OPEL MOKKA 2014.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014.5, Model line: MOKKA, Model: OPEL MOKKA 2014.5Pages: 227, PDF Size: 6.06 MB
Page 101 of 227

Instrumenten en bedieningsorganen99BatterijspanningWanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt of waarschuwings code 174 op
het Driver Information Center.
1. Schakel onmiddellijk alle elektri‐ sche verbruikers uit die niet nodig
zijn voor een veilige rit, bijv. de
stoelverwarming, achterruitver‐
warming of andere hoofdverbrui‐
kers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of met een oplaadapparaat.
Het waarschuwingsbericht of de
waarschuwingscode verdwijnt nadat
de motor twee keer achter elkaar is
gestart zonder spanningsval.
Als de accu niet kan worden opgela‐
den, moet u de oorzaak van de sto‐
ring in een werkplaats laten verhel‐
pen.Tripcomputer
U selecteert de menu's en functiesmet de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel 3 92.
In het Midlevel-display drukt u op de
knop MENU om Informatiemenu
dagteller/brandst. te selecteren en bij
het Uplevel-Combi-display selecteert
u W .
Informatiemenu dagteller/brandst. op
Uplevel-Combi-display
Draai aan het stelwiel om de subme‐
nu's te kiezen:
Page 102 of 227

100Instrumenten en bedieningsorganen
■ Digitale snelheid
■ Actieradius
■ Momentaan verbruik
■ Dagteller 1
■ Gemiddeld verbruik 1
■ Gemiddelde snelheid 1
■ Dagteller 2
■ Gemiddeld verbruik 2
■ Gemiddelde snelheid 2
■ Routebegeleiding
Dagteller 1 en 2
De informatie van twee tripcomputers kan afzonderlijk worden teruggezet
voor de kilometerteller, het gemid‐ delde verbruik en de gemiddelde
snelheid. Zo kunnen er verschillende
tripgegevens voor verschillende be‐
stuurders worden weergegeven.
Voor het resetten drukt u de knop
SET/CLR in elke stand enkele secon‐
den in.Dagteller
De dagteller geeft de afgelegde af‐
stand vanaf een bepaalde reset weer.
De dagteller werkt tot een afstand van 2000 km en start dan weer op 0.
Voor het resetten drukt u de
toets SET/CLR enkele seconden in.
Actieradius brandstof
De actieradius wordt op basis van de
aanwezige tankinhoud en het mo‐
mentane verbruik berekend. Op het
display verschijnen gemiddelde
waarden.
Page 103 of 227

Instrumenten en bedieningsorganen101
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Als het brandstofpeil in de tank laag
is, verschijnt er een melding op auto's met Uplevel-Combi-display.
Als de tank onmiddellijk bijgevuld
moet worden, verschijnt een waar‐
schuwingscode of waarschuwingsbe‐ richt bij auto's met Midlevel- en Uple‐
vel-Combi-display.
Bovendien gaat de controlelamp i
in de brandstofmeter branden of knip‐
peren 3 90.
Actieradius brandstof LPG-versie Bij auto's op LPG en Uplevel-Combi- display: weergave van de actieradius brandstof bij benadering met de res‐
terende brandstof in elke betreffende
brandstoftank met benzine en LPG,
samen met de totale actieradius van
beide brandstofsoorten samen.
Schakel tussen de modi door op de
toets SET/CLR te drukken.Gemiddeld verbruik
Weergave van het gemiddelde ver‐
bruik. De meting kan altijd opnieuw
worden ingesteld en start met een
standaardwaarde.
Voor het resetten drukt u de
toets SET/CLR enkele seconden in.
Bij auto's op LPG en Uplevel-Combi- display: het gemiddelde verbruik
wordt aangegeven voor de momen‐
teel geselecteerde modus (LPG of
benzine).
Momentaan verbruik
Weergave van het actuele verbruik.
Bij auto's op LPG en Uplevel-Combi-
display: het momentane verbruik
wordt aangegeven voor de momen‐
teel geselecteerde modus (LPG of
benzine).
Gemiddelde snelheid Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Voor het resetten drukt u de
toets SET/CLR enkele seconden in.Digitale snelheid
Digitale weergave van de huidige snelheid.
Routebegeleiding
Naast de navigatie-informatie op het
Colour-Info-Display wordt routebege‐
leiding op het Driver Information Cen‐ ter weergegeven.
Page 104 of 227

