air filter OPEL MERIVA 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016, Model line: MERIVA, Model: OPEL MERIVA 2016Pages: 255, PDF Size: 8.06 MB
Page 84 of 255
82Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................83
Stuurwielverstelling ...................83
Stuurbedieningsknoppen ...........83
Verwarmd stuurwiel ...................83
Claxon ....................................... 84
Wis-/wasinstallatie voorruit ........84
Wis-/wasinstallatie achterruit .....86
Buitentemperatuur .....................86
Klok ........................................... 87
Elektrische aansluitingen ...........88
Aansteker .................................. 89
Asbakken ................................... 89
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................89
Instrumentengroep ....................89
Snelheidsmeter ......................... 89
Kilometerteller ........................... 90
Dagteller .................................... 90
Toerenteller ............................... 90
Brandstofmeter .......................... 90
Brandstofkeuzeschakelaar ........91
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 91
Service-display .......................... 92Controlelampen......................... 92
Richtingaanwijzer ......................95
Gordelverklikker ........................96
Airbag en gordelspanners .........96
Airbag-deactivering ...................96
Laadsysteem ............................. 97
Storingsindicatielamp ................97
Service-indicatie ........................97
Rem- en koppelingssysteem .....97
Pedaal intrappen .......................97
Elektrische handrem ..................98
Elektrische handrem defect .......98
Antiblokkeersysteem (ABS) .......98
Opschakelen ............................. 98
Variabele stuurbekrachtiging .....98
Ultrasoonparkeerhulp ................98
Elektronische stabiliteitsregeling UIT .............99
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction
Control ..................................... 99
Traction Control-systeem UIT ...99
Voorverwarming ........................99
Roetfilter .................................... 99
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 100
Motoroliedruk ........................... 100
Te laag brandstofpeil ...............100
Startbeveiliging ........................101
Motorvermogen verminderd ....101Rijverlichting ............................ 101
Grootlicht ................................. 101
Adaptive Forward Lighting .......101
Mistlamp .................................. 101
Mistachterlicht ......................... 101
Cruise control .......................... 101
Portier open ............................. 101
Automatisch vergrendelen .......101
Informatiedisplays ......................102
Driver Information Center ........102
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display .................. 105
Boordinformatie ......................... 108
Geluidssignalen .......................110
Batterijspanning .......................111
Tripcomputer .............................. 111
Persoonlijke instellingen ............114
OnStar ....................................... 118
Page 97 of 255
Instrumenten en bedieningsorganen95Controlelampen in de
middenconsole
Overzicht
ORichtingaanwijzer 3 95XGordelverklikker 3 96vAirbags en gordelspanners
3 96VAirbag deactiveren 3 96pLaadsysteem 3 97ZStoringsindicatielamp 3 97gLaat auto spoedig nakijken
3 97RRem- en koppelingssysteem
3 97-Pedaal intrappen 3 97mElektrische handrem 3 98jStoring elektrische handrem
3 98uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 98[Opschakelen 3 98cVariabele stuurbekrachtiging
3 98rUltrasoonparkeerhulp 3 98nElektronische stabiliteitsrege‐
ling UIT 3 99bElektronische stabiliteitsrege‐
ling en Traction Control-
systeem 3 99kTraction Control-systeem uit
3 99!Voorverwarmen 3 99%Roetfilter 3 99wBandenspanningscontrolesys‐
teem 3 100IMotoroliedruk 3 100iTe laag brandstofpeil 3 100dStartbeveiliging 3 101#Beperkt motorvermogen
3 1018Buitenverlichting 3 101CGrootlicht 3 101fAdaptief rijlicht (AFL) 3 101>Mistlamp 3 101rMistachterlicht 3 101mCruise control 3 101hPortier open 3 101^Automatisch vergrendelen
3 101
Richtingaanwijzer
O brandt of knippert groen.
Brandt korte tijd De parkeerlichten zijn ingeschakeld.
Knippert
Een richtingaanwijzer of de alarm‐
knipperlichten zijn geactiveerd.
