in de knop
brandt om activering aan te
geven.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de aanjager draait met een hoge
snelheid.
● Schakel zo nodig de airco A/C ON in met menu Klimaatin‐
stelling in door op Climate te
drukken.
● Verwarming achterruit b inscha‐
kelen.
● Voorruitverwarming , inscha‐
kelen, mits beschikbaar.
● Om terug te gaan naar de vorige modus: à weer indrukken, om
naar de automatische modus
terug te gaan, AUTO indrukken.
Let op
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop verhinderd totdat er opnieuw op à
wordt gedrukt.
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 160.Elektronisch klimaatregelsysteem
deactiveren of activeren ON/OFF
De koeling, ventilator en automati‐
sche modus kunnen worden uitge‐
schakeld door op ON/OFF te druk‐
ken. Na het deactiveren van het
systeem brandt de LED in de toets
ON/OFF niet.
Activering door opnieuw indrukken
van ON/OFF of AUTO . De LED in de
knop brandt om activering aan te geven.
Page 154 of 313

152KlimaatregelingVersie met
voorruitverwarming ,
Als de auto is uitgerust met voorruit‐
verwarming, wordt toets ON/OFF
vervangen door toets ,.
Het klimaatregelsysteem wordt dan uitgeschakeld met toets â. Inscha‐
kelen door op ( te drukken.
Basisinstellingen
De volgende instellingen kunnen in
het menu Persoonlijke instellingen op
het Info-Display worden gewijzigd:
● regeling luchtdebiet in de auto‐ matische modus.
● instellingen van automatische achterruitverwarming.
● instellingen van automatische ontvochtiging voorruit
● instellingen van automatische stoelverwarming
Persoonlijke instellingen 3 120.
Verwarmbare achterruit en
buitenspiegels b
3 37
Voorruitverwarming ,
3 37.
Stoelverwarming ß
3 49.
Geventileerde stoelen A
3 49Hulpverwarming
Luchtverwarming
Quickheat is een elektrische hulpver‐
warming die de lucht in de passa‐
giersruimte automatisch sneller
opwarmt.
Page 155 of 313

Klimaatregeling153Luchtroosters
Verstelbare luchtroosters
Wanneer de koeling ingeschakeld is, moet er minimaal een luchtroosteropen staan.
Afbeelding toont middelste luchtroos‐
ters in instrumentenpaneel.
Afbeelding toont buitenste luchtroos‐
ters in instrumentenpaneel.
Afbeelding toont luchtroosters voor
passagier achterin.
Door de roosters te kantelen en te
draaien de richting van de luchttoe‐
voer instellen.
Zwenk om het rooster te sluiten de
lamel opzij.9 Waarschuwing
Geen voorwerpen bevestigen aan
de roosters van de ventilatieope‐
ningen. Kans op schade en letsel
in geval van een ongeluk.
Vaste luchtroosters
Er bevinden zich bovendien nog
luchtroosters onder de voorruit en de
zijruiten, alsook in de voetenruimte.
Page 156 of 313

154KlimaatregelingOnderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat naar de motorruimte
onder aan de voorkant van de voorruit
moet voor voldoende luchttoevoer
vrijgehouden worden. Bladeren, vuil
of sneeuw verwijderen.
Cabineluchtfilter
Vervang het filter regelmatig voor een optimale werking.
Airconditioning regelmatig
aanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling
eenmaal per maand, ongeacht de
weersgesteldheid of het seizoen,
enkele minuten worden ingescha‐
keld. Bij te lage buitentemperaturen
kan de koeling niet worden ingescha‐ keld.
Service
Om de koeling optimaal te laten
werken, is het raadzaam het klimaat‐
regelsysteem jaarlijks te laten contro‐ leren, te beginnen drie jaar na afleve‐ ring van de nieuwe auto, te weten:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen ● afvoer van condensor en verdamper reinigen
● prestatietest
● controle cabineluchtfilter
Page 157 of 313

Rijden en bediening155Rijden en bedieningRijtips......................................... 156
Controle over de auto ..............156
Sturen ...................................... 156
Starten en bediening .................156
Nieuwe auto inrijden ................156
Aan/Uit-knop ............................ 157
Vertraagde uitschakeling stroom .................................... 158
Motor starten ........................... 159
Uitrol-brandstofafsluiter ...........160
Stop/Start-systeem ..................160
Parkeren .................................. 162
Uitlaatgassen ............................. 164
Roetfilter .................................. 164
Katalysator .............................. 165
AdBlue ..................................... 165
Automatische versnellingsbak ...168
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 173
Rijsystemen ............................... 173
All-wheel drive ......................... 173
Remmen .................................... 174
Antiblokkeersysteem ...............174
Handrem .................................. 175Remassistentie........................176
Hellingrem ............................... 176
Rijregelsystemen .......................177
Traction Control .......................177
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 178
Interactief rijsysteem ...............179
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 182
Cruise control .......................... 182
Snelheidsbegrenzer ................184
Adaptieve cruise control ..........185
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing ........................................ 194
Indicatie afstand tot voorligger 197
Actieve noodrem .....................198
Voetgangersbescherming voor ........................................ 201
Parkeerhulp ............................. 203
Dodehoekdetectiesysteem ......211
Waarschuwing wisselen van rijstrook ................................... 213
Panoramazichtsysteem ...........215
Achteruitkijkcamera .................217
Waarschuwing kruisend verkeer
achter ..................................... 219
Verkeersbordherkenning .........221
Lane keep assist .....................225Brandstof................................... 227
Brandstof voor benzinemotoren .....................227
Brandstof voor dieselmotoren . 228
Tanken .................................... 228
Brandstofverbruik - CO 2-
uitstoot ................................... 230
Trekhaak .................................... 231
Algemene informatie ...............231
Rijgedrag en aanhangertips ....232
Aanhanger trekken ..................232
Aanhangerstabilisatie ..............234
Page 158 of 313

