OPEL INSIGNIA BREAK 2018.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018.5, Model line: INSIGNIA BREAK, Model: OPEL INSIGNIA BREAK 2018.5Pages: 341, PDF Size: 9.26 MB
Page 281 of 341

Verzorging van de auto279Er zijn twee soorten bandenrepara‐
tieset verkrijgbaar:
● Type 1 herkenbaar aan de aan/
uit-schakelaar aan de bovenkant
van de compressor.
● Type 2 herkenbaar aan de aan/
uit-schakelaar aan de zijkant van de compressor.
Bij een lekke band:
Handrem aantrekken, eerste versnel‐ ling, achteruitversnelling of P inscha‐
kelen.
Bij auto's met audioluidsprekersys‐
teem ligt de bandenreparatieset bij
het gereedschap.
Bij andere versies is de bandenrepa‐ ratieset opgeborgen in een tas.
Draai de schroef los en verwijder de
tas.
Page 282 of 341

280Verzorging van de autoHaal de fles afdichtmiddel en de
compressor uit de doos.
1. Verwijder de aansluitkabel en de luchtslang uit de opbergvakken
aan de onderkant van de compressor.
2. Type 1: schroef de luchtslang van
de compressor op de aansluiting
op de fles afdichtmiddel en breng de fles afdichtmiddel aan in de
borging op de compressor.
Type 2: draai de plug van de
compressor en van de fles
afdichtmiddel. Schroef de fles op
de compressor zonder de tinfolie
van de fles te halen.
3. Plaats de compressor dichtbij de band, zodanig dat de fles afdicht‐
middel rechtop staat.
4. Ventieldop van defecte band losschroeven.
5.Type 1: schroef de vulslang op het
ventiel.
Page 283 of 341

Verzorging van de auto281
Type 2: haal de beschermdop van
de vulslang en schroef de
vulslang op het ventiel. De veilig‐
heidsklep moet gesloten zijn
(rechtsom draaien).
6. De schakelaar van de compres‐ sor moet op J staan.
7. Steek de compressorstekker in de
12V stekkerdoos of de aansteke‐
raansluiting.
Om te voorkomen dat de accu
leegraakt, is het raadzaam de
motor te laten draaien.8. Zet de wipschakelaar van de compressor op I. De band wordt
nu met afdichtmiddel gevuld.
9. De manometer van de compres‐ sor geeft even max. 6 bar aan
wanneer de fles afdichtmiddel
wordt geleegd (ca. 30 seconden).
Daarna begint de druk te dalen.
10. Al het afdichtmiddel wordt in de band gepompt. Daarna wordt de
band opgepompt.
11. De voorgeschreven bandenspan‐ ning moet binnen 10 minuten
worden bereikt. Bandenspanning
3 314 . Schakel de compressor uit
wanneer de juiste bandenspan‐
ning is bereikt.
De compressor niet langer dan
10 minuten laten werken.
Type 1: als de bandenspanning
niet binnen 10 minuten wordt
bereikt, verwijder dan de banden‐
reparatieset. De auto één wielom‐ wenteling verplaatsen. De
bandenreparatieset weer aanslui‐
ten en het vulproces 10 minuten
lang voortzetten. Meet de
bandenspanning nogmaals.
Wordt de voorgeschreven
bandenspanning dan nog niet
bereikt, dan is de band te ernstig
beschadigd. De hulp van een
werkplaats inroepen.
Als de spanning binnen
10 minuten wordt bereikt, past u
Page 284 of 341

