OPEL MERIVA 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.5, Model line: MERIVA, Model: OPEL MERIVA 2015.5Pages: 251, PDF Size: 7.87 MB
Page 21 of 251

Kort en bondig19Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge mo‐
tortoerentallen of met hoge motor‐
belasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te be‐
schermen.
Sleutels, sloten 3 20, auto een lan‐
gere tijd stilzetten 3 173.
Page 22 of 251

20Sleutels, portieren en ruitenSleutels, portieren en
ruitenSleutels, sloten ............................ 20
Portieren ...................................... 26
Antidiefstalbeveiliging ..................28
Buitenspiegels ............................. 30
Binnenspiegel .............................. 31
Ruiten .......................................... 31
Dak .............................................. 35Sleutels, sloten
Sleutels Reservesleutels
Het sleutelnummer staat in de Car
Pass of op een afneembaar label.
Bij het bestellen van reservesleutels
moet het sleutelnummer worden ver‐
meld aangezien de sleutels deel uit‐
maken van de startbeveiliging.
Sloten 3 220.
Het codenummer van de adapter
voor de wielborgbouten vindt u op
een kaart. Vermeld het wanneer u
een nieuwe adapter bestelt.
Wiel verwisselen 3 211.Sleutel met uitklapbare
sleutelbaard
Om uit te klappen toets indrukken.
Om in te klappen eerst toets indruk‐
ken.
Car Pass Op de Car Pass staan veiligheids‐
technische autogegevens. Daarom
moet deze goed worden bewaard.
Een eventueel ingeschakelde werk‐
plaats heeft voor het verrichten van
bepaalde werkzaamheden deze ge‐
gevens nodig.
Page 23 of 251

Sleutels, portieren en ruiten21Handzender
Wordt gebruikt voor:■ centrale vergrendeling
■ vergrendelingssysteem
■ diefstalalarmsysteem
■ elektrisch bediende ruiten
De afstandsbediening heeft een be‐
reik van ca. 5 meter. Dit kan beperkt
worden door invloeden van buitenaf.
Brandende alarmknipperlichten die‐
nen als bevestiging.
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig ge‐
bruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de afstandsbediening kan worden
vergrendeld of ontgrendeld, kan dit
het gevolg zijn van het volgende:
■ Storing in de afstandsbediening.
■ Het bereik wordt overschreden.
■ De accuspanning is te laag.
■ Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten het be‐
reik, waardoor er opnieuw gesyn‐
chroniseerd moet worden.
■ Overbelasting van de centrale ver‐ grendeling door herhaalde, snel op‐
eenvolgende activering van de af‐ standsbediening, waardoor de
stroomvoorziening voor korte tijd
wordt onderbroken.
■ Storing door radiogolven afkomstig
van externe zenders met een hoog vermogen.
Ontgrendelen 3 22.Basisinstellingen
Sommige instellingen kunt u veran‐
deren in het menu Instellingen op het
Info-display . Persoonlijke instellingen
3 115.
Batterij van de handzender
vervangen Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐
terij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Page 24 of 251

22Sleutels, portieren en ruiten
Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Sleutelbaard uitklappen en handzen‐
der openen. Batterij vervangen (bat‐
terijtype CR 2032), let hierbij op de
juiste plaatsing. Handzender sluiten
en synchroniseren.
Sleutel met vaste sleutelbaard
Laat de batterij door een werkplaats
vervangen.
Handzender synchroniseren
Na vervanging van de batterij het be‐ stuurdersportier openen met de sleu‐
tel in het slot. De handzender wordt
gesynchroniseerd wanneer het con‐
tact wordt aangezet.
Opgeslagen instellingen Wanneer de sleutel uit de contact‐
schakelaar wordt getrokken, worden
de volgende instellingen automatisch in het geheugen van de sleutel opge‐
slagen:
■ verlichting
■ Infotainmentsysteem (alleen CD 400)
■ centrale vergrendeling
■ comfortinstellingen
De opgeslagen instellingen worden
automatisch toegepast wanneer de
sleutel met het geheugen de vol‐
gende keer in het contactslot wordt
gestoken en naar stand 1 3 140
wordt gedraaid.Een voorwaarde is dat Pers. inst. voor
bestuurder geactiveerd is in de per‐
soonlijke instellingen van de Graphic-Info-Display. Dit moet wor‐
den ingesteld voor elke sleutel die ge‐
bruikt wordt. Bij auto's die zijn uitge‐
rust met een Colour-Info-Display, is
de personalisatie permanent inge‐
schakeld.
Persoonlijke instellingen 3 115.
Centrale vergrendeling Ontgrendelen en vergrendelen van
portieren, bagageklep en tankklep.
Door aan de binnenste portierhand‐
greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of
gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch ont‐
grendeld.
Page 25 of 251

