OPEL INSIGNIA BREAK 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019, Model line: INSIGNIA BREAK, Model: OPEL INSIGNIA BREAK 2019Pages: 361, PDF Size: 9.67 MB
Page 181 of 361

Klimaatregeling179Ruiten ontwasemen en ontdooien à
● Druk op à. De LED in de knop
brandt om activering aan te
geven.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de aanjager draait met een hoge
snelheid.
● Schakel zo nodig de airco A/C ON in met menu Klimaatin‐
stelling in door op Climate te
drukken.
● Verwarming achterruit b inscha‐
kelen.
● Voorruitverwarming , inscha‐
kelen, mits beschikbaar.
● Om terug te gaan naar de vorige modus: à weer indrukken, om
naar de automatische modus
terug te gaan, AUTO indrukken.
Let op
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop verhinderd totdat er opnieuw op à
wordt gedrukt.
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 188.Elektronisch klimaatregelsysteem
deactiveren of activeren ON/OFF
De koeling, ventilator en automati‐
sche modus kunnen worden uitge‐
schakeld door op ON/OFF te druk‐
ken. Na het deactiveren van het
systeem brandt de LED in de toets
ON/OFF niet.
Activering door opnieuw indrukken
van ON/OFF of AUTO . De LED in de
knop brandt om activering aan te geven.
Page 182 of 361

180KlimaatregelingVersie met
voorruitverwarming ,
Als de auto is uitgerust met voorruit‐
verwarming, wordt toets ON/OFF
vervangen door toets ,.
Het klimaatregelsysteem wordt dan uitgeschakeld met toets â. Inscha‐
kelen door op ( te drukken.
Basisinstellingen
De volgende instellingen kunnen in
het menu Persoonlijke instellingen op
het Info-Display worden gewijzigd:
● regeling luchtdebiet in de auto‐ matische modus.
● instellingen van automatische achterruitverwarming.
● instellingen van automatische ontvochtiging voorruit
● instellingen van automatische stoelverwarming
Persoonlijke instellingen 3 128.
Verwarmbare achterruit en
buitenspiegels b
3 42
Voorruitverwarming ,
3 42.
Stoelverwarming q
3 54.
Geventileerde stoelen r
3 54Hulpverwarming
Luchtverwarming
Quickheat is een elektrische hulpver‐
warming die de lucht in de passa‐
giersruimte automatisch sneller
opwarmt.
Page 183 of 361

Klimaatregeling181Luchtroosters
Verstelbare luchtroosters
Wanneer de koeling ingeschakeld is, moet er minimaal een luchtroosteropen staan.
Afbeelding toont middelste luchtroos‐
ters in instrumentenpaneel.
Afbeelding toont buitenste luchtroos‐
ters in instrumentenpaneel.
Afbeelding toont luchtroosters voor
passagier achterin.
Door de roosters te kantelen en te
draaien de richting van de luchttoe‐
voer instellen.
Zwenk om het rooster te sluiten de
lamel opzij.9 Waarschuwing
Geen voorwerpen bevestigen aan
de roosters van de ventilatieope‐
ningen. Kans op schade en letsel
in geval van een ongeluk.
Vaste luchtroosters
Er bevinden zich bovendien nog
luchtroosters onder de voorruit en de
zijruiten, alsook in de voetenruimte.
Page 184 of 361

182KlimaatregelingOnderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat naar de motorruimte
onder aan de voorkant van de voorruit
moet voor voldoende luchttoevoer
vrijgehouden worden. Bladeren, vuil
of sneeuw verwijderen.
Cabineluchtfilter
Vervang het filter regelmatig voor een optimale werking.
Airconditioning regelmatig
aanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling
eenmaal per maand, ongeacht de
weersgesteldheid of het seizoen,
enkele minuten worden ingescha‐
keld. Bij te lage buitentemperaturen
kan de koeling niet worden ingescha‐ keld.
Service
Om de koeling optimaal te laten
werken, is het raadzaam het klimaat‐
regelsysteem jaarlijks te laten contro‐ leren, te beginnen drie jaar na afleve‐ ring van de nieuwe auto, te weten:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen ● afvoer van condensor en verdamper reinigen
● prestatietest
● controle cabineluchtfilter
Page 185 of 361