282Verzorging van de autodeze met behulp van de knop
boven de spanningsindicator naar boven of naar beneden aan tot op
de voorgeschreven waarde.
Type 2: verwijder de bandenrepa‐
ratieset en rijd onmiddellijk zo'n 10 km, maar niet langer dan 10 minu‐
ten. Meet de bandenspanning
nogmaals. Sluit als de banden‐
spanning niet wordt bereikt de
bandenreparatieset weer aan en
blijf gedurende 10 minuten
oppompen. Wordt de voorge‐
schreven bandenspanning dan
nog niet bereikt, dan is de band te
ernstig beschadigd. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Als de spanning wordt bereikt,
past u deze met behulp van de
compressor naar boven of naar
beneden aan tot op de voorge‐
schreven waarde door de veilig‐
heidsklep bij de vulslang te
openen (linksom draaien).
12. Maak de bandenreparatieset los. Type 1: druk op het borglipje op de
houder om de fles met afdichtmid‐
del uit de houder te verwijderen.
Bandenvulslang op de vrijeaansluiting van fles met afdicht‐
middel schroeven. Hierdoor wordt
voorkomen dat er afdichtmiddel uit de fles stroomt.
Type 2: de fles afdichtmiddel
komt niet uit de compressor. Laat
de fles afdichtmiddel vervangen
door uw werkplaats.
13. Bandenreparatieset in de baga‐ geruimte opbergen.
14. Eventueel vrijgekomen afdicht‐ middel met een doek verwijderen.
15. Het op de fles met afdichtmiddel aanwezige etiket met de maxi‐
maal toelaatbare snelheid in het
gezichtsveld van de bestuurder
aanbrengen.
16. De rit onmiddellijk voortzetten, zodat het afdichtmiddel zich
gelijkmatig in de band kan
verspreiden. Na ca. 10 km rijden
(uiterlijk na 10 minuten) stoppen
en de bandenspanning controle‐
ren. Schroef de luchtslang van de
compressor rechtstreeks op het
ventiel.
Bij een bandenspanning hoger
dan 1,3 bar, de bandenspanning
op de voorgeschreven waarde
brengen. Procedure herhalen
totdat de bandenspanning niet
meer afneemt.
Bij een bandenspanning lager
dan 1,3 bar, de auto niet meer
gebruiken. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
17. Bandenreparatieset in de doos opbergen.
18. Zet de doos vast met de schroef.
Page 285 of 341

Verzorging van de auto283Let op
De rijeigenschappen van de
herstelde band worden sterk beïn‐
vloed, daarom deze band laten vervangen.
Bij abnormale geluiden of sterke
verhitting van de compressor, deze
minimaal 30 minuten lang uitscha‐
kelen.
Het ingebouwde veiligheidsventiel
opent bij een druk van 7 bar.
Let op de vervaldatum van de set.
Na deze datum is niet meer gega‐
randeerd dat het middel nog goed
afdicht. Let op de bewaarinstructies op de fles met afdichtmiddel.
Gebruikte fles met afdichtmiddel
vervangen. Afvoeren volgens de
desbetreffende wettelijke voorschrif‐
ten.
De compressor en het afdichtmiddel zijn vanaf ca. –30 °C te gebruiken.
De aanwezige hulpstukken kunnen
voor het oppompen van ballen,
luchtbedden en opblaasboten e.d.
worden gebruikt. Deze zitten aan de onderkant van de compressor. Omdeze te verwijderen, schroeft u de
compressorluchtslang erop en trekt
u de adapter eruit.
Wiel verwisselen Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset 3 278.
De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Auto op een vlakke, stevige en slipvrije ondergrond parkeren.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.
● Parkeerrem aantrekken, eerste versnelling, achteruitversnelling
of P inschakelen.
● Reservewiel verwijderen 3 286.
● Nooit meerdere wielen tegelijker‐
tijd vervangen.
● Gebruik de krik alleen om een wiel te wisselen bij bandenpech
en niet voor de jaarlijkse
montage van winter- of zomer‐
banden.
● De krik is onderhoudsvrij.● Bij een zachte ondergrond, een stevige plank (max. 1 cm dik)
onder de krik leggen.
● Haal vóór het opkrikken van de auto altijd eventuele zware objec‐
ten eruit.
● In de op te krikken auto mogen zich geen personen of dieren
bevinden.
● Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
● Opgekrikte auto niet starten.
● Reinig de wielmoeren en schroefdraad met een schone
doek voordat u het wiel monteert.9 Waarschuwing
Vet de wielbout, de wielmoer en
de conus van de wielmoer niet in.
1. Stalen velgen met dop: Wieldop verwijderen.
Lichtmetalen velgen: Wip wiel‐
moerdoppen met een platte
schroevendraaier los en verwijder
ze. Om de wiellak en de dop te
beschermen moet u een doek om
Page 286 of 341

