stop start OPEL INSIGNIA BREAK 2019.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019.5, Model line: INSIGNIA BREAK, Model: OPEL INSIGNIA BREAK 2019.5Pages: 335, PDF Size: 9.43 MB
Page 121 of 335

Instrumenten en bedieningsorganen119Wanneer er onmiddellijk moet
worden bijgetankt, verschijnt er een
waarschuwingsbericht dat op het
display blijft staan. Daarbij gaat
controlelampje Y op de brandstofme‐
ter knipperen 3 112.Huidig brandstofverbruik
Weergave van het actuele verbruik.
Resterende levensduur van de olie
Geeft een schatting van de levens‐
duur van de olie. Het getal in % staat
voor de resterende levensduur van
de olie 3 106.
Bandenspanning
Controleert de bandenspanning van
alle banden onderweg 3 273.
Timer
Baselevel-display: tijdklok starten en
stoppen met Å. Zet terug door Å
vast te houden wanneer de tijdklok
niet werkt.
Midlevel- of Uplevel-display: Druk
voor starten of stoppen van de tijdklok
weer op Å en Å. Druk voor terug‐
zetten op Å, kies Resetten en beves‐
tig met Å.
Verkeerstekengeheugen
Geeft de waargenomen verkeersbor‐
den tijdens het huidige traject weer
3 229.
Volgafstand
Geeft de afstand tot een rijdende voorligger weer 3 206. Als de adap‐
tieve cruisecontrol actief is, geeft deze pagina in plaats daarvan de
ingestelde afstand tot voorligger
weer.
Rijhulp
Hier ziet u de status van diverse
bestuurdersondersteuningssyste‐
men:
Adaptieve cruisecontrol 3 192.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 203.
Lane Keep Assist 3 233.
AdBlue niveau
Toont het peil in de AdBlue-tank 3 172.Eco-informatiemenu, @
● Topverbruikers
● Economy trend
● ECO index
Bij een Mid- en Uplevel-display
verschijnen de pagina's
Topverbruikers , Economy trend en
ECO index in het menu Info, zie hier‐
boven.
Topverbruikers
Lijst met grootste momenteel inge‐
schakelde comfortgebruikers
verschijnt in aflopende volgorde. De
mogelijke brandstofbesparing wordt
aangegeven.
In bepaalde omstandigheden acti‐
veert de motor de achterruitverwar‐
ming automatisch om de motor
zwaarder te belasten. In dat geval
wordt de achterruitverwarming
aangeduid als een van de grootste
verbruikers, zonder dat de bestuurder
deze heeft geactiveerd.
Page 153 of 335

Klimaatregeling151Luchtverdeling ", x en y
Indrukken:":naar de voorruit en de voorste
zijruitenx:naar hoofdzone en zitplaatsen
achterin via verstelbare lucht‐
roostersy:naar voetenruimte voor en
achter en voorruit
Er zijn ook combinaties mogelijk.
Airconditioning A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. De activering wordt
aangeduid door het led-lampje in de
toets. Koeling werkt alleen bij een
draaiende motor en ingeschakelde
ventilator van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht vanaf het
moment dat de buitentemperatuur
iets boven het vriespunt ligt. Er kan
zich dan condens vormen en onder
de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Geactiveerde koeling kan een Auto‐
stop verhinderen.
Stop/Start-systeem 3 167.Ruiten ontwasemen en
ontdooien á
●á indrukken: aanjager schakelt
automatisch over op hogere snel‐
heid, de luchtstroom wordt op de voorruit gericht.
● Draaiknop voor temperatuur TEMP in hoogste stand zetten.
● Schakel zo nodig de airco A/C in.
● Verwarming achterruit b inscha‐
kelen.
● Voorruitverwarming , inscha‐
kelen, mits beschikbaar.
Page 154 of 335

152Klimaatregeling● Zijdelingse luchtroosters openennaar wens en op de zijruiten rich‐ten.
● Voor maximaal ontwasemen en ontdooien luchtdebiet op hoogste
stand zetten.
Let op
Als á wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop verhinderd totdat er opnieuw op á
wordt gedrukt.
Als á wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 167.Luchtrecirculatiesysteem n
Druk op n om de luchtrecirculatie‐
modus te activeren, het led-lampje
licht op.
Selecteer luchtrecirculatie als hulp bij het koelen van het interieur of het
weren van geuren van buiten of
uitlaatgassen.
Luchtrecirculatiemodus weer met
n uitschakelen.
Druk bij een versie zonder voorruit‐
verwarming op ( om de luchtrecir‐
culatie te deactiveren. De buitenlucht‐
modus wordt geactiveerd.
9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant beslaan wanneer er
koude lucht tegenaan stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser inschakelen
en w uitschakelen.
Page 158 of 335

