OPEL MERIVA 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.5, Model line: MERIVA, Model: OPEL MERIVA 2015.5Pages: 251, PDF Size: 7.87 MB
Page 11 of 251

Kort en bondig9SpiegelverstellingBinnenspiegel
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐ gelbehuizing verstellen.
Binnenspiegel 3 31, automatisch
dimmende binnenspiegel 3 31.
Buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Bolle buitenspiegels 3 30, elektri‐
sche verstelling 3 30, inklapbare
buitenspiegels 3 30, verwarmde
buitenspiegels 3 30.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 50, contactslot‐
standen 3 140.
Page 12 of 251

10Kort en bondigOverzicht instrumentenpaneel
Page 13 of 251

Kort en bondig11
1Elektrisch bediende ruiten ....32
2 Buitenspiegels ......................30
3 Cruise control .....................155
4 Zijdelingse luchtroosters .....137
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht ............................ 124
Omgevingsverlichting ......... 127
Parkeerlichten .....................125
Driver Information Center .... 103
6 Instrumenten ........................ 91
7 Stuurbedieningsknoppen .....84
8 Driver Information Center .... 103
9 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor, ach‐
terruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter ............. 86
10 Middelste luchtroosters ......137
11 Centrale vergrendeling .........22
Alarmknipperlichten ...........124
Controlelamp airbag-
deactivering .......................... 98
12 Info-Display ......................... 10613Sensor voor elektronische
airco ................................... 132
14 Handschoenenkastje ...........63
15 Traction Control-systeem ...153
Elektronische stabiliteits‐
regeling .............................. 154
Ultrasoonparkeerhulp ........156
Eco-knop ............................. 142
Brandstofkeuzeschakelaar ...93
16 Verwarming en ventilatie ....129
17 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................150
Automatische
versnellingsbak ..................147
18 Elektrische handrem ...........151
19 Contactslot met stuurslot ...140
20 Claxon .................................. 85
Bestuurdersairbag ...............54
21 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 17522Opbergvak ............................ 63
Zekeringenkast ..................195
23 Stuurwiel instellen ................84
24 Lichtschakelaar ..................120
Koplampverstelling ............122
Mistlampen ......................... 124
Mistachterlicht ....................125
Instrumentenverlichting ......126
Page 14 of 251

12Kort en bondigRijverlichting
Lichtschakelaar draaien:
7=verlichting uit8=zijmarkeringslichten9=dimlicht
Automatisch dimlicht
AUTO=automatische verlichting: rij‐
verlichting wordt automa‐
tisch in- en uitgeschakeldm=activering of deactivering
van de automatische ver‐
lichting8=zijmarkeringslichten9=dimlicht
Mistlampen
Druk op de lichtschakelaar
>=mistlampenr=mistachterlicht
Verlichting 3 120.
Lichtsignaal, grootlicht en
dimlichtlichtsignaal=hendel naar u toe
trekkengrootlicht=hendel van u af
duwendimlicht=hendel van u af
duwen of naar u
toe trekken
Automatische verlichting 3 121,
grootlicht 3 121, lichtsignaal 3 121.
Page 15 of 251

Kort en bondig13
Richtingaanwijzershendel omhoog=rechter richting‐
aanwijzerhendel omlaag=linker richtingaan‐
wijzer
Richtingaanwijzers 3 124, parkeer‐
lichten 3 125.
Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Alarmknipperlichten 3 124.
Claxon
j indrukken.
Page 16 of 251

14Kort en bondigWis-/wasinstallatieVoorruitwissersHI=snelLO=langzaamINT=intervalschakeling of automa‐
tisch wissen met regensensorOFF=uit
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐ keld is.
Voorruitwisser 3 86, wisserblad
vervangen 3 181.
Voorruitsproeier
Hendel naar u toe trekken.
Wis-/wasinstallatie voor 3 86,
sproeiervloeistof 3 178.
Achterruitwisser
Druk de wipschakelaar in om de ach‐
terruitwisser aan te zetten:
schakelaar
boven=continue werkingschakelaar
onder=onderbroken wer‐
kingmiddenstand=uit
Page 17 of 251