284Verzorging van de autode punt van de schroevendraaier
wikkelen.
2. Klap de wielsleutel uit, zet deze stevig op de wielmoer en draai
elke moer een halve slag los.
De wielen kunnen met wielborg‐
moeren beschermd zijn. Zet voor
het losdraaien van deze speci‐
fieke moeren eerst de adapter
voor de wielborgmoeren op de
moerkop voordat u de wielsleutel
erop zet. De adapter ligt in het
handschoenenkastje.
3. Zorg ervoor dat de krik op de juiste
manier onder het dichtstbijzijnde
kriksteunpunt staat.
Sommige versies zijn uitgevoerd
met dorpelplaten met afgedekte
krikpunten: trek eerst de afdek‐
king van het desbetreffende krik‐
punt eruit.
4. Zet de krik op de vereiste hoogte.
Zet deze zodanig onder het
hefpunt dat deze niet kan
losschieten.
Page 287 of 341

Verzorging van de auto285
Bevestig de wielsleutel en draai
met de krik recht onder het krik‐
steunpunt aan de wielsleutel
totdat het wiel van de grond komt.
5. Draai de wielmoeren los.
6. Verwissel het wiel. Reservewiel 3 286.
7. Draai de wielmoeren erop.
8. Laat de auto zakken.
9. Plaats de wielsleutel, en let er daarbij op dat deze stevig vastzit
en haal de wielmoeren kruislings
aan. Het aanhaalmoment bedraagt 140 Nm voor alle model‐ len behalve de GSi. Voor GSi-
modellen geldt een aanhaalmo‐
ment van 190 Nm.
10. Draai de wieldop voor het aanbrengen zo dat de ventielope‐
ning over het bandventiel valt.
Breng de wielmoerdoppen aan.
11. Plaats de afdekking van het krik‐ steunpunt terug.
12. Berg het vervangen wiel 3 286,
het autogereedschap 3 271 en de
adapter voor het vergrendelen
van de wielborgmoeren 3 73 op
en zet ze vast.
13. Controleer de bandenspanning en het aanhaalmoment van de
wielmoeren van het gemonteerde
wiel zo spoedig mogelijk.
Laat de defecte band zo spoedig
mogelijk vervangen of repareren.Krikpositie voor liftplatform
Stand van de achterste arm van het
hefplatform midden onder het desbe‐
treffende krikpunt op de auto.
Page 288 of 341

286Verzorging van de autoStand van de voorste arm van het
hefplatform midden onder het desbe‐
treffende krikpunt op de auto.
Reservewiel
Sommige auto's hebben in plaats van een reservewiel een bandenrepara‐
tieset.
Bij het aanbrengen van een reserve‐
wiel met een andere maat dan de
andere wielen kan het wiel worden
beschouwd als een tijdelijk reserve‐
wiel en gelden de betreffende maxi‐
mumsnelheden, zelfs als dit niet door
een label wordt aangegeven. Raad‐
pleeg een werkplaats voor informatie
over de geldende maximumsnelheid.
Het reservewiel heeft een stalen velg.Voorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
Het reservewiel ligt in de bagage‐
ruimte onder de vloerafdekplaat.
Verwijderen: 1. Open de vloerafdekplaat.
2. Het reservewiel zit vast met een vleugelmoer. Draai de vleugel‐
moer linksom en neem het reser‐
vewiel weg.
Onder het reservewiel bevindt
zich de kist met boordgereed‐
schap.
3. Als er na het verwiselen van een wiel geen wiel in de reservewiel‐kuip wordt geplaatst, zet dan de
gereedschapskist vast door de
vleugelmoer rechtsom terug te
draaien en de vloerafdekking te
sluiten.
4. Leg, nadat het normale wiel weer is teruggeplaatst, het reservewiel
met de buitenkant omhoog in de
kuip en zet hem vast met de vleu‐
gelmoer.
Reservewiel in de
reservewielkuip opbergen
Zet een beschadigd reservewiel naar boven gericht met de vleugelmoer
vast in de wielkuip nadat u een
verlengbout op de schroefdraadbout hebt aangebracht. De verlengbout is
opgeborgen bij het boordgereed‐
schap 3 271. Zet het wiel als volgt
vast:
Page 289 of 341