102Instrumenten en bedieningsorganenPersoonlijke
instellingen
U kunt de instellingen van de auto op
uw wensen afstemmen door de in‐
stellingen in het Infotainmentsysteem te veranderen.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau,
zijn sommige van de hieronder be‐
schreven functies wellicht niet aan‐
wezig.
Instellingen in het
Graphic-Info-Display
CD 400
Druk op CONFIG om het instellingen‐
menu weer te geven.
Druk op CONFIG terwijl het contact
aan is en het Infotainmentsysteem
geactiveerd is.
De instelmenu's worden weergege‐
ven.
Om een ander instelmenu te kiezen,
draait u aan de knop MENU.
Om een instelmenu te selecteren,
drukt u op MENU.
Om af te sluiten of terug te gaan naar een vorig menu, drukt u op BACK.
U kunt uit de volgende instellingen
kiezen:
■ Talen (Languages)
■ Tijd en datum
■ Radio-instellingen
■ Instellingen Bluetooth
■ Auto-instellingen (Vehicle Setting)
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Talen (Languages)
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie klok 3 79.
Radio-instellingen
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Instellingen Bluetooth
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Page 105 of 227

Instrumenten en bedieningsorganen103
Auto-instellingen (Vehicle Setting)■ Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid : Veran‐
dert de aanjagerregeling. De gewij‐ zigde instelling wordt actief nadathet contact uit en opnieuw aan
wordt gezet.
Klimaatregelingsmodus : Activeert
of deactiveert de koeling.
Automatische ontwaseming : On‐
dersteunt het ontvochtigen van de
voorruit door het automatisch se‐
lecteren van de vereiste instellin‐
gen en de automatische aircomo‐
dus.
Autom. Achterruitverwarming : Au‐
tomatische activering van achter‐
ruitverwarming.
■ Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal : Verandert
het volume van geluidssignalen.
Pers. inst. voor bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert de persoonlijke instellingen.
Wis auto. achter in achteruit : Acti‐
veert of deactiveert automatischeinschakeling achterruitwisser bij in‐
schakelen achteruitversnelling.
■ Buitenverlichting
Buitenverlichting bij ontgr. :
Activeert of deactiveert de instap‐
verlichting.
Duur tijdens uitstappen :
Activeert of deactiveert de uitstap‐
verlichting en wijzigt de duur ervan.
■ Portiervergrendeling
Automatische portiervergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portierontgrendelfunctie na‐
dat het contact werd uitgezet. Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelfunctie na‐
dat u begint te rijden.
Geen vergr. bij portier open : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelfunctie wan‐
neer een portier openstaat.
Vertr. Portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de vertraagde
portiervergrendelfunctie.
■ Vergr., ontgr., start op afstand
Feedb ontgr. op afstand :Activeert of deactiveert het alarm‐
knipperlichtsignaal bij het ontgren‐
delen.
Portierontgr. op afstand : Wijzigt de
configuratie om alleen het bestuur‐
dersportier of de hele auto te ont‐
grendelen.
■ Fabrieksinstellingen herstellen :
Stelt alle functies opnieuw in op de
standaardinstellingen.
Instellingen in het Colour-Info-
Display CD 600/Navi 650/Navi 950
Druk op de CONFIG-knop op het pa‐
neel van het Infotainmentsysteem om
het Configuratie-menu te openen.
Draai aan de multifunctionele knop
om naar boven of naar beneden door
de lijst te scrollen. Druk op de multi‐ functionele knop (Navi 950 /
Navi 650: druk op de buitenste ring)
om een menu-onderdeel te selecte‐ ren.
Page 106 of 227

104Instrumenten en bedieningsorganen
■Talen (Languages)
■ Tijd en datum
■ Radio-instellingen
■ Telefooninstelling
■ Navigatie-instellingen
■ Displayinstellingen
■ Voertuig instellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Talen (Languages)
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Radio-instellingen
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Telefooninstelling
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Navigatie-instellingen
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Displayinstellingen ■ Menu startpagina :
Zie de infotainment-handleiding
voor nadere informatie.
■ Optie camera achter :
Druk hierop om de opties van de
achteruitrijcamera aan te passen
3 146.■ Display Uit :
Zie de infotainment-handleiding
voor nadere informatie.
■ Kaartinstellingen :
Zie de infotainment-handleiding
voor nadere informatie.
Voertuig instellingen ■ Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid : Veran‐
dert de aanjagerregeling. De gewij‐ zigde instelling wordt actief nadat
het contact uit en opnieuw aan
wordt gezet.
Klimaatregelingsmodus : Activeert
of deactiveert de koeling wanneer
het contact wordt ingeschakeld of
hanteert de laatst gekozen instel‐
ling.
Automatische ontwaseming : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche ontwaseming.
Autom. achterruitverwarming : Voor
automatisch inschakelen van de achterruitverwarming.
Page 107 of 227