Kort en bondig15
Achterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de ach‐
terruit gespoten en de ruitenwisser
maakt enkele slagen.
Wis-/wasinstallatie achterruit 3 87.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit, verwarmbare buitenspiegels
Ü indrukken om verwarming in te
schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 34.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien
V indrukken.
Stel de temperatuur in op de hoogste stand.
Verwarmbare achterruit Ü aan.
Verwarming en ventilatie 3 129.
Page 18 of 251

16Kort en bondigVersnellingsbakHandgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: breng de auto tot stilstand,
trap het koppelingspedaal in, druk op
de knop op de schakelhendel en
schakel de versnelling in.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de neu‐
trale stand laten opkomen, koppeling
weer intrappen en nogmaals schake‐
len.
Handgeschakelde versnellingsbak
3 150.
Automatische versnellingsbakP=parkeerstandR=achteruitversnellingN=neutrale standD=rijstand
Handmatige modus: duw de keuze‐
hendel vanuit D naar links.
<=hogere versnelling]=lagere versnelling
U kunt de keuzehendel uit P zetten
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en u het rempedaal intrapt. Druk op de ontgrendelknop om P of R in te
schakelen.
Automatische versnellingsbak
3 147.
Page 19 of 251

Kort en bondig17Voordat u wegrijdtVoor het wegrijden controleren ■ Bandenspanning en -staat 3 199,
3 239.
■ Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 175.
■ Ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil, sneeuwof ijs en gebruiksklaar.
■ Juiste positie van spiegels, stoelen en veiligheidsgordels 3 30,
3 38, 3 48.
■ Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige rem‐
men.Motor starten
■ Draai de sleutel naar stand 1.
■ Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
■ Trap de koppeling en rem in.
■ Automatische versnellingsbak in stand P of N.
■ Trap het gaspedaal niet in.
■ Dieselmotoren: draai de sleutel naar stand 2 om voor te gloeien en
wacht totdat de controlelamp !
dooft.
■ Draai de sleutel naar stand 3 en laat
deze los.
Motor starten 3 140.
Page 20 of 251

18Kort en bondig
Stop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en aan bepaalde voorwaarden is vol‐ daan, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
■ Het koppelingspedaal intrappen.
■ Zet de hendel in neutraal.
■ Laat het koppelingspedaal los.
Een Autostop wordt door de naald
aangegeven bij de AUTOSTOP-
stand in de toerenteller.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw intrappen.
Stop/Start-systeem 3 142.
Parkeren9 Waarschuwing
■Parkeer de auto niet op een licht
ontvlambaar oppervlak. Door de
hoge temperatuur van het uit‐
laatsysteem kan het oppervlak
ontbranden.
■ Trek altijd de handrem aan. Trek gedurende ongeveer
één seconde aan schakelaar
m .
De elektrische handrem is aan‐
getrokken wanneer controle‐
lamp m oplicht 3 99.
■ Zet de motor af.
■ Wanneer de auto vlak of op een
oplopende helling staat, dan
vóór het verwijderen van de
contactsleutel de eerste ver‐
snelling inschakelen of de keu‐ zehendel in stand P zetten. Op
een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.
Wanneer de auto op een aflo‐
pende helling staat, dan vóór
het verwijderen van de contact‐
sleutel de achteruitversnelling
inschakelen of de keuzehendel
in stand P zetten. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand toedraaien.
■ Sluit de ruiten.
■ De contactsleutel verwijderen. Stuurwiel verdraaien totdat het
stuurslot merkbaar vergrendelt.
Bij auto's met automatische ver‐ snellingsbak kan de sleutel al‐
leen worden verwijderd met de
keuzehendel in stand P.
■
Vergrendel de auto door e op de
handzender in te drukken.
■ Activeer het alarmsysteem 3 28.
■ Koelventilatoren kunnen ook na het
afzetten van de motor in werking
treden 3 174.