Verzorging van de auto287
1. Steek de verlengbout op deschroefdraadbout.
2. Berg het beschadigde wiel met de
buitenkant omhoog in de reserve‐
wielkuip en zet het vast door de
vleugelmoer op de verlengbout
rechtsom te draaien.
9 Waarschuwing
Bij het niet goed vastzetten van
een krik, een wiel of andere appa‐ ratuur in de bagageruimte is er
kans op letsel. Bij een noodstop of
een botsing kunnen inzittenden door voorwerpen worden getrof‐
fen.
Bewaar het wiel, de krik en het
gereedschap altijd op de daarvoor
bestemde plaats en zet ze vast.
Compact reservewiel
Voorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
Slechts één compact reservewiel
monteren. Niet sneller rijden dan
80 km/u . In bochten langzaam rijden.
Niet langdurig gebruiken.
Als uw auto een lekke band krijgt
wanneer u een ander voertuig sleept,
moet u het compact reservewiel voor‐ aan plaatsen en een volwaardig wiel
achteraan.
Sneeuwkettingen 3 278.
Reservewiel met
draairichtingsgebonden band
Draairichtingsgebonden banden zo
monteren dat ze in de rijrichting afrol‐ len. De draairichting is herkenbaar
aan een symbool (bijv. een pijl) op de zijwand van de band.
Voor banden die tegen de draairich‐
ting in gemonteerd zijn geldt:
● Rijeigenschappen worden moge‐
lijk nadelig beïnvloed. Laat de
defecte band zo snel mogelijk vervangen of repareren en breng deze in plaats van het reserve‐
wiel aan.
● Bij regen en sneeuw bijzonder voorzichtig rijden.
Page 290 of 341

288Verzorging van de autoStarthulpStart niet met een snellader.
Bij een ontladen accu kan de motor
worden gestart met hulpstartkabels
en de accu van een ander voertuig.9 Waarschuwing
Hulpstartkabels alleen met de
uiterste voorzichtigheid gebrui‐
ken. Elke afwijking van de onder‐
staande instructies kan letsel of
schade als gevolg van het explo‐
deren van de accu's en schade
aan de elektrische systemen van
beide auto's tot gevolg hebben.
9 Waarschuwing
Laat de accu niet in contact komen
met de ogen, huid, weefsels en
lakwerk. De vloeistof bevat
zwavelzuur, dat bij direct contact
letsel en schade kan veroorzaken.
● De accu van de auto nooit aan vonken of open vuur blootstellen.
● Een ontladen accu kan al bij een temperatuur van 0 °C bevriezen.Ontdooi de bevroren accu alvo‐
rens hulpstartkabels aan te slui‐ ten.
● Bij werkzaamheden aan de accu oogbescherming en bescher‐
mende kleding dragen.
● Gebruik een hulpaccu met dezelfde spanning (12 volt). De
capaciteit van de hulpstartaccu (Ah) mag niet veel minder zijn
dan die van de lege accu.
● Hulpstartkabels met geïsoleerde aansluitklemmen en een diame‐
ter van minstens 16 mm 2
(bij
dieselmotoren 25 mm 2
) gebrui‐
ken.
● De ontladen accu niet van de auto loskoppelen.
● Alle onnodige stroomverbruikers uitschakelen.
● Tijdens de hulpstart niet over de accu van de auto leunen.
● De aansluitklemmen van de ene kabel mogen die van de andere
niet raken.● Ook de auto's mogen elkaar tijdens de hulpstart niet raken.
● Parkeerrem aantrekken, versnel‐
lingsbak in neutrale stand, auto‐
matische versnellingsbak in
stand P.
Open de pluspoolbeschermkappen
van beide accu's.
Aansluitvolgorde van de kabels: 1. Rode kabel op de pluspool van de
hulpstartaccu aansluiten.
2. Het andere uiteinde van de rode kabel op de pluspool van de ontla‐den accu aansluiten.