Instrumenten en bedieningsorganen105
■Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal : Verandert
het volume van geluidssignalen.
Pers. inst. voor bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert de persoonlijke instellingen.
Wis auto. achter in achteruit : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐ sche inschakeling achterruitwisser
bij inschakelen achteruitversnel‐
ling.
■ Aanrijdings-detectiesystemen
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonsensoren.
■ Buitenverlichting
Buitenverlichting bij ontgr. : Acti‐
veert of deactiveert de instapver‐
lichting.
Duur tijdens uitstappen : Activeert of
deactiveert de uitstapverlichting en
wijzigt de duur ervan.
■ Portiervergrendeling
Geen vergr. bij portier open : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelfunctie wan‐
neer een portier openstaat.Automatische portiervergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portierontgrendelfunctie na‐
dat het contact werd uitgezet. Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelingsfunctie
nadat de auto is weggereden.
Vertr. portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de vertraagde
portiervergrendelfunctie.
■ Vergr., ontgr., start op afstand
Feedb. vergr. op afstand : Activeert
of deactiveert het alarmknipper‐ lichtsignaal bij het vergrendelen.
Feedback ontgrendeling op
afstand : Activeert of deactiveert het
alarmknipperlichtsignaal bij het ont‐ grendelen.
Portier ontgrendelen op afstand :
Wijzigt de configuratie om alleen het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Automatische deurrvergrendeling :
Activeert of deactiveert de automa‐ tische hervergrendeling na het ont‐grendelen zonder de auto te ope‐
nen.
■ Fabrieksinstellingen herstellen :
Hervat alle standaardinstellingen.
Page 108 of 227

106VerlichtingVerlichtingRijverlichting.............................. 106
Binnenverlichting .......................112
Verlichtingsfuncties ....................114Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
AUTO=automatische verlichting:
de rijverlichting wordt au‐
tomatisch in- en uitgescha‐ keld, afhankelijk van het
omgevingslicht.m=activering of deactivering
van de automatische ver‐
lichting. Schakelaar keert
terug naar AUTO8=zijmarkeringslichten9=dimlichtAuto’s zonder automatische verlich‐
ting:7=uit
Achterlichten
De achterlichten branden samen met het dimlicht en de zijmarkeringslich‐
ten.
Automatische verlichting
Page 109 of 227

Verlichting107
Bij het inschakelen van de automati‐
sche verlichting terwijl de motor
draait, schakelt het systeem automa‐
tisch tussen het dagrijlicht en het dim‐ licht, afhankelijk van het
omgevingslicht.
Dagrijlicht 3 108.
Automatische
koplampinschakeling
Bij weinig licht wordt het dimlicht in‐
geschakeld.
Tunneldetectie Bij het ingaan van een tunnel wordt
het dimlicht ingeschakeld.
Adaptief rijlicht (AFL) 3 109.Grootlicht
Omschakelen van dimlicht naar
grootlicht door de hendel van u af te
duwen.
Om het dimlicht in te schakelen, duwt
u nogmaals tegen de hendel of u trekt eraan.
Lichtsignaal
Lichtsignaal activeren door de hendel naar u toe te trekken.
Koplampverstelling
Handmatig instellen koplampreikwijdte
U kunt de lichtbundelhoogte aanpas‐
sen aan de belading om verblinding
te voorkomen: draai het kartelwiel‐
tje ? in de gewenste stand.
0=zitplaatsen voorin bezet1=alle zitplaatsen bezet2=alle zitplaatsen bezet en ba‐
gage in de bagageruimte3=bestuurdersstoel bezet en ba‐
gage in de bagageruimte
Page 110 of 227

108VerlichtingKoplampinstelling in het
buitenland Het asymmetrische dimlicht biedt
meer zicht op de rand van de weg aan de passagierskant.
Stel bij het rijden in landen met links‐
rijdend verkeer de koplampen bij om
tegenliggers niet te verblinden.
Auto’s met halogeenkoplampen
De stelschroeven zitten boven de
koplamp.
Draai de stelbouten met een schroe‐
vendraaier een halve slag rechtsom.
Draai de stelbouten een halve slag
linksom om te deactiveren.Voorzichtig
Laat de koplamphoogte na het
deactiveren controleren.
Wij bevelen aan een monteur te
raadplegen.
Auto’s met adaptief rijlicht
1. Sleutel in contactschakelaar.
2. Trek de richtingaanwijzerhendel naar u toe en houd deze vast
(lichtsignaal).
3. Ontsteking inschakelen.
4. Na ongeveer 3 seconden klinkt er
een signaal.
De koplampen worden automatisch
gericht.
Telkens wanneer u de ontsteking in‐
schakelt, knippert f ter herinnering
ca. 4 seconden lang.
Voor de deactivering volgt u dezelfde
procedure als hierboven. f knippert
niet wanneer de functie is gedeacti‐
veerd.
Controlelamp f 3 91.
Dagrijlicht Het dagrijlicht maakt de auto overdag
beter zichtbaar.
Deze gaat bij het inschakelen van het
contact automatisch branden.