Sleutels, portieren en ruiten23
Ontgrendelen
c indrukken.
U kunt uit twee instellingen kiezen: ■ Alle portieren, de bagageruimte en de tankklep worden met één druk
op c ontgrendeld.
■ Alleen het bestuurdersportier, de bagageruimte en de tankklep wor‐
den met één druk op c ontgrendeld.
Om alle portieren te ontgrendelen,
drukt u tweemaal op c.
U kunt de instelling wijzigen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 115.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte sleutel.
Opgeslagen instellingen 3 22.
Vergrendelen Portieren, bagageruimte en tankklep
sluiten.
e indrukken.
Bij een niet goed gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐ deling niet.
Ontgrendelen en openen van de
achterklep
Druk op c bij uitgeschakeld contact
om alle portieren te ontgrendelen. De
achterklep wordt vrijgegeven en
wordt ontgrendeld en geopend door een druk op de tiptoets onder de lijst
van de achterklep.
Centrale vergrendelingstoets
Alle portieren, de bagageruimte en de
tankklep worden vanuit de passa‐
giersruimte vergrendeld of ontgren‐
deld.
Page 26 of 251

24Sleutels, portieren en ruiten
Druk op de centrale-vergrendelings‐
knop: de portieren worden vergren‐
deld of ontgrendeld. Als de portieren
vergrendeld zijn, gaat de LED in de
knop branden.
Na het vergrendelen met de hand‐
zender brandt de LED in de knop ge‐ durende ongeveer 2 minuten.
Storing in afstandsbediening
Ontgrendelen
Ontgrendel het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in het slot te verdraaien. Schakel de ontsteking
in en druk op de centrale vergrendel‐
toets om alle portieren, de bagage‐
ruimte en de tankklep te ontgrende‐
len.
Door het inschakelen van het contact wordt het vergrendelingsysteem ge‐
deactiveerd 3 28.
Vergrendelen
Bestuurdersportier sluiten, passa‐
giersportier openen, daarna centrale
vergrendelingstoets indrukken. De
auto wordt vergrendeld. Passagiers‐
portier sluiten.
Storing in centrale
vergrendeling
Ontgrendelen
Ontgrendel het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in het slot
te verdraaien. U kunt de overige por‐
tieren openen door tweemaal aan de
binnenste portiergreep te trekken. U
kunt de bagageruimte en de tankklep
niet openen.
Om het diefstalalarmsysteem te
deactiveren, het contact inschakelen
3 28.
Page 27 of 251

Sleutels, portieren en ruiten25
Vergrendelen
Steek de sleutel in de opening boven
het slot aan de binnenkant van het
portier en bedien het slot door erop te drukken totdat het klikt. Portier ver‐
volgens sluiten. Deze procedure bij
elk van de portieren uitvoeren. Het
bestuurdersportier is ook van de bui‐
tenzijde met de sleutel te vergrende‐
len. De tankklep en de achterklep
kunnen niet worden vergrendeld.
Automatisch vergrendelen
Automatisch vergrendelen na
wegrijden De auto wordt automatisch vergren‐
deld wanneer u een snelheid van
4 km/u overschrijdt. Openen van bui‐
tenaf is niet mogelijk. De achterpor‐
tieren kunnen bovendien niet van bin‐ nenuit worden geopend bij een snel‐
heid van meer dan 4 km/u.
Groene LED's duiden aan dat de por‐ tieren van binnenuit kunnen worden
geopend:
Pak de binnenhandgreep van het por‐ tier om de naderingssensor te active‐
ren en trek dan aan de handgreep.
Bij een snelheid van minder dan 4 km/u kunnen de portieren van bui‐tenaf worden geopend nadat:
■ het van binnenuit openen van een portier
■ het indrukken van de centrale-ver‐ grendelingsknopVoorzichtig
De automatische vergrendeling
werkt alleen bij ingeschakeld con‐
tact.
Storing in de automatische vergrendeling
Bij een systeemstoring licht controle‐
lampje ^ in de instrumentengroep op
en klinkt er een waarschuwingszoe‐
mer ter indicatie dat de achterportie‐
ren niet tegen openen zijn beveiligd.
Zorg dat de inzittenden de portier‐
krukken niet aanraken.
Page 28 of 251