Page 111 of 255
Instrumenten en bedieningsorganen109Nr.Boordinformatie27Richtingaanwijzer rechtsvoor
defect28Richtingaanwijzer rechtsachter
defect29Controleer remlicht aanhanger30Controleer achteruitrijlicht
aanhanger31Controleer linker richtingaan‐
wijzer aanhanger32Controleer rechter richtingaan‐
wijzer aanhanger33Controleer mistachterlicht
aanhanger34Controleer achterlicht
aanhanger35Vervang batterij in handzender48Reinig blindehoekdetectiesys‐
teem53Draai tankdop vast54Water in dieselbrandstoffilter55Roetfilter is vol 3 148Nr.Boordinformatie56Ongelijke bandenspanning op
vooras57Ongelijke bandenspanning op
achteras58Banden zonder TPMS-
sensoren herkend59Open en sluit portierruit
bestuurder60Open en sluit portierruit voor‐
passagier61Open en sluit portierruit links‐
achter62Open en sluit portierruit rechts‐
achter65Poging tot diefstal66Service diefstalalarmsysteem67Service stuurslot68Service stuurbekrachtiging69Service wielophanging70Service niveauregeling71Service achteras74Service AFLNr.Boordinformatie75Service airconditioning76Service blindehoekdetectiesys‐
teem79Vul motorolie bij81Service versnellingsbak82Vervang motorolie binnenkort83Service adaptieve cruise
control84Motorvermogen verminderd89Onderhoud spoedig94Parkeerstand inschakelen
voordat u de auto verlaat95Service airbag128Motorkap open134Storing parkeerhulp, reinig
bumper136Service parkeerhulp174Accu bijna leeg258Parkeerhulp uit
Page 112 of 255
110Instrumenten en bedieningsorganenBoordinformatie op het
Uplevel-display of
Uplevel-Combi-display
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Het display toont teksten over de vol‐
gende onderwerpen:
● vloeistofpeilen
● diefstalalarmsysteem
● remmen
● rijsystemen
● rijregelsystemen
● cruise control
● detectiesystemen
● verlichting, gloeilamp vervangen
● wis-/wasinstallatie
● portieren, ruiten
● handzender
● veiligheidsgordels
● airbagsystemen
● motor en versnellingsbak
● bandenspanning
● roetfilter
Boordinformatie op het
Colour-Info-Display
Sommige belangrijke berichten ver‐
schijnen tevens op het
Colour-Info-Display. Druk op de mul‐
tifunctionele knop om een bericht te
bevestigen. Sommige meldingen ver‐
schijnen slechts gedurende enkele
seconden als pop-up.
Geluidssignalen Er klinkt maar één geluidssignaal te‐
gelijk.Het geluidssignaal voor niet gedra‐ gen veiligheidsgordels geniet de pri‐
oriteit boven alle andere geluidssig‐
nalen.
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
● Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Wanneer bij het wegrijden een van de portieren of de achterklepniet goed gesloten is.
● Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheid
overschrijdt.
● Wanneer u een geprogram‐ meerde snelheid overschrijdt.
● Er verschijnt een waarschu‐ wingsbericht of -code op het Dri‐ver Information Center.
● Wanneer de parkeerhulp een ob‐
stakel herkent.
● Na het inschakelen van de ach‐ teruitversnelling en het uittrekken
van de achterdrager.
Page 134 of 255
132KlimaatregelingKlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............132
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................132
Airconditioning ......................... 133
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 135
Hulpverwarming ......................139
Luchtroosters ............................. 140
Verstelbare luchtroosters ........140
Vaste luchtroosters ..................140
Onderhoud ................................. 140
Luchtinlaat ............................... 140
Pollenfilter ................................ 141
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 141
Service .................................... 141Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtverdeling
● luchtdebiet
● ontwasemen en ontdooien
Verwarmbare achterruit Ü 3 33.
Temperatuur
Rood:warmBlauw:koudDe verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdelings:naar de voorruit en de voorste
zijruiten.M:naar hoofdhoogte via de verstel‐
bare luchtroosters.K:naar de voetenruimte.
Alle combinaties zijn mogelijk.
Luchtdebiet
Luchtdebiet instellen door de ventila‐
torknop in de gewenste stand te zet‐
ten.