156Rijden en bedieningRijtips
Controle over de auto Nooit met afgezette motor rijden
In deze toestand werken veel syste‐
men niet (bijv. rembekrachtiging,
stuurbekrachtiging). Wanneer u op
deze manier rijdt, vormt u een gevaar voor uzelf en anderen.
Alle systemen werken tijdens een
Autostop.
Stop/Start-systeem 3 160.
Stationair aanjagen Als het nodig is om de accu op te
laden wegens een probleem met de
accu, moet het vermogen van de
dynamo worden vergroot. Dit kan
door stationair aanjagen, wat moge‐
lijk hoorbaar is.
Er verschijnt een bericht op het Driver
Information Center.
Pedalen Om de pedalen ongehinderd te
kunnen bedienen geen matten onder
de pedalen leggen.Gebruik alleen vloermatten die goed
passen en met de houders aan
bestuurderszijde bevestigd zijn.
Sturen
Als de stuurbekrachtiging niet meer
werkt doordat de motor stopt of door
een systeemdefect, kunt u nog
steeds sturen maar is er wellicht meer kracht nodig.Starten en bediening
Nieuwe auto inrijden
Tijdens de eerste ritten niet onnodig
hard remmen.
Tijdens de eerste rit kan er rookont‐
wikkeling optreden door het verdam‐ pen van was en olie op het uitlaatsys‐ teem. Na de eerste rit de auto enige
tijd buiten parkeren en inademen van
de dampen vermijden.
Tijdens het inrijden kunnen het brand‐ stof- en motorolieverbruik hoger zijn.
Ook wordt het roetfilter wellicht vaker
geregenereerd.
Roetfilter 3 164.
Autostop is wellicht niet mogelijk wanneer de accu wordt opgeladen.
Page 159 of 313

Rijden en bediening157Aan/Uit-knop
Elektronische sleutel moet in de auto
aanwezig zijn.
Accessoirestand
Druk een keer op Engine Start/Stop
zonder het koppelings- of rempedaal in te trappen. De gele LED in de toets
brandt. Het stuurslot wordt losgezet
en sommige elektrische functies
werken, contact is uit.Contactstand aan
Houd Engine Start/Stop zes secon‐
den ingedrukt zonder het koppelings- of rempedaal in te trappen. De groeneLED in de toets brandt, de dieselmo‐tor gloeit voor. De controlelampen
branden en de meeste elektrische
functies werken.Motor starten
Druk kort op Engine Start/Stop
tijdens:
● handgeschakelde versnellings‐ bak: het bedienen van het koppe‐
lingspedaal,
● automatische versnellingsbak: het bedienen van het rempedaalen de keuzehendel in stand P of
N. .
Motor starten 3 159.Ontsteking uit
Druk in elke modus kort op
Engine Start/Stop wanneer Autostop
is geactiveerd of wanneer de motor
draait en de auto stilstaat. Automati‐
sche versnellingsbak: schakel de
handrem in en schakel P in.
Druk kort op Engine Start/Stop
zonder het koppelingspedaal of
rempedaal te bedienen in de contact‐
stand aan.Sommige functies blijven actief totdat
het bestuurdersportier wordt
geopend, op voorwaarde dat het
contact aanstond.Motor noodgedwongen uitschakelen tijdens het rijden
Druk langer dan twee seconden op Engine Start/Stop of druk er binnen
vijf seconden twee keer kort op
3 159.
Stuurslot
Het stuurslot werkt automatisch
wanneer:
● de auto stilstaat.
● het contact uitgeschakeld is.
● het bestuurdersportier geopend is.
Zet het stuurslot los door het bestuur‐ dersportier te openen en de sluiten en
de accessoiremodus in te schakelen
of de motor direct te starten.
Page 160 of 313

158Rijden en bediening9Waarschuwing
Bij een lege accu is wegslepen, op
gang slepen of gebruik van hulp‐
startkabels niet toegestaan,
omdat het stuurslot dan niet kan worden ontgrendeld.
Bediening op auto's met
elektronisch sleutelsysteem bij
storing
Bij een storing in de elektronischesleutel of als de batterij van elektroni‐ sche sleutel bijna ontladen is, kan er
bij een startpoging Geen
afstandsbed. geregistreerd of
Vervang batterij in afstandsbedie‐
ning op het Driver Information Center
verschijnen.
Open de afdekking van de midden‐ console vóór de schakelhefboom.
Leg de elektronische sleutel over‐
dwars met de toetsen omhoog in het
zendervak naast de elektrische
aansluiting, zie de afbeelding.
Andere voorwerpen, bijvoorbeeld
andere sleutels, transponder, tags,
munten enz., moet u uit het vak halen.
Trap het koppelingspedaal (handge‐
schakelde versnellingsbak) of het
rempedaal (automatische versnel‐
lingsbak) in en druk op
Engine Start/Stop .
Motor uitschakelen door weer op
Engine Start/Stop te drukken. Haal de
elektronische sleutel uit het zender‐ vak.
Deze mogelijkheid is alleen bestemd
voor noodgevallen. Vervang de batte‐ rij van de elektronische sleutel zo
spoedig mogelijk 3 20.
Zie voor het ontgrendelen of vergren‐
delen van de portieren Storing in
handzendermodule of elektronisch
sleutelsysteem 3 22.
Vertraagde uitschakeling stroom
De volgende elektronische systemen
kunnen werken tot het bestuurders‐
portier is geopend of gedurende
10 minuten nadat het contact werd
uitgeschakeld:
● elektrisch bediende ruiten
● zonnedak
● stekkerdozen