26Sleutels, portieren en ruiten
Stop onmiddellijk en activeer het kin‐
derslot in beide achterportieren. Als
het kinderslot al geactiveerd is, eerst
deactiveren en dan weer activeren.
Zodra beide kindersloten worden ge‐
activeerd, gaan de groene LED's uit
en klinkt de waarschuwingszoemer
niet meer. Trek aan de binnenhand‐
grepen om te controleren of de por‐
tieren van binnen vergrendeld zijn.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Automatische hervergrendeling
na ontgrendeling Even nadat u de auto met de af‐
standsbediening hebt ontgrendeld, worden alle portieren, de bagage‐
ruimte en de tankdop automatisch
vergrendeld op voorwaarde dat er
geen portier open staat.Kindersloten9 Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Gebruik een sleutel of een passende
schroevendraaier en draai het kinder‐ slot in het achterportier in de horizon‐tale stand. De groene LED dooft. Het
portier kan niet meer van binnen wor‐
den geopend. Kinderslot verticaal
zetten om het te deactiveren.
Portieren
Achterdeuren9 Waarschuwing
Denk bij het tegelijkertijd in- of uit‐
stappen voor of achter ook aan de
andere inzittenden.
Gebruik uitsluitend de daarvoor
bedoelde handgreep.
De achterportieren hebben een auto‐
matische vergrendelfunctie 3 25.
Page 29 of 251

Sleutels, portieren en ruiten27Bagageruimte
Achterklep Openen
Druk na het ontgrendelen op de tip‐
toets onder de stootlijst van de ach‐
terklep en open de achterklep.
Centrale vergrendeling 3 22.
Sluiten
Gebruik een van de binnenste hand‐
grepen.
Druk tijdens het sluiten niet opnieuw
op de tiptoets onder de sierlijst, om te
voorkomen dat de achterklep weer
wordt ontgrendeld.
Centrale vergrendeling 3 22.
Algemene tips voor de
achterklepbediening9 Gevaar
Niet met een geopende of op een
kier staande achterklep rijden,
bijv. bij het vervoer van omvang‐
rijke bagage, omdat er dan giftige, onzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐ loos raken en zelfs sterven.
Voorzichtig
Voordat u de achterklep opent,
moet u kijken of er boven de auto
niets in de weg zit, zoals een ga‐ ragedeur, om schade van de ach‐
terklep te voorkomen. Controleer
altijd het bewegingsgebied boven en achter de achterklep.
Page 30 of 251

28Sleutels, portieren en ruiten
Let op
Afhankelijk van het gewicht van
eventueel gemonteerde accessoi‐
res blijft de achterklep mogelijk niet
in geopende stand staan.Antidiefstalbeveiliging
Vergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
Alle portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten alle portieren geslo‐
ten zijn.
Als de ontsteking ingeschakeld was,
moet het bestuurdersportier eenmaal
worden geopend en gesloten voordat de auto kan worden beveiligd.
Bij het ontgrendelen van de auto
wordt de mechanische diefstalbevei‐
liging uitgeschakeld. Dit is niet moge‐
lijk met de centrale vergrendelings‐
toets.
Inschakelen
Druk binnen 10 seconden tweemaal
op e van de handzender.
Diefstalalarmsysteem
Het diefstalalarmsysteem vormt één
geheel met de diefstalbeveiliging en
wordt als zodanig bediend.
Het bewaakt: ■ portieren, achterklep, motorkap
■ ontsteking
Bij het ontgrendelen van de auto wor‐
den beide systemen tegelijk uitge‐
schakeld.