Ontwasemen en ontdooien ● V indrukken: aanjager schakelt
automatisch over op hogere snel‐
heid, de luchtstroom wordt op de
voorruit gericht.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
Page 143 of 255
Klimaatregeling141Pollenfilter
Filtering lucht
passagierscompartiment
Als de auto is uitgevoerd met een ver‐
warmings- en ventilatiesysteem of
met een airconditioningssysteem,
wordt de lucht in de cabine door mid‐ del van een deeltjesfilter gezuiverd
van vaste deeltjes als pollen, stof,
schimmel en bacteriën.
Als de auto is uitgevoerd met een
elektronisch klimaatregelsysteem,
wordt de lucht in de cabine door mid‐
del van een actieve-koolstoffilter ge‐
zuiverd van vaste deeltjes als pollen,
stof, schimmel en bacteriën. Een ex‐
tra laag actieve koolstof neemt on‐
aangename geurtjes weg.Airconditioning regelmatig
aanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling een‐
maal per maand, ongeacht de weers‐
gesteldheid of het seizoen, enkele mi‐
nuten worden ingeschakeld. Bij te
lage buitentemperaturen kan de koe‐
ling niet worden ingeschakeld.
ServiceOm de koeling optimaal te laten wer‐
ken, is het raadzaam het klimaatre‐
gelsysteem jaarlijks te laten controle‐
ren, te beginnen 3 jaar na aflevering
van de nieuwe auto, te weten:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen ● afvoer van condensor en ver‐ damper reinigen
● prestatietest
Page 144 of 255
142Rijden en bedieningRijden en bedieningRijtips......................................... 142
Controle over de auto ..............142
Sturen ...................................... 143
Starten en bediening .................143
Nieuwe auto inrijden ................143
Contactslotstanden ..................143
Vertraagde uitschakeling stroom .................................... 143
Motor starten ........................... 144
Uitrol-brandstofafsluiter ...........145
Stop/Start-systeem ..................145
Parkeren .................................. 147
Uitlaatgassen ............................. 148
Roetfilter .................................. 148
Katalysator .............................. 149
Automatische versnellingsbak ...150
Versnellingsbakdisplay ............150
Keuzehendel ........................... 150
Handmatige modus .................151
Elektronische rijprogramma’s ..152
Storing ..................................... 152
Stroomonderbreking ................152
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 153Remmen.................................... 154
Antiblokkeersysteem ...............154
Handrem .................................. 155
Remassistentie ........................156
Hellingrem ............................... 156
Rijregelsystemen .......................156
Traction Control .......................156
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 157
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 158
Cruise control .......................... 158
Parkeerhulp ............................. 159
Achteruitkijkcamera .................162
Brandstof ................................... 164
Brandstof voor benzinemotoren .....................164
Brandstof voor dieselmotoren . 164
Brandstof voor rijden op LPG ..164
Tanken .................................... 167
Brandstofverbruik - CO 2-
uitstoot ................................... 170
Trekhaak .................................... 171
Algemene informatie ...............171
Rijgedrag en aanhangertips ....171
Aanhanger trekken ..................172Rijtips
Controle over de auto Nooit laten vrijlopen wanneer de
motor niet draait (uitgezonderd
tijdens Autostop)
In deze toestand werken veel syste‐
men niet (bijv. rembekrachtiging,
stuurbekrachtiging). Wanneer u op
deze manier rijdt, vormt u een gevaar
voor uzelf en anderen. Tijdens een
Autostop blijven alle systemen wer‐
ken, maar de stuurbekrachtiging
werkt beperkt en de rijsnelheid wordt
verlaagd.
Stop/Start-systeem 3 145.
Stationair aanjagen
Als het nodig is om de accu op te la‐
den wegens een probleem met de
accu, moet het vermogen van de dy‐
namo worden vergroot. Dit kan door
stationair aanjagen, wat mogelijk
hoorbaar is.
Bij auto’s met een Uplevel- of Uple‐
vel-Combi-display verschijnt een be‐
richt op het Driver Information Centre.
Page 148 of 255
146Rijden en bediening
Een Autostop wordt door de naald
aangegeven bij de AUTOSTOP-
stand in de toerenteller.
Tijdens een Autostop blijven de ver‐
warmings- en remfunctie behouden.
Voorzichtig
Tijdens een Autostop werkt de
stuurbekrachtiging verminderd.
Voorwaarden voor een Autostop
Het stop-startsysteem controleert of
aan elk van de volgende voorwaar‐
den is voldaan:
● Het stop-startsysteem is niet ma‐
nueel uitgeschakeld.