Rijden en bediening183Rijden en bedieningRijtips......................................... 184
Controle over de auto ..............184
Sturen ...................................... 184
Starten en bediening .................184
Nieuwe auto inrijden ................184
Aan/Uit-knop ............................ 185
Vertraagde uitschakeling stroom .................................... 186
Motor starten ........................... 187
Uitrol-brandstofafsluiter ...........188
Stop/Start-systeem ..................188
Parkeren .................................. 190
Uitlaatgassen ............................. 192
Uitlaatfilter ............................... 192
Katalysator .............................. 193
AdBlue ..................................... 193
Automatische versnellingsbak ...196
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 201
Rijsystemen ............................... 201
All-wheel drive ......................... 201
Remmen .................................... 202
Antiblokkeersysteem ...............202
Handrem .................................. 203Remassistentie........................204
Hellingrem ............................... 204
Rijregelsystemen .......................205
Traction Control .......................205
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 206
Interactief rijsysteem ...............208
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 210
Cruise control .......................... 210
Snelheidsbegrenzer ................211
Adaptieve cruise control ..........213
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing ........................................ 223
Indicatie afstand tot voorligger 226
Actieve noodrem .....................227
Voetgangersbescherming voor ........................................ 231
Parkeerhulp ............................. 233
Blindehoeksysteem .................240
Waarschuwing wisselen van rijstrook ................................... 241
Panoramazichtsysteem ...........243
Achteruitkijkcamera .................245
Waarschuwing kruisend verkeer
achter ..................................... 247
Verkeersbordherkenning .........249
Lane keep assist .....................253Brandstof................................... 256
Brandstof voor benzinemotoren .....................256
Brandstof voor dieselmotoren . 257
Tanken .................................... 258
Trekhaak .................................... 261
Algemene informatie ...............261
Rijgedrag en aanhangertips ....261
Aanhanger trekken ..................261
Aanhangerstabilisatie ..............264
Page 186 of 361

184Rijden en bedieningRijtips
Controle over de auto Nooit met afgezette motor rijden
In deze toestand werken veel syste‐
men niet (bijv. rembekrachtiging,
stuurbekrachtiging). Wanneer u op
deze manier rijdt, vormt u een gevaar voor uzelf en anderen.
Alle systemen werken tijdens een
Autostop.
Stop/Start-systeem 3 188.
Stationair aanjagen Als het nodig is om de accu op te
laden wegens een probleem met de
accu, moet het vermogen van de
dynamo worden vergroot. Dit kan
door stationair aanjagen, wat moge‐
lijk hoorbaar is.
Er verschijnt een bericht op het Driver
Information Center.
Pedalen Om de pedalen ongehinderd te
kunnen bedienen geen matten onder
de pedalen leggen.Gebruik alleen vloermatten die goed
passen en met de houders aan
bestuurderszijde bevestigd zijn.
Sturen
Als de stuurbekrachtiging niet meer
werkt doordat de motor stopt of door
een systeemdefect, kunt u nog
steeds sturen maar is er wellicht meer kracht nodig.Starten en bediening
Nieuwe auto inrijden
Tijdens de eerste ritten niet onnodig
hard remmen.
Tijdens de eerste rit kan er rookont‐
wikkeling optreden door het verdam‐ pen van was en olie op het uitlaatsys‐ teem. Na de eerste rit de auto enige
tijd buiten parkeren en inademen van
de dampen vermijden.
Tijdens het inrijden kunnen het brand‐ stof- en motorolieverbruik hoger zijn.
Ook wordt het uitlaatfilter mogelijk
vaker geregenereerd.
Uitlaatfilter 3 192.
Autostop is wellicht niet mogelijk wanneer de accu wordt opgeladen.
Page 187 of 361