156Klimaatregelingop het Info-Display. U kunt het lucht‐
debiet ook aanpassen met de tiptoet‐
sen op het klimaatinstellingendisplay. Druk op Climate om het menu te
openen.
Wanneer u de onderste toets ) langer
indrukt: de aanjager en koeling
worden uitgeschakeld.
Om de automatische modus opnieuw
in te schakelen: AUTO indrukken.
Luchtverdeling w, x , y
Druk op Climate om het menu te
openen.
Druk op:w:naar de voorruit en de voorste
zijruitenx:naar hoofdzone en zitplaatsen
achterin via verstelbare lucht‐
roostersy:naar voetenruimte voor en
achter en voorruit
Druk om de automatische luchtverde‐ ling opnieuw in te schakelen op
AUTO .
Temperatuur selecteren
Stel de voorkeurtemperaturen voor
de bestuurders- en passagierskant
voorin in op de gewenste waarde met
de linker en rechter draaiknop. Met de knop aan de passagierszijde veran‐
dert u de temperatuur voor de passa‐
gierszijde. Met de knop aan de
bestuurderskant verandert u de
temperatuur voor de bestuurderskant of beide kanten, afhankelijk van de
activering van de synchronisatie
SYNC . De aanbevolen temperatuur is
22 °C. De temperatuur verschijnt
schermpjes naast de draaiknoppen
en als pop-up op het Info-Display.
Als de minimumtemperatuur Lo is
ingesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling, als de koeling A/C wordt ingeschakeld.
Wanneer u de maximumtemperatuur
Hi instelt, zorgt het klimaatregelsys‐
teem voor een maximale verwarming.
Let op
Als A/C wordt ingeschakeld, kan
door het verlagen van de ingestelde temperatuur de motor vanuit eenAutostop opnieuw worden gestart of
een Autostop worden belemmerd.
Stop/Start-systeem 3 167.
Page 160 of 335

158KlimaatregelingAutomatische luchtrecirculatie
Een luchtvochtigheidssensor scha‐ kelt automatisch over op buitenlucht
als de luchtvochtigheid in het interieur
te hoog is.
Ruiten ontwasemen en ontdooien à
● Druk op à. Het led-lampje in de
knop brandt om activering aan te
geven.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de aanjager draait met een hoge
snelheid.
● Airconditioning inschakelen: Druk op CLIMATE om het menu
klimaatregeling op het Info- Display te openen en selecteer
daarna A/C.
● Verwarming achterruit b inscha‐
kelen.
● Voorruitverwarming , inscha‐
kelen, mits beschikbaar.
● Om terug te gaan naar de vorige modus: à weer indrukken, om
naar de automatische modus
terug te gaan, AUTO indrukken.
Let op
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop verhinderd totdat er opnieuw op à
wordt gedrukt.
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 167.Elektronisch klimaatregelsysteem
deactiveren of activeren ON/OFF
De koeling, ventilator en automati‐
sche modus kunnen worden uitge‐
schakeld door op ON/OFF te druk‐
ken. Na het deactiveren van het
systeem brandt het led-lampje in de
toets ON/OFF niet.
Activering door opnieuw indrukken
van ON/OFF of AUTO . Het led-lampje
in de knop brandt om activering aan
te geven.
Page 164 of 335