● De motorkap is volledig gesloten.
● Het bestuurdersportier is geslo‐ ten of de veiligheidsgordel van de
bestuurder is vastgemaakt.
● De accu is voldoende opgeladen
en in goede staat.
● De motor is warmgelopen.
● De koelvloeistoftemperatuur is niet te hoog.
● De temperatuur van de uitlaat‐ gassen is niet te hoog, bijv. na het
rijden met hoge motorbelasting.
● De omgevingstemperatuur is ho‐
ger dan -5 °C.
● De ontdooiselectie verhindert geen Autostop.
● Het klimaatregelsystemen staat een Autostop toe.
● Het remvacuüm is voldoende.● De zelfreinigende functie van het
roetfilter is niet actief.
● Sinds de laatste Autostop reed de auto minstens stapvoets.
Anders is een Autostop niet mogelijk. Een Autostop wordt mogelijk minder
beschikbaar, wanneer de omgevings‐ temperatuur het vriespunt nadert.
Bepaalde instellingen van het airco‐
systeem kunnen een Autostop ver‐
hinderen. Zie het hoofdstuk
Klimaatregeling voor nadere informa‐
tie 3 135.
Onmiddellijk na het rijden op de snel‐ weg kan mogelijk geen Autostop ge‐
beuren.
Nieuwe auto inrijden 3 143.
Ontlaadbeveiliging accu
Om het betrouwbaar opnieuw starten van de motor te garanderen, zijn er
verschillende ontlaadbeveiligingen
van de accu ingevoerd als onderdeel
van het stop-startsysteem.
Page 150 of 255
148Rijden en bedieningDe elektrische handrem is aan‐
getrokken wanneer controle‐
lamp m oplicht 3 97.
● Zet de motor af.
● Wanneer de auto vlak of op een
oplopende helling staat, dan
vóór het verwijderen van de
contactsleutel de eerste ver‐ snelling inschakelen of de keu‐
zehendel in stand P zetten. Op
een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.
Wanneer de auto op een aflo‐
pende helling staat, dan vóór
het verwijderen van de contact‐ sleutel de achteruitversnellinginschakelen of de keuzehendel
in stand P zetten. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Stuurwiel ver‐
draaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.Bij auto's met automatische
versnellingsbak kan de sleutel
alleen worden verwijderd met de keuzehendel in stand P.
Vergrendel de auto en activeer het
alarmsysteem.
Let op
Bij een ongeval waarbij airbags wor‐
den geactiveerd, wordt de motor au‐ tomatisch uitgeschakeld als het
voertuig binnen een bepaalde tijd tot
stilstand komt.
Uitlaatgassen9 Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij in‐
ademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de pas‐
sagiersruimte dringen, de ruiten openen. Oorzaak van de storing
door een werkplaats laten verhel‐
pen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte bin‐
nen kunnen dringen.
Roetfilter
Het roetfilter verwijdert schadelijke
roetdeeltjes uit de uitlaatgassen. Het
systeem heeft een zelfreinigende
functie die tijdens het rijden automa‐
tisch wordt geactiveerd, zonder dat
hier een melding over verschijnt. Het
filter wordt geregenereerd door ach‐
tergebleven roetdeeltjes periodiek bij
een hoge temperatuur te verbranden.
Page 199 of 255
Verzorging van de auto197Nr.Stroomkring1Startmotor2–3Brandstoffilter/koelen4Claxon5Contact 306Motorregelmodule/transmissie‐
regelmodule7Mistlamp8Motorkoeling9Motorkoeling10Vacuümpomp11Contact/voorverwarming12Koplampverstelling13Airconditioning/contact 1514Transmissieregelmodule15Grootlicht rechts16Grootlicht links17Motorregelmodule18Motorregelmodule/contact 1519AirbagNr.Stroomkring20Motorregelmodule21Motorregelmodule/contact 87Nr.Stroomkring22Elektrische handrem23Bandenreparatieset24Brandstofpomp25ABS26Verwarmbare achterruit27ABS28Aanjager29Aansteker30Airconditioning31Elektrische voorruit, links32Elektrische voorruit, rechts33Spiegelverwarming34ABS35Airbag