Rijden en bediening185Aan/Uit-knop
Elektronische sleutel moet in de auto
aanwezig zijn.
Accessoirestand
Druk een keer op Engine Start/Stop
zonder het koppelings- of rempedaal in te trappen. Het gele ledje in de toets brandt. Het stuurslot wordt losgezeten sommige elektrische functies
werken, contact is uit.Contactstand aan
Houd Engine Start/Stop zes secon‐
den ingedrukt zonder het koppelings-
of rempedaal in te trappen. Het
groende ledje in de toets brandt, dedieselmotor gloeit voor. De controle‐
lampjes branden en de meeste elek‐
trische functies werken.Motor starten
Druk kort op Engine Start/Stop
tijdens:
● handgeschakelde versnellings‐ bak: het bedienen van het koppe‐
lingspedaal,
● automatische versnellingsbak: het bedienen van het rempedaal
met de keuzehendel in stand P of
N .
Motor starten 3 187.Contact uit
Druk in elke modus kort op
Engine Start/Stop wanneer Autostop
is geactiveerd of wanneer de motor
draait en de auto stilstaat. Automati‐
sche versnellingsbak: schakel de
parkeerrem in en schakel P in.
Druk kort op Engine Start/Stop
zonder het koppelingspedaal of
rempedaal te bedienen in de contact‐
stand aan.Sommige functies blijven actief totdat
het bestuurdersportier wordt
geopend, op voorwaarde dat het
contact aanstond.Motor noodgedwongen uitschakelen tijdens het rijden
Druk langer dan twee seconden op Engine Start/Stop of druk er binnen
vijf seconden twee keer kort op
3 187.
Stuurslot
Het stuurslot werkt automatisch
wanneer:
● De auto stilstaat.
● Het contact uitgeschakeld is.
● Het bestuurdersportier geopend is.
Hef het stuurslot op door het bestuur‐
dersportier te openen en de sluiten en de accessoiremodus in te schakelen
of de motor direct te starten.
Page 188 of 361

186Rijden en bediening9Waarschuwing
Bij een lege accu is wegslepen, op
gang slepen of gebruik van hulp‐
startkabels niet toegestaan,
omdat het stuurslot dan niet kan worden ontgrendeld.
Bediening op auto's met
elektronisch sleutelsysteem bij
storing
Bij een storing in de elektronischesleutel of als de batterij van elektroni‐ sche sleutel bijna ontladen is, kan er
bij een startpoging Geen
afstandsbed. geregistreerd of
Vervang batterij in afstandsbedie‐
ning op het Driver Information Center
verschijnen.
Open de afdekking van de midden‐ console vóór de schakelhendel. Leg
de elektronische sleutel overdwars
met de toetsen omhoog in het zender‐ vak naast de elektrische aansluiting,
zie de afbeelding.
Andere voorwerpen, bijvoorbeeld andere sleutels, transponder, tags,
munten enz., moet u uit het vak halen.
Trap op het koppelingspedaal (hand‐
geschakelde versnellingsbak) en het
rempedaal en druk op
Engine Start/Stop . Laat de knop los
wanneer de motor start.
Schakel de motor uit door weer op
Engine Start/Stop te drukken. Haal de
elektronische sleutel uit het zender‐
vak.
Deze mogelijkheid is alleen bestemd
voor noodgevallen. Vervang de batte‐
rij van de elektronische sleutel zo
spoedig mogelijk 3 21.
Zie voor ontgrendelen of vergrende‐
len van de portieren storing in
systeem elektronische sleutel 3 24.
Vertraagde uitschakeling
stroom
De volgende elektronische systemen
kunnen werken tot het bestuurders‐
portier is geopend of gedurende
10 minuten nadat het contact werd
uitgeschakeld:
● elektrisch bediende ruiten
● zonnedak
● stekkerdozen
Page 189 of 361