162Rijden en bedieningRijden en bedieningRijtips......................................... 163
Controle over de auto ..............163
Sturen ...................................... 163
Starten en bediening .................163
Nieuwe auto inrijden ................163
Aan/Uit-knop ............................ 164
Vertraagde uitschakeling stroom .................................... 165
Motor starten ........................... 165
Uitrol-brandstofafsluiter ...........167
Stop/Start-systeem ..................167
Parkeren .................................. 170
Uitlaatgassen ............................. 171
Uitlaatfilter ............................... 171
Katalysator .............................. 172
AdBlue ..................................... 172
Automatische versnellingsbak ...175
Versnellingsbakdisplay ............175
Schakelen ................................ 176
Handmatige modus .................177
Elektronische rijprogramma's ..178
Storing ..................................... 179
Stroomonderbreking ................179
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 180Rijsystemen............................... 181
All-wheel drive ......................... 181
Remmen .................................... 181
Antiblokkeersysteem ...............181
Parkeerrem .............................. 182
Remassistentie ........................184
Hellingrem ............................... 184
Rijregelsystemen .......................185
Traction Control .......................185
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 186
Interactief rijsysteem ...............187
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ......................................... 189
Cruisecontrol ........................... 189
Snelheidsbegrenzer ................191
Adaptieve cruisecontrol ...........192
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing ........................................ 203
Indicatie afstand tot voorligger 206
Actieve noodrem .....................207
Voetgangersbescherming vóór ........................................ 210
Parkeerhulp ............................. 213
Dodehoeksysteem ...................219
Waarschuwing wisselen van rijstrook ................................... 221
Panoramazichtsysteem ...........223
Achteruitkijkcamera .................225Waarschuwing kruisend verkeer
achter ..................................... 227
Verkeersbordherkenning .........229
Lane keep assist .....................233
Brandstof ................................... 236
Brandstof voor benzinemotoren .....................236
Brandstof voor dieselmotoren . 237
Tanken .................................... 238
Trekhaak .................................... 240
Algemene informatie ...............240
Rijgedrag en aanhangertips ....241
Aanhanger trekken ..................241
Aanhangerstabilisatie ..............244
Page 165 of 335

Rijden en bediening163Rijtips
Controle over de auto Nooit met afgezette motor rijden
In deze toestand werken veel syste‐
men niet (bijv. rembekrachtiging,
stuurbekrachtiging). Wanneer u op
deze manier rijdt, vormt u een gevaar
voor uzelf en anderen.
Alle systemen werken tijdens een
Autostop.
Stop/Start-systeem 3 167.
Pedalen
Om de pedalen ongehinderd te
kunnen bedienen geen matten onder
de pedalen leggen.
Gebruik alleen vloermatten die goed
passen en met de houders aan
bestuurderszijde bevestigd zijn.Sturen
Als de stuurbekrachtiging niet meer werkt doordat de motor stopt of door
een systeemdefect, kunt u nog
steeds sturen maar is er wellicht meer kracht nodig.Starten en bediening
Nieuwe auto inrijden
Tijdens de eerste ritten niet onnodig
hard remmen.
Tijdens de eerste rit kan er rookont‐
wikkeling optreden door het verdam‐ pen van was en olie op het uitlaatsys‐ teem. Na de eerste rit de auto enige
tijd buiten parkeren en inademen van
de dampen vermijden.
Tijdens het inrijden kunnen het brand‐ stof- en motorolieverbruik hoger zijn.
Ook wordt het uitlaatfilter mogelijk
vaker geregenereerd.
Uitlaatfilter 3 171.
Page 166 of 335

164Rijden en bedieningAan/Uit-knop
Elektronische sleutel moet in de auto
aanwezig zijn.
Accessoirestand
Druk een keer op Engine Start/Stop
zonder het koppelings- of rempedaal in te trappen. Het gele led-lampje in
de toets brandt. Het stuurslot wordt
losgezet en sommige elektrische
functies werken, contact is uit.Contactstand aan
Houd Engine Start/Stop zes secon‐
den ingedrukt zonder het koppelings- of rempedaal in te trappen. Het
groene led-lampje in de toets brandt,de dieselmotor gloeit voor. De contro‐ lelampjes branden en de meeste
elektrische functies werken.Motor starten
Druk kort op Engine Start/Stop
tijdens:
● handgeschakelde versnellings‐ bak: het bedienen van het koppe‐
lingspedaal,
● automatische versnellingsbak: het bedienen van het rempedaal
met de schakelhendel in stand
P of N.
Motor starten 3 165.Contact uit
Druk in elke modus kort op
Engine Start/Stop wanneer Autostop
is geactiveerd of wanneer de motor draait en de auto stilstaat. Automati‐
sche versnellingsbak: schakel de
parkeerrem in en schakel P in.
Druk kort op Engine Start/Stop
zonder het koppelingspedaal of
rempedaal te bedienen in de contact‐ stand aan.
Sommige functies blijven actief tot het
bestuurdersportier wordt geopend,
mits het contact van tevoren aan was.Motor noodgedwongen uitschakelen
tijdens het rijden
Druk meer dan 2 seconden lang op
Engine Start/Stop of druk binnen
5 seconden twee keer kort op deze
knop 3 165.
Stuurslot Het stuurslot werkt automatisch
wanneer:
● De auto stilstaat.
● Het contact uitgeschakeld is.
● Het bestuurdersportier open‐ staat.
Het het stuurslot op door het bestuur‐
dersportier te openen en de sluiten en
de accessoiremodus in te schakelen
of de motor direct te starten.9 Waarschuwing
Bij een lege accu is wegslepen, op
gang slepen of gebruik van hulp‐
startkabels niet toegestaan,
omdat het stuurslot dan niet kan worden ontgrendeld.
Page 167 of 335