Rijden en bediening187Motor startenAuto's met een aan/Uit-knop
Handgeschakelde versnellingsbak:
koppelings- en rempedaal intrappen.
Automatische versnellingsbak: trap
het rempedaal in en zet de keuzehen‐
del op P of N.
Trap het gaspedaal niet in.
Druk kort op Engine Start/Stop : een
automatische procedure bedient met
enige vertraging de startmotor totdat
de motor is aangeslagen.
Druk kort op Engine Start/Stop om de
motor uit te schakelen, wanneer de
auto stilstaat. Automatische versnel‐
lingsbak: schakel de parkeerrem in
en schakel P in.
Om de motor te starten tijdens een
Autostop:
Handgeschakelde versnellingsbak: tijdens een Autostop kunt u de motor
starten door het koppelingspedaal in
te trappen 3 188.
Automatische versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
starten door het rempedaal los te
laten 3 188.
Motor noodgedwongen
uitschakelen tijdens het rijden
Als de motor tijdens het rijden in een
noodsituatie moet worden uitgescha‐
keld, drukt u langer dan
twee seconden op Engine Start/Stop
of drukt u tweemaal kort binnen
vijf seconden.9 Gevaar
Het uitschakelen van de motor
tijdens het rijden kan het verlies
van vermogen voor de rem- of
stuurbekrachtiging veroorzaken.
Hulp- en airbagsystemen zijn
uitgeschakeld. De verlichting en
remlichten gaan uit. Schakel de
motor en het contact tijdens het
rijden alleen uit indien dat in een
noodgeval noodzakelijk is.
De auto starten bij lage
temperaturen
Het is mogelijk om de motor zonder
bijkomende verwarming te starten tot
-25 °C voor dieselmotoren en -30 °C
voor benzinemotoren. Motorolie met
de juiste viscositeit, de juiste brand‐
stof, uitgevoerd onderhoud en een
voldoende opgeladen accu zijn
vereist. Bij temperaturen onder
-30 °C moet de automatische versnel‐
lingsbak gedurende ca. vijf minuten
worden verwarmd. De keuzehendel
moet in stand P staan.
Page 190 of 361

188Rijden en bedieningAutomatische startmotorregelingDeze functie regelt de startprocedurevan de motor. De bestuurder hoeftEngine Start/Stop niet ingedrukt te
houden. Het eenmaal actieve systeem zal de motor automatisch blijven ronddraaien tot deze start.
Vanwege de controleprocedure
begint de motor na een korte vertra‐
ging te lopen.
Mogelijke redenen voor het niet star‐
ten van de motor:
● Koppelingspedaal niet ingetrapt (handgeschakelde versnellings‐bak).
● Rempedaal niet ingetrapt of keuzehendel niet in P of N (auto‐
matische versnellingsbak).
● Time-out opgetreden.
Opwarmen van de turbomotor
Bij het starten is het mogelijk dat het
beschikbare motorkoppel gedurende
een korte tijd beperkt is, vooral
wanneer de motortemperatuur koud
is. Deze beperking is er om het
smeersysteem de motor volledig te
laten beschermen.Uitrol-brandstofafsluiter
De brandstoftoevoer wordt automa‐
tisch afgesloten bij het uitrollen,
d.w.z. wanneer u met een ingescha‐
kelde versnelling onder het rijden het
gaspedaal loslaat.
Afhankelijk van de omstandigheden
wordt de uitrol-brandstofafsluiter
mogelijk uitgeschakeld.
Stop/Start-systeem Het Stop/Start-systeem helpt brand‐
stof besparen en uitlaatemissies
beperken. Wanneer de omstandighe‐
den het toelaten, schakelt het de
motor uit van zodra de auto langzaam rijdt of stilstaat, bijv. bij een verkeers‐
licht of in een file.
Inschakelen
Het Stop/Start-systeem is beschik‐
baar van zodra de motor is gestart, de
auto is vertrokken en er aan de hier‐
onder opgegeven omstandigheden
voldaan is.Uitschakelen
Schakel het stop-startsysteem manu‐ eel uit door op Ò te drukken. De
uitschakeling is te herkennen aan het
oplichten van het ledje in de knop.
Autostop
Auto's met handgeschakelde
versnellingsbak
Een Autostop kan worden geacti‐ veerd wanneer de auto stilstaat of
met lage snelheid (tot 14 km/u) rijdt.