Rijden en bediening165Bediening op auto's met
elektronisch sleutelsysteem bij
storing
Bij een storing in de elektronischesleutel of als de batterij van elektroni‐ sche sleutel bijna ontladen is, kan er
bij een startpoging Geen
afstandsbed. geregistreerd of
Vervang batterij in afstandsbedie‐
ning op het Driver Information Center
verschijnen.
Open de afdekking van de midden‐
console voor de schakelhendel. Leg
de elektronische sleutel overdwars
met de toetsen omhoog in het zender‐
vak naast de elektrische aansluiting,
zie de afbeelding.
Andere voorwerpen, bijvoorbeeld andere sleutels, transponder, tags,
munten enz., moet u uit het vak halen.
Trap op het koppelingspedaal (hand‐
geschakelde versnellingsbak) en het
rempedaal en druk op
Engine Start/Stop . Laat de knop los
wanneer de motor start.
Motor uitschakelen door weer op
Engine Start/Stop te drukken. Haal de
elektronische sleutel uit het zender‐
vak.
Deze mogelijkheid is alleen bestemd
voor noodgevallen. Vervang de batte‐ rij van de elektronische sleutel zo
spoedig mogelijk 3 21.
Zie voor het ontgrendelen of vergren‐
delen van de portieren Storing in
handzendermodule of elektronisch
sleutelsysteem 3 24.Vertraagde uitschakeling
stroom
De volgende elektronische systemen
kunnen werken tot het bestuurders‐ portier is geopend of gedurende
10 minuten nadat het contact werd
uitgeschakeld:
● elektrisch bediende ruiten
● zonnedak
● stekkerdozen
Motor starten Auto's met Aan/Uit-knop
Page 168 of 335

166Rijden en bedieningHandgeschakelde versnellingsbak:koppelings- en rempedaal intrappen.
Automatische versnellingsbak: trap
het rempedaal in en zet de schakel‐
hendel op P of N.
Trap het gaspedaal niet in.
Druk kort op Engine Start/Stop : een
automatische regeling bedient de
startmotor na een korte vertraging tot de motor draait, zie Automatische
startmotorregeling.
Druk kort op Engine Start/Stop om de
motor uit te schakelen, wanneer de
auto stilstaat. Automatische versnel‐
lingsbak: schakel de parkeerrem in
en schakel P in.
Om de motor te starten tijdens een
Autostop:
Handgeschakelde versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
starten door het koppelingspedaal in
te trappen 3 167.
Automatische versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
starten door het rempedaal los te
laten 3 167.Motor noodgedwongen
uitschakelen tijdens het rijden
Als de motor onderweg in een nood‐
situatie moet worden uitgeschakeld,
drukt u langer dan 2 seconden op
Engine Start/Stop of drukt u binnen
5 seconden tweemaal kort op deze
knop.9 Gevaar
Het uitschakelen van de motor
tijdens het rijden kan het verlies
van vermogen voor de rem- of
stuurbekrachtiging veroorzaken.
Hulp- en airbagsystemen zijn
uitgeschakeld. De verlichting en
remlichten gaan uit. Schakel de
motor en het contact tijdens het
rijden alleen uit indien dat in een
noodgeval noodzakelijk is.
De auto starten bij lage
temperaturen
Het is mogelijk om de motor zonder
bijkomende verwarming te starten tot
-25 °C voor dieselmotoren en -30 °C
voor benzinemotoren. Motorolie met
de juiste viscositeit, de juiste brand‐
stof, uitgevoerd onderhoud en een
voldoende opgeladen accu zijn
vereist. Bij temperaturen onder
-30 °C moet de automatische versnel‐ lingsbak gedurende ca. 5 minuten
worden verwarmd. De schakelhendel moet in stand P staan.
Automatische startmotorregeling
Deze functie regelt de startprocedure van de motor. De bestuurder hoeft
Engine Start/Stop niet ingedrukt te
houden. Het eenmaal actieve
systeem zal de motor automatisch
blijven ronddraaien tot deze start.
Vanwege de controleprocedure
begint de motor na een korte vertra‐
